zelfden tyd een Mannetjes Orang voor my doen afzenden van Ba;
tavia met een ander Schip, ’t welke ongelukkig tusfchen Java, en
de Kaap met man en muis vergaan is. De -dankbaarheid , welke
ik aan zyn Wel Ed. yver om de Wetenfchappen te bevorderen,
verfchukligd ben, en aan zyne goedheid mywaarts, vereischte,
dat ik zoo wel van den mislukten als wel overgekoomene Orang-
Outang met naadruk gewag maakte.
De grootte van derzelver deelen in beide was, als volgt:
In die van den jaare 1771. In die van 1770.
Het hoofd, fchuins over de Ooren
tot den kin 7 Duim Rhynl. • 6i.
Het lighaam van het hoofd tot de
ftuits - einde . . . 14- 15
Van den onderkin tot het fchaambeen 13 r , 11.
De Deije lang . • • 7 5*
De Schenkel . • - • 7 7-
De lengte van de geheelen voet 7Ï 61
_— van de teenen . a| 21.
_ _ van den grooten teen i 1.
___ — van den hiel tot het einde
van den grooten teen . 3* p f
De arm was lang . * 8i 61.
De voorarm . • • • 9 6.
De hand . 7 5l-
De vingers . . . • 3 2|-
De duim • • • • >; l.
Van het begin der hand ten einde van
den duim - 3 2?-
Het hoofd was breed 3ï
0D4l*
De fchouders * • 6 - 6,
Die van den Heere Hope kwam, was derhalven een weinig groo-
ter dan die my door den Heere Hoffntann gezonden is geworden.
' Het*
20
Het hair van beide was, zoo van kleur, als gefchiktheid volmaakt
gelyk. Jammer is het dat de Heer Allamand de mnaten van den
zynen in het jaar 1771 verkreegen, niet opgegeeven heeft.
De Wel Ed. Heer Vosmaer, opziener over het Vorftelyk Na-
tuur-kabinet van ZyneDoorl. Hoogh. den Prinfe van Orange, hadt
de goedheid my eene ter Ontleding der ingewanden te zenden,
die van kleur, gedaante enz. volmaakt met myne twee overeenkwam,
dog wat kleiner , was. Van deeze heb ik de maaten niet
genoomen, zy is aan zyn Ed. door my fchielyk daarnaa te rug gezonden,
zoo dat de maat, indien noodig, als nog verkreegen zou
konnen worden." •
Een vierden heb ik gezien in den jaare 1772» in de fcboone verzaa-
mehng van den Wel Ed. Geilr. Heere van der Meiden, Capitein
der Burgerye te Amfterdatn, zeer beroemd wegens zyne fraaye
verzaameling van allerleye kostbaare en zeldzaame Natuurlyke voorwerpen
, aan wien ik , wegens zeer veele aan my beweezene beleefdheden,
groote verplichting hebbe, en erkenne. Deeze Orang
was mede vrouwelyk niet grooter dan myne eerfte, eveneens van
kleur en hair-fchikking,
In den Orang , die in den jaare 1776. in ’s Prinfen Natuur-
kabinet in den Haag, en naderhand op het kleine Loo levendig
geweest is , en waar van my op bevel van Zyn Doorl. Hoogheid
dgor den Heere Vosmaer de romp gezonden is, bevond ik de
lengte van den afgefneeden wervel tot het fchaambeens ondereinde
jji Rh. d. en agter tot het ftuitbeens einde i6f duim. De
fchouders gevild^zynde 7i duim. Het dier was derhalven veelgroo-
ter dan de voorige: en volgens de opmerking van den Heere For-
Jlcr, in het geheel 2* voet lang (a) . De kleur van het hair ver*
fchilde zeer weinig van de voorige.
Den 3j Aug. 1777. heb ik een Mannetjes OraDg. ontleed in het
uit-
(aj Voyage de Mr. Cooke &c. Tom. IV. p. 158.
D 3