wyn bewaare, mede geene nagels, op die deelen hadde, van gely-
ken niet die my door den Heere Vosmaer ter leen gezonden wierdt:
ook waren zy op de groote teenen niet van den levehdigen Orang*.
Dan, een zeer klein nageltje was ’er op den grooten teen van
den rechter poot by den Orang van den Heere van Hoey, en twee
kootjes; terwyl in de groote teenen van alle de andere flegts één
was, zoo als in de III Plaat, Fig, VI. G. H, gezien kan worden.
Dit verfchil fchynt veel eer eene fpeeling van de natuur geweest
te zyn; want de groote teen van den flinker voet was gelyk by de
voorige Orangs zonder nagel, en met één kootje, Wy mogen der»
halven befluiten, dat het iets eigenaartigs is in dit geflacht. Want,
offchoon de Gibbon zoo van Landaard, als gedaante, vry wel met
den Orang overeenkomt, zoo heeft die zeer groote en duidelyke
nagels op de groote teenen, gelyk zoo wel by den grooten als kleinen
Gibbon van den Heere de Buffon (a) gezien kan worden; en
allerduidelykst in het geraamte, \ welke de Heer van der Steeg de
goedheid gehad heeft my onlangs van Batavia te zenden, waarvan
wy in het vervolg meerder zullen moeten melden.
Op de groote teenen van de zoogenaamde Orangs van Tulpius
en Tyjbn, en op de Jocko van de Buffon, zyn ze groot en duide-
lyk getekend. De Afiatifche Orang verfchilt derhalven van alle
deeze Orangs, ook verfchilthy van kleur zeer merkelyk: want al-
le de Afiatifche waren roodhairig, die van Tyfon was fwart, en de
overige van andere kleuren; dog alle waren zy van Africa, van
Angola, o f Guinea, en dus zeer verre van de Molukfcbe eilanden
afkomftig.
§• 5* De Orang verfchilt ook zeer van den ALgyptifchen Aap,
den Pitbecus van Arijloteles en Galenus: want de Orang heeft geene
zakken aan de kieuwen, geene tbefauri, zoo als Plinius dezelve
noemt by deSphinken en Satyrs, dat is by de Staart-aapen. Waar
uit
CO Vol. XIV. PI. II, en Pi, III.
uk men alleen kan zien, dat de naam van Satyrus door Linnaeus
aan den Orang gegeeven, geheel niet past, omdat hy volflrekt
geene kieuwzakken noch flaart heeft.
De Orang verfchilt niet alleen door zyne eigenaartige kleur en
lanee teenen van den Pigmy van.Tyfon en Orang. van Tulpius, maar.
door zyne geheele uitwendige gedaante, zyne armen zyn langer,
zyne handen, en zyne voeten. De duimen van de hand in tegendeel
zyn. veel kleiner, en de groote teenen nog kleiner naar evenredigheid.
De Africaanfche waren fterk befpierd, alle de Orangs, die ik
gezien hebbe, zelfs de levendige, waren rank, en hadden het
hoofd zeer diep gedooken tusfchen de fchouders, als o f zy gebog-
geld waren. Gelyk gezien kan worden in de ÏV. Plaat Fig. r. welke
fchets door my kort voor zyn dood naar het leven gemaaid is.
Hetzelfde is ook zigtbaar in de eerfte Plaat, fchoon minder, om
dat ik den kop een weinig agterover gelegd hadde.
' Men moet zig^ vooral niet vergisfen, door de,afbeeldingen van
den Graave de Buffbn en van den Profr. Allamand met de myne
te vergelyken; die.immers zyn niet naar het leven , dat is, niet
naar het voorwerp zelve, maar naar opgezette vellen gemaakt,
hier en daar door de konftige hand des Schilders wat geholpen, om
z e , zoo naa mogelyk, tot kleine menfchen te maaken. Niets trof
my meerder dan de Jocko, zoo cierlyk afgebeeld in het werk van
de Buffon, als ik dien den i8 July 1777. te Pgrys in ’sKonings Kabinet
zag: het is daar een klein, onzienelyk opzetzel. De Heer
jiUatnand betuigde my in een brief van den 24. Aug. 1771 zigwel
Voorgefleld te hebben, dat die geflalte niet aan de natuur vol-
deedt, dog, dat zy de eenigfïe was die de Opzetter ’er aan hadt
konnen geeven. En welke de Schilder heeft moeten volgen.
De Jocko is, volgens het getuigen van den Heere Daubenton^a'),
niet
CO ib. p. 72. E