134
zyn van y«A.e, een kat; want betekent een Visch;
een Haay, volgens Arijloteles, en niet een viervoetig dier. Holander
welkers overzettinge , en uitgaave ik bezigde, heeft het
p. 494. B — C, met zeer veel oordeel overgebragt door feles
door katten.
Zoo draa ik UI. deeze Kat zal getoond hebben, zult Gyl. allen
dat uitneemend voorbeeld, van Plutarchus roemen. Zie daar zulk
een dier! Dit bekenne ik is eene kleine uit America; doch ’er
zyn ’er veel grooter, even als die ik den 10 Maart 1768. op deeze
zelfde plaats openlyk ontleedde. Zy kwam uit Noord-America,
en hadt uitwendig de grootte en kleur van een kat, ofichoon het
inwendige maakzel zeer aanmerkelyk verfchilde. Allen hebben zy
8e mammen in den z a k , welke voor den buik geplaatst is , uit
dubbel vel beftaande, zoo wel van binnen als van buiten met hair
bezet. Den mond van deezen zak kan z y , zoo fterk toetrekken,
dat men ’er geenen vinger, dan met geweld kan inbrengen. Ik heb
dit in twee, die ik levendig gezien hebbe, ondervonden. Z y baart
als alle anderen dieren, draagt haare kaalejongen in dien zak overal
met zig om, en verfchaft haar de melk tot voedzel. Grooter
geworden zynde kruipen zy ’er u it, zoeken hunne eige fpyze, en
vlugten op het minfle geraas in hun moeders lighaam , dat is in
dien zak, tot dat z y , te groot om, ’er langer in bevat te worden,
en bekwaam om zig zelven te befchermen, hunne moeder geheel
verlaaten.
De Ouden gaven dikwerf naamen uit eene geringe overéen*
komst; de Hippopotamus, dien wy Zee - Koe noemen, was by hun
het Rivier-Paard. De Rhinocëros , een Stier uit Aïtheopien.
De Elephant, een Os van Lucanie, enz. Op die zelfde wyze
noemt Plutarchus dit dier, een Kat, welken wy om zyn gefchub-
den en kaaien Haart den naam jvan Rat, en om den zak, van Bui*
del-Rat gegeeven hebben.
l ie t wordt by de Natuurkundige befchreeven, onder de benaaming
mingvan Oposfum, Sangue, Philander, door Seba, van Marfu-
pialis en Didelphis door Linnaeus. De Grieken en Romeinen
hebben dit zonderling gedierte even zoo gemakkelyk als andere uit
delndiën konnen krygen: zy hebben het een Kat genaamd, althans
Plutarchus, om dat zy den oorfpronglyken naam niet kenden,
en het daar naa meest fcheen te gelyken.
Dit voorbeeld, uit Plutarchus aangehaald, bewyst teffens, dat
de Helling van den Heere de Buffon Tom. X. p. 284. kwalyk ge-
grond is; hy meent immers dat de Philander, uit America naar
Afie overgebragt (a ) , aldaar voorgeteeld zou zyn. Terwyl het
zeer duidelyk uit Plutarchus te zien is, dat de Grieken en Romeinen
zeer veele Eeuwen voor de ontdekking van America dit
dier zoo wel gekend, en belchouwd hebben, van ’er zulk eene
uitmuntende zedeles uit te haaien. Zie daar dan uit de kennis
der Dieren een Plutarchus opgehelderd, en de taal, door de onkunde
der Overfchryvers bedorven, verbeterd, en wederom
herfteld!
§. 2. Wy moeten tot ons voornaamrte oogmerk naderen , en
een vers uit Martialis ophelderen , waar over zeer veele groo-
te Mannen , wegens gebrek aan kennis in de Natuurlyke Historie,
de herfenen vergeefsch gebrooken hebben.
De groote Pompejus, en verfcheidene Romeinfche Keizers als
Augustus, Nero, Dm itiam s, Ant. Plus, Gordianus en Eleoga-
halus gaven, zoo om hunne pracht den losfen teugel te vieren,
als
(a) Jn het verleden jaar heeft de Heer van der Steeg van Batavia, my het geraamte
van den echten Afiatifchen Buidel.Rat gezonden: welke zeer verfchiliend
is van de Americaanfche, bynaain alle debyzondere deelen; uitgenoomen de twee
Buidel - beenderen, aan het fehaambeenhet heilige been en het getal der wervelen.
De Afiatifche heeft flegts 28 tanden, daar de Atnerikaanfche ’er 50 heeft: den
Afiatifchen ontbreeken de haaktanden enz. Ik heb reets een befchyving daar van
aan den Hoog Gel. Heere Pallas, in een brief van den 23. Nov. 1778 medege,
deeld, en voorgenoomen ’er eene volledige befchryving van uit te geeven.