fchepen over Malaca en Siam naar Bengalen, by de Ganges gelegen
, of langs de Oost - Indifche zee naar Ceilon o f Taprobane
opgeltapeld, wederom van daar langs de Roode zee , door Abys-
finie, gedeeltelyk door Karavaanen met Kameelen, gedeeltelyk te
water langs den N y l , naar de groote koopftad Alexandrie, of langs
andere wegen over Sues gebragt konde worden. Het behoort tot
ons bellek in geenen deele hier over uitteweiden en dit Huk breedvoerig
te betoogen, veel liever wyzen wy den Leezer naar de uitmuntende
Prysverhandeling over den Koophandel en Scheepvaart
der Ptolomaëen van den fchranderen Oudheidkenner Scbmidt (V)
gefchreeven , en door de K. Akademie van Oudheidkunde en
fraaie Wetenfchappen te Parys in den jaare 1762 gekroond.
Wy beoogen ’er niets anders mede, dan uit deezen wyduitge-
breidden Handel naar het Zuidoosten van Afie, waarfchynelyk te
maaken, dat de Oude Grieken en Romeinen wel uit Afriea al-
lergemaklykst, maar ook uit de zuidelyke Eilanden van Afie, hoe
zeer hun anders onbekend, vreemde gedierten verkrygen konden ,
welker naamen zy , o f niet wisten , o f overnamen, geevende
fjeots een Griekfchen zwier en klank aan die uitheemfche woorden,
om ze gemakkelyker te gebruiken. Salntafius Ichynt in zyne aantekeningen
op Solinus te recht aangemerkt te hebben, dat de Grie-
kcnfommige Aapen ofxsitov$9 cafos, o f ccjjos noemden, niet,
omdat zy zo veelkleurig waren als een tuin, en naar fommiger
meening daarom (£) den naam gegeeven hadden vanww, een tuin,
maar naar het zEthiopisch woord ceb, o f cep enz.
Dikwyls evenwel fchynen zy de benaamingen naar de voornaam-
fte eigenfchappen gefchikt en gegeeven te hebben, gelyk die van
Cercopithecus, aan den Staart - aap, Gynocephalus aan den Hondskop,
ÜX05 aan die naar 'een Varken geleek enz.
De
fa ) Fred.Sam.i2e Schmidt, opuscula, quibus res Antiqnae iEgyptiacae expla-
nanrur, Carolsruhae 1765. 80. Disfert. IV. p. 123.
(b) iElianus, de Nat. Animal. Tom. 2. Lib. XVII. Cap. 8. p- 924.
De Reizigers naar die vreemde gewesten, meest Kooplieden,
o f Varensgezellen zynde, hebben toen, even als n u , gedaan, en
door eene weelderige verbeelding de onbekende, en vreemde dieren
v.an verre, nauwlyks half, althans niet duidelyk gezien, be-
fchreeven als Dieren met menfchen hoofden, of als menfchen zon-
der hoofden, met de oogen op de borst, en wat nog ongerymder
by Herodotus, by Straho, Plinius, en vooral by Solinus, en meer
anderen gezien kan worden. Van daar hebben wy de Satyrs, de
Pans, de Sphinxen enz. welker oorfprong de fchrandere Tyfon (a)
in het laatst der voorledene Eeuwe reeds zoo uitnccmcnd ontvouwd
heeft, dat het te vergeefsch, en in ons berispelyk zyn zoude,hier
omtrent naar verbetering te willen ftreeven.
§ 2. Twee omftandigheden noodzaaken ons nogthans omkorte-
Jyk die Aapfoorten op te tellen, welke de Ouden befchreeven hebben
; eerstelyk om met een opflag van het oog by het leezen van
uiriftoteles, Galenus, en Plinius het Dier te kunnen vergelyken
met onze benaamingen. En ten anderen om gemaklyker, te ontwarren
de naamen, die de laatere, en hedendaagfche ,Naamrol-
fchryvers, zo verkeerdelyk dikwerf, gegeeven hebben aan gantsch
andere beesten, dan de Ouden bedoelden. Genoeg was he t, indien
wy ’er de uitvoerige Ontleedkundige werken van Galenus beter
door uitleggen konden.
De Ontleding van een groot aantal Aapen, - die ik opzettelyk
om dien grooten Man te verllaan, gedaan hebbe, en de vergely-
king van zyne befchryvingen met onze bekende Aapen, hebben
my eindelyk doen denken, dat hy ook Indiaanfche, en wel den
waaren Orang-Outang vanBorneo mag ontleed hebben, geheel,
o f ten deele, o f , zo deeze gisfmgniet toegeilemd konde worden,
dat hy zekere Aapen, het zy uit Afie, of Afriea gekreegen zal hebben,
(o) a Philological Esfay concerning the Cynocephali, the Satyrs , and Sphinges
of the Ancients. 4'0. 1699.
A 2