H2 U I T L E G G I N G
horen van dat kraakbeen: die in dit dier zeer lang is, en met dien
van de andere zyde bynaa den geheelen flrot omvat.
De Vyfde afbeelding
Toont het geheele tongebeen, en de beide kraakbeenderen van
den llrot, doch ontdaan van hunne fpieren, en uitgenoomen.
A , B , C , D. het holle middenftuk van het tongebeen, geleid
in B , met F , D den rechter horen, doch flegts beenig tot in E.
C. en B. twee zeer fcherpe punten, in welken de Stylo - byoidei
ingehegt waren, zoo dat deeze het gebrek der korenachtige beentjes
vervullen
G , H , I , L. het fchildwys kraakbeen met deszelis langen horen
L .
I , K. het ringwys kraakbeen zeer hol te r zyd e , en vereenigd
met den onderhen haak van het fchildwyze in I.
M , P , N. de tong, welkers zydelirigfche rand O , P. met golven
was, veroorzaakt door de tanden: waar tegen zy flerk beklemd
gelegen hadt.
F , E. M , N. de flylo- glosfus. N , N , O. de geioglosfus.
De Sesde Afbeelding
Schildert den rug af van de Rechterhand uit den TEgyptifchen
A a p , of Pithecus 'jj ter halver grootte ; hoofdzaakelyk om een
duidelyk denkbeeld te geeven van de agt algemeene, en de drie
boventallige beentjes dér voorhand,
A , B. F. de Radius. T . O. de Ellepyp.
N . het Naviculare. L, Lunatum T. Triquetrum. R. Ro-
tundum voor een gedeelte zigtbaar ; deeze maaken de eerfte
ry uit.
M . Multangulum majus; doch om de kleinheid van den duim
hier zeer gering, en minder groot, dan m, het anders genaamde
multangulum minus.
C. het
C. het capitatum. U. het uniforme , deeze maaken de tweede
reye uit, en zyn vereenigd met de beenen van de naahand.
a. is het negende been van Galenus, het tweede overtallige
van Daubenton.
| en b. in de vergroote ter zyde geplaatile afbeelding duide-
lyker ,• en geleed met het naviculare N . dat is het tiende van
Eujlacbius, en het derde van Daubenton.
c. Een zeer klein beentje, het eerde van Daubenton.
H. C. I. K. M. de groote aftrekker, of afleider van den duim,
liggende in eene holte van den radius F. D, E. en loopende door
een koker I. A. Het is in den trekker van deeze fpier, in welken
het Negende beentje van Galenus a. in de Dieren gevonden
wordt.
De Zevende Afbeelding
Geeft ter halver grootte de beenderen op van de Rechter voorhand
uit de Orang- Outang, my door den Heere Hope gefchonken.
A. is de trekker van des duims afleider.
S. het negende been van Galenus.
N . L . T . R. de vier beentjes van de eerfle reye, en M. m.
C. V. de vier van de tweede reye; alle deeze als in de VI. A f beelding.
P , Q. het voorhands - been van den duim.
De Agtjle Afbeelding
Is de aftekening op de helft van den voorvoet van den Pithecus
, welkers hand in de VI. A f b, ontvouwd is. Het voornaamfte
doel van deeze was, om een denkbeeld te geeven van de overtallige
beentjes, die in den voorvoet van fommige Aapen gevonden
worden.
A , B, het hielbeen. C , D. de trekker van den langen Peronëus,
P in