178
laaten hebben, konnen hulde doen, en teffens aantoonen, dat de-
Tweehoornige Rhincceros van den Eénhoornigen zelfs door zyne
geheele uitwendige lighaams - gedaante merkelyk verfchilt.
De Heer Sparrtnann zegt ons eenvoudig, dat de Kaapfehe Rhi-
nocerosfen geheel geene plooien, of fchilden op het ly f hebben,
gelyk de Afiatifche: ook tekent hy het dier glad, zonder eenige
plooi af.
De beroemde Allamand zegt op het gezag van Gordon (V ) , dat
de Africaanfche Rhinoceros genoegzaam geene ploojen hebben zou.
d e , dan die de natuurlyke beweeging aan het dikke vel geeft. Dus
zouden de oude eene plooi drie duim diep by de lïefchen, eene-
agter de fchouders één duim diep, eene agter de ooren, doch niet
zeer diep hebben, vier kleine aan de borst, twee boven de hiel
en ’ t gene eene byzondere oplettenheid vereischt, negen ter zyde-
op de ribben iz duim diep. Rondom de oogen zouden ’er behal-
ven datnogverfcheidene z yn , doch die flegts. als rimpels moesten
aangemerkt worden.
Onderwylen ziet men klaarblykelyk,dat de afbeelding door den
Heere Allamand gegeeven, niet echt zyn kan, even zoó weinig;
als die van Sparrmann: die evenwel de negen ploojen op de ribben,
en de overige, die zyne oplettendheid niet hadden behooren te
ontgaan, geheel niet aanroert, offchoon h y , zoo wel al3 Gordon
zeer veele Rhinoeerosfen aan de Kaap fchynt gezien te hebben.
Het is zeer waarfchynelyk, dat die Heeren hunne tekeningen
naar eenig opgezet vel hebben laaten maaken, en vervolgens doen
opcieren door den Plaatfnyder naar de belchryving ? Het is genoeg
dat de Africaanfche Rhinoceros zulke merkwaardige vel-ploojen,
en fchilden niet heeft als de Afiatifche en als door Parfons, AlbU
nus, Edwards en de Boffen, naar waarheid zyn afgebeeld; en gelyk
als nog te Verfailles gezien konnen worden, Alledeeze afbeel(
a) ib. p- ven ia .
dingen hebben, fchoon de eene wat naukeuriger is dan de andere,
een volmaakte overéénkomst, ook met die, Welke ik in den jaa-
rè 1748. gemaakt hebbe. Die van Albert Durer zelve heeft de
beginzels van de zelfde waarheid : het zyn alleen de harde omtrekken
, en de te duidelyk aangetoonde ribben, die het dier
zoo wangedrochtelyk maaken: de zelfde voornaame ploojen, die
by de aangehaalde tekeningen van Parfons & c. aangeduid zyn,
worden ook in die van Albort Durers Printverbeelding gevonden.
Het opgezette vel van den jongen Rhinoceros in het Natuur-
Kabinet van den Heere Prinfe van Oranje, en dat van de'Aka-
demie te Leiden, bevestigen de Waarneemingen van Sparrmann,
en Gordon: ook ben ik lang verwonderd geweest, hoe door het
opzetten, o f opvullen, die zwaare ploojen zoodanig konden ver.
looren geraakt zyn van geene zigtbaare tekens aan den hals, nek,
en op de billen naa te laaten ? daar dezelve volgens het getuigen
van iU. Grens (a ), zoo duidelyk overgebleeven zyn by het opgezette
vel van den kleinen Afiatilchen Rhinoceros van omtrent
vier voeten lang, welke in het Nat. Kabinet van de Koningl.
Maatfchappye te Londen bewaard worde.
Deeze nieuwe waarneemingen ruimen o n d e r z ien alle de zwaa-
righeden uit den weg omtrent de gedenkpenningen, en andere
overblyfzelen der Oudheid. De Rhinoceros van Brons, welke
te Casfel bewaard wordt, ( b) heeft twee horens, en geene ploo-
jen of fchilden op het lyf. Die in het Mofaik grondftuk te Prae-
neste afgebeeld wordt,heeft van gelyken geene fchilden nog ploojen,
maar wel twee horens, ook zyn die der beide penningen
ten tyde van Domitiaan geflaagen, en door my op de III. Tafel
door de IV. en V. Fig. afgebeeld, geheelzonder fchilden. Het is
derhalven eene van ouds bekende waarheid , dat ’er tweeërleye
Rhinoeerosfen zyn. 1 Een
(11) Mufeum Reg. Societ. p. 29. (A) Zie de 141. bladz. der Redevoering.
Z 2