De lengte wordt door den zelfden gefield 2 Ellen, dat is omtrent
4. voet. 4 duim, naamelyk van de horens tot den Haart, ’t
welke naa genoeg met den onzen overeenkomt: men kan derhal-
ven onze opgegeevene maaten voor de algemeene houden, die op
de tammen toepasfelyk z yn ; de wilde zouden volgens Hoeffberg (a)
meerder grootte hebben. Dit verfchil zal nogthans zoo aanmer-
kelyk niet z y n , o f wy mogen vryèlyk Hellen, dat het Rendier
my van Drontheim gezonden , welkers maaten 'wy nu gegeeven
hebben, en welkers geheel geraamte ik nog bezitte, zyne volkoo-
mene grootte gehad zal hebben.
§• 5. Het hair van het lighaam was zeer bros, zoo dat het op
het minfle trekken altoos dwars afbrak, en was als gevlamd. De
zelfflandigheid door het vergrootglas gezien, vertoonde zig als het
merg van die biezen, daar men de matten van maakt. Maar het
hair van den kop, onder- den hals, van de pooten, en om de
fcheenen was als by de Bokken, glad, grof, en nog immer zoo
fterk.
De brosheid van het hair fchynt de Heer Hoffberg (b) alleen op-
gemerkt te hebben. P ili, zegt hy , non defluunt folutd baß,
fed reapje in fragili bafi abripiuntur. „ Het hair laat zig niet
„ uittrekken met de wortels, maar breekt a f, laatende de bafis
zitten.
Z y fchynen gelyk bynaa alle Vee jaarlyks.te verhairen, doch
den tyd durf ik niet bepaalen, om dat de vagt van den laatflen in
Juny geilorven bynaa zoo vol hair was, als van den eerden in Fe-
bruary overïeeden.
S' 6. Omtrent den leeftyd kan van gelyken niets zekers befloo-
ten worden, dan dat zy flegts 16. Jaaren oud zullen worden, om
dat zy op het vierde jaar hunne grootte hebben , offchoon gelyk
altoos de Epipbyßs nog eenigen tyd naablyven. Deeze Rekening,
welwelke
van den Heere de Buffbn overgenooraen hebbe, ftrookt ook
volmaakt met die van den Heere Hoffberg (ff), die opmerkt, dat
zy zeldzaam boven de 14. o f 16. jaaren leeven.
§. 7. De ingewanden waren gelykvormig aan die van het Dam-
hart; zy hebben geen galblaas; de nieren zyn glad, de longen
groot, de luchtpyp zeer wyd.
Het hart was van middelmaatige grootte, en bevatte even als in
het Damhart, flegts één enkel beentje; ’t welke eigentlyk den bafis
van een der klapvliezen van de aorta o f groote flagader deunt;
naamelyk van het gene geplaatst is over die twee klapvliezen, bo-
ven welke de kroon-flag.aders van het hart haaren oorfprong nee-
men. Dit zelfde beentje geeft van gelyken Hevigheid aan het vlie.
zige middenfchot, welke tusfchen de twee boezems van het hart,
en het driehoekige klapvlies van het rechter hart gevonden wordt.
Wy zullen elders gelegenheid hebben om de waare zitplaats van
die beenderen te befchryven; waar toe ik reets zeer veele waar-
neemingen, en aftekeningen gereed hebbe, en wel te eerder, om
dat zy nergens in hunne waare plaats afgebeeld worden.
T W E E D E H O O F D -D E E L.
Over de Lucbtfireek onder welke de Rendieren gevonden worden,
en over eene moejelyke plaats uit Julias Cefar de
Bello Gallico.
g. 1. Wannéér wy de korte befchryving van den Ridder Lin-
naeus naagaan (b ) is de gefchikfle woonplaats voor het Rendier het
Noordelyke gedeelte van Europa, van Afie , en van America, en
vooral het gebergte, ’t welke altoos met fiieeuw bedekt is. Hoff-
berg (ff) volgt hier in zynen Meester, en eigent dit dier voornaa
(<0 ib.'p. 160. §. 12. ( b ) Sysc. Nat. Ed. XII. Cervi Sp. 4. p. 93.
(O ib. p. 148. §■ 4.
C c