P<5
de klaauwen waren uitgehaald met de nagels. 20. Dat men ’er
eenige gom met pek o f iets my onbekends ingepropt, en daarnaa
’er ingeftooken hadde de zoogenaamde nagels. En ein d elek , dat
men ’er ook fommige, misfchien alle de beentjes van de voorhand
uitgehaald, en die plaats weder opgêvuld hadde met eenig ander
been.
De berugte Draak van Aldrovandus heeft ons al lang overtuigd,
hoe zelfs de Vislchers door konst,van een Rog een vreesfelyk ge*
drogt konnen maaken; en dagelyks doen 'er zig nog foortgelyke
gevallen op.
Dan ik gaa nu over tot een volledig bewys, dat die hand niet
geweest is , nog heeft konnen geweest zyn de hand van een Aap,
o f eenig Aap-foort, en derhalven ook van geen Orang.
§. 5. In de eerfte plaats is het eene beweezene zaak, dat de
handen van alle Aapen zoodanig geëvenredigd z yn , van de vingers
even lang te hebben als de palm van de hand: dat is in Tab. III.
Fig. V . in den Orang C. G. gelyk aan G. K. het verfchil is althans
niet zeer aanmerkelyk. Doch in de hand in gefchil zyn de vingers
flegts | van de palm.
De duim, welke reets volgens de zeer fchrandere aanmerkingen
van GaJem s in alle de Aapen zeer gering, zelfs zoo klein is, dat
hy wegens zyne tederheid en kortheid iets belagcbelyks (a~) fchynt
te hebben, gelyk ook by den Orang Tab. I. gezien kan worden,
de duim, zeg ik , is in de gewaande Wildemans hand zeer groot niet
alleen, maar merkelyk grooter, dan dezelve ooit by eenig mensch
bevonden is geworden.
Wanneer onze hand 8 Rhynl. duimen lang is, beflaat de palm 4?
duim. Het voorhandsbeen van den duim, omtrent 3 Rhynl.
duimen. Zoodat dit been één duim korter is dan alle de voor*
hands beenderen van de palm: daar het in de hand van den gewaan
00 De ufa Part. Lib. I. C. 22. p. 310. C*
waanden Wildenman, welke 12 duim lengte heeft, nauwlyks één
duim minder is.
Maar de duim is in Ons, en in alle Aapen, die my bekend z yn ,
zydeling afgezonderd van de hand, gelyk een ieder in zyne eigen
hand gewaar kan worden. In de Wildemans hand ftaat hy in de*
zelfde reye, en is geheel verèenigd met de vingers , en wel op
eene wyze als flegts by zeer weinige dieren plaats heeft.
Ik ontkenne niet, dat in de Apedia van Litmaeus, S. lp. 5.
p. 35. de duim onafgefcheiden is van de hand; doch dat Aapje
heeft de grootte van een Eikhorentje, o f volgens de amoen. Acad.
Tom. I. p. 550. de grootte van een K a t : van dit diertje kan
het derhalven geene hand zyn. De Honden, Vosfen, Katten,
derhalven ook Leeuwen hebben de duimen zeer klein, en met
betrekking tot hunne grootheid, nog veel kleiner dan de Aapen.
De hand moet derhalven met list toegeileld zyn van den poot
van zulk een groot dier, in welke teffens de v y f beenderen van
de voorhand naast elkanderen Haan , en de duim niet afgezonderd
, maar vereenigd is met de vingers. Van zulk ee»' dier is
,’er flegts één éénig bekend, naamelyk de Beer (a).
Het is dan, naar myn oordeel, de voorpoot van een Beer,
opzettelyk, doch met weinig konst tot een foort van hand gevormd
, d ie , zoo my niet alles bedriegt, nog monfterachtiger
is, dan die van den Beer zelven.
Het komt ’er derhalven nu op aan, o f men van Batavia den
poot van een Beer, hoe ook opgemaakt, kan zenden naar Europa?
Voorzeker jaa : want de Graaf de Buffon (b) leert ons,
dat de Beeren niet alleen in China, in Japan, in Arabie, en
iEgypten, maar zelfs tot op het Eiland Java gevonden worden.
Welk
00 Zie het geraamte van den Beer by de Bnffbn. Tom VIII. door d’Auberton
befchreeven, p. 277. en Planche XXXV. (b) ib. p, 253.
N