derzelven met elkanderen zoodanig vast gegroeid, dat ik niet in
ftaat geweest ben te bepaalen, hoe veel ’er waren.
Doch alles met elkanderen uitgenoomen zynde, hadt veel overeenkomst
met de afbeelding door Tyfon ’er (Lig. 6.) vangegeeven.
Het hart wSs klein, en hadt nog de kleine Thymi o f zweezerik-
ken zigtbaar, gelyk die by Tyjon afgebeeld zyn.
In de zelfllandigheid van de longen waren zoo wel, als op der-
zelver oppervlakte, overal, harde, witachtige knobbels, zoo als
wy van de lever, en milt §. 3. befchreeven hebben.
Ook waren de klieren, agter de verdeeling der longp.ypen gelegen
, zeer fterk opgezet, verhard, en fommige van binnen ecter-
achtig.
Over het geheel genoomen fcheenen my de longen celagtiger te
zyn dan de onze.
Onderwylen blykt zoo uit de verharding der longen, en der-
zelver groote outaarding, als uit de gefteldheld der lever, milt,
en klieren van het darmfcheil : dat deeze deelen door verfchil-
lende ziektens zeer veel geleden hebben, en dat de longen, behal-
ven door deeze knobbels, inzonderheid door zwaare ontfteekin-
gen aangedaan geweest zyn: En derhalven, datdeOrang daar door
eerst aan het kwynen, daar naa ziek geworden, en eindelyk ge.
Üorven is.
Vermits ik foortgelyke verharding in de lever van den Pithecus
gevonden hebbe, is het niet onwaarfchynlyk; dat gebrek aan be-
hoorlyke beweeging, aan bekwaam voedzel, en vooral aan hunne
gewoone warme lucht, de voornaamite oorzaak is van den fchiely-
ken dood deezer dieren in onze koude gewesten.
• * *
• *
*
V I E R -
V I E R D E H O O F D -D E E L .
Over de Frouwelyke Teeldeelen in den Orang.
§. 1. Wy hebben reets meer dan eenmaal moeten melden, dat
het dier, op dat het Vel opgezet zou konnen worden, gevild was,
waar uit volgt, dat men zoo wel den aars , als het uitwendig
vrouwelyk deel hadt afgefneeden.
Wy zullen dit gemis vergoeden uit de eerfte Orang, die ik ontleedde.
In deeze was, gelyk Tab. I. gezien kan worden, de Clitoris
zeer zigtbaar, en in vergelyk van onze vrouwen buitengemeen
groot, gelyk in meerder Aapen plaats he eft, fchoon in
geene zoo fterk als in den Coaita, gelyk die door d'Auben-
ton (d) wel befchreeven en afgebeeld is. De Nymphen waren
als aaneengevoegd ; onder geene kronkels.: ook was ’er geen
hymen zigtbaar, offchoon het dier nog zeer jong was.
De waterweg was niet verre onder de vereenigde Nymphen.
§. 2. In den Romp deedt zig, als de buik geopend was, de
blaas geheel ledig o p , fterk ingetrokken , zeer Ipierachtig , onder
het gefronfte buikvlies o f Peritonaeum, En tusfchen dezelve
, en den rechten darm, de Lyfmoeder platachtig, niet on-
gelyk aan die in onze jonge meisjes gevonden wordt.
De beide Eyerftokken , o f Ovaria , ter lengte van * en ter
breedte van | duims, lagen verfchoolen agter de wyde gekronkelde
buizen, of trompetten van Fallopius, die een wyden mond
hadden met een vezelachtig omflag, doch niet zoo fterk gedeeld
ais in onze vrouwen. Door deezen konde men de lucht aller-
gemakkelykst blaazen tot in de Lyfmoeder aan wederzyde. Mis-
fchien heeft Golems dezelve gekend. Quae (Vafa feminaria) juxta-
ipfos testes lat a f anti et eavitatem fenfibilem habent, paulo d testihus
H 3
(e) Tom. XV. PJ. III.