V 5<5 E R H A N D E L IN G over den
ontleed, uit drie groote kwabben beftont, en het lobbertje van
Spiegelius vry groot hadt.
De middenfte van deeze kwabben was vooreen gedeelte intweën
gedeeld, tot doorlaating van den ronden band, of navel-ader,
even als dezelve by den Heer <fAUbenton(a), verbeeld en befchree-
ven is. Dan de Galblaas lag in onzen Pithecus, en Papions, te*
gens het midden der rechter verdeeling van de middenfte kwabbe,
zoo als ook d'Aubenton zegt , offchoon dezelve getekend Haat
tegens de llinker verdeeling. Vermits de zelfde ligging aan de galblaas
gegeeven is van den Gibbon (b j, denke ik , dat het van den
Plaatfnyder zal afgekoomen z yn , die, de tekening onmiddelyk op
de plaat naavolgende, de deelen heeft doen omkeeren, ’c welke
te meer zoo fchynt, als men de X. Plaat, de lever des Magots
bevattende, van agteren tegens het licht ziet.
In den Staart-aap, dien ik te Franeker in den Jaare 1754. ontleedde
, was de lever in vy f kwabben verdeeld, hebbende het lobbertje
van Spiegelius voor de zesde, dbg niet zeer groot. Z y lag
mede bynaa voor de helfre in de flinker zyde: waarfchynelyk heeft
Galenus uit dit foort van Aapen dieaartige vergelykenis genoomen,
dat de lever de maag als met vingers omvat (F). Cur autem cir-
cumambil ventriculum hepar ? An ut ille ah hoe cale fiat ? Ad id
enim ipfum bepar quibusdam lobis, tamquam digitis, ventriculum ad
unguem conplcHitur; neque est unus ipforum numerus in jingulis ani-
malibus cef, en vervolgens, (d) Ut jecur lobis, qiiaji digitis quibusdam
firmius compledtitur ,ita et pulmo cor ipfum, dat is : „ Waar-
,, toe omvat de lever de maag? Zoude hét zyn op dat zy door de
„ lever verwarmd wierd? Want ten dien einde omvat de lever
„ met eenige kwabben, als met vingers, de maag volmaaktelyk;
,, echter is het getal daar van in alle dieren niet eveneens. — Ver-
„ vol-
(V) ib. PI. X. Fig. 2. p. 118. (?) ib. PI. IV. Fig. 2. (c) de ufu Part. Lib. IV.
Cap. 8. p. 376. C — D. (d) ib. tib , 7. Cap. X. de ufu liborumpulmunis p. 1 , 61.
O R A N G -0 Ü T A N G . 57
s, volgens. Gelyk de lever met eenige kwabben als mét vingers
„ de maag omvat, zoo omvat ook de long het hart.”
Het gene volmaakt met de Staart-aapen overeenkomt, en geen-
Zints met den Pithecus, offchoon het vry zeker is, dat Galenus ook
levers met minder kwabben zal hebben waargenoom en.
De ronde band van de lever, o f Navelader, liep door de zelf-
ftandigheid der lever, en de Capfula Glisfonii was zeer breed, omvattende
behalven de bloedvaten, en zenuwen de lever-galbuis,
van twee wyde ftammen afkomflig, en die van de galblaas, die,
even als by ons, ter rechter zyde van den ronden leverband geplaatst,
zeer lang, en groot was.
Beide de galbuizen vereenigden zig bynaa in het midden des
afftands van de galblaas, en het twaalfvingeren - gedarmte, als de
lever opwaarts gelegd was; en maakten eene gemeene buis, bynaa
zoo wyd als het twaalfvingeren - gedarmte zelve , wanneer het on-
opgeblaazen binnen in het dier lag. Eene galbuis van die ruimte
heb ik nimmer in één eenig dier gezien. Haaré breedte was
meer dan | duim Rhynl. daar zy in ons nauwlyks f van die breed-
te heeft. In de 10. A fb . der IV. Tafel zal men een fchynbaar ver-
fchil vindentusfehen K. M. en hettwaalfvingeren-gedarmte H. M.
’t welk, als afhangende van de opblaazing, niet voorgekomen kon-
de worden.
In de galblaas waren geene ileenen.
Maar de lever was overal zeer verhard, vol knobbels, daar in
de befchryving van de milt over gehandeld zal worden.
§, 2. De Maag was genoegzaam als in de Honden zeer zwaar
befpierd naar den uitgang o f pylorus. Fig- 10. Tab. IV, dat is tus-
fchen F , D. hebbende daar teffens eene diepe kneep F. G. Zy
verfchilde dan merkelyk van de onze.
Over de maag lag het alvleesch, hebbende veel overeenkomst
met dat der menfehen , en eene gelyke buis; zoo dat dezelve
geene byzondere aanmerking verdient.
H Het