52
De Orang kan middelerwyl deeze blaazen, o f deeze vereenig.
de blaas willekeurig doen opzwellen, wanneer hy de fterk ingehaalde
lucht uitwaarts tracht tepersfen, en als dan den klap tegen
de opening van het ftrottenhoofd drukt, o f flegts een weinig neerbuigt.
Ook kan hy dezelve ledigen naar welgevallen door middel
der breede halsfpieren, door die van de borst, en door de cucul-
lares of munniks-kap-fpieren. Het Rendier, welker luchtblaazen
niet onder deeze fpieren liggen, heeft daarom van de Natuur gekree-
gen twee fpieren, zie van de derde Verhandeling Tab. I. Fig. 7.
F. H. en C. I. die van het tongebeen afkomib'g haare vezel-draaden
uitfpreiden, en den geheelen luchtzak omvangen, gelylc wy naderhand
breeder toonen zullen.
§. 7. Wy befluiten hier uit* dat in de Staart-aapen, en in den
jEgyptifchen Aap zonder ftaart, in welke wy één enkelen luchtzak
tegen den ftrot gevonden hebben, zoo wel als de Orangs, die
’er natuurlyk twee, of fchoon fomtyds in een gevloeid hebben,
de lucht min o f meer door de fpleet van het flrottenhoofd gevormd ,
al zyne kracht en toon verliest, door zig in deezen zak , of zakken
te verfpreiden.
Daar is eene fehynbaare overeenkomst tusfchen dit fpraaktuig
en dat der mannetjes Kikvorfchen, die mede de lucht, onder de
tong langs, in de twee zydelings gelegene lucht-blaazen perst, en
uit die zelfde openingen onder de tong wederom door de fpieren
deezer blaazen met het bekend geluid uitperst; gelyk ik in myne
Verhandeling over het gezang der Kikvorfchen (V) duidëlyk mee-
he aangetoond te hebben.
2°. Dat de klap in alle die Dieren met eene holle bogt over de
fpleet van het ftrottenhoofd ftaande, de lucht hindert recht opwaarts
naar den mond te gaan; en derhalven, dat zy nimmer de
lucht, wederom uit die zakken in den mond koomende, zoodanig
{ai) Verhandel, van ’t Genootfchap te Rotterdam I. Deel bladz. 245.
nig konnen buigen , dat zy een klank, o f toonen geeven
kan.
3°. Dat, zoo men al toeftaan wilde, zulks evenwel te konnen
gefchieden in de Staart-aapen, als welker koorden, die de fpleet
van den ftrot maaken, zeer lang en fterk z yn , daar dezelve zeer
kort en klein zyn in den Orang; En derhalven, dat de Orang,
dien men nogthans zoo gaarne de fpraak toe wilde, ongelyk minder
daar toe gefchikt, en in ftaat zyn zoude.
En eindelyk, dat uit het fpraaktuig zelve klaarblykelyk te zien
is, dat Aapen, en Orangs even min gefchikf'zyn om klanken te
vormen, als de Rendieren, aan wien niemand voorzeker zulk een
overeenkomftig fpraaktuig toe gedagt heeft.
De Orang konde zomwylen een jammérlyk geluid maaken,heesch,
en onbevallig.fchreeuwen, als hy te onvrede was, zoo als ik meer
dan eens hoorde, zonder te hebben konnen waarneemen, wat ’er
omtrent den hals gebeurde; en wel te minder, omdat hy byna altoos
dén kop nederwaarts tegens de borst gedrukt hadde.
Ook is het nu zeer klaar, waarom de Oppasfer lucht onder en
rondom den hals gevoelde; en dat dit niets tegennatuurlyks, nog
gevaarlyks beduidde, gelyk ik hem onderrigt hadde.
§. 8. Wanneer wy tot de benaaming , en Rangfchikking van
dit Dier te rug gaan, zal het ontegenzeggelyk blyken , i ° . dat
Pithecus zeer.verlchilt van den Pigmy van Tyjon; om dat die een
tongenbeen hadt als onze Orang, en daar tegens een fpraaktuig
geheel en al overeenkomflig met dat van een menseb, JQo als
7yfon getuigt. O fw e l, dat Tyfon deeze twee zakken wezenlyk
over het hoofd gezien heeft, en dan js het fpraaktuig niet geweest
als dat van eenmensch; en hy heeft door zyne onoplettendheid
veele anderen misleid, en voornaamelyk de Buffön; die ’er
nog eene zeer fraaje aanmerking bygevoegd heeft: naamlyk, dat
alle de Aapen van de oude wereld Tbefauri; abajones of kieuw-
zakken hebben uitgezonderd de Pigmy, en daar by konnen wy
G 3 nu