Gyl. ziet den voorften horen vlak boven op den neus, den tweeden
hooger opwaarts en veel kleiner dan de vo.orfte | juist zoo als
Paufanias dezelve befchreef, en ik ze op de eerfte Plaat afgebeeld
hebbe 1
§, 3. Is dit kostbaar voorwerp niet in Haat UI. te overtuigen,
dat Domitiaan zulke Dubbelhoornige Rhinocerosfen kan gehad
hebben ? Befchouw dan deeze afdrukken van twee oorfprongely-
ke Penningen Plaat III. Fig. IV . en V. waarvan de eerlte van koper
nog bewaard wordt in de uitmuntende verzaameling van den
grooten IV. Hunter, myn ouden vriend! De andere in die van den
Heere Duane te Londen! Z y zyn hier ter juilte grootte afgebeeld
met de ruggeltukken.
Hoe weinig zeldzaam zulke Penningen zyn , blykt uit het gene
de Heer Parjbns ib. p. 539. aanmerkt,van by wylen den P-raeli*
dent der K. S. Marten Folkes, dergelyk eene kopere penning,
mede van Domitiaan, meteen Rhinoceros met twee horens op de.
andere zyde gezien te hebben. Edwards, Glain, p. 35. zegt,
dat ’er de aftekening van te vinden was in de Phil.Tranf. No. 490.
Doch tot nog toe heb ik die te vergëefsch gezogt. Tb. Klein.
bevestigt dit evenwel, en tekent aan, dat, by Beyerus eene muitte
gevonden zou worden , van Domitiaan met den Rhinoceros met
den dubbelen horen. Quadrup. disp. p. 30.
Veel moeite heb ik my gegeeven om by de Numifmatici meerder
zulke voorbeelden te vinden; doch alleenlyk in het voortref-
felyk werk, my door den Hoog Ed. Heere J . Hope ten gebruik,
toegeftaan , (_Numifmata antiqua a Marchione Jacob'o Mufellio
Edir. s Vol. in fol.) penningen ontmoet van Domitiaan, doch
alleen met den Rhinoceros aan de agterzyde met één enkelenhoren,
als Parte I. Tab. 49. N. 10. et Parte V. Tab. X. No-. 4.
Hy haalt nog andere Schryvers. aan, als Erizzo, Gesner, Spanr
beim; doch deeze allen geeven flegts het dier op met één eenigen
ho-
141
horen. Het is te bejammeren, dat dit kostbaar werk van zulke ileg-
te afbeeldingen, en graveerfels voorzien is.
De beroemde Abt Bartbèlemi deedt my de eere den 5 Decetnb.
1773. te fchryven , dat ’er in het Kabinet van Medailles des Ko-
nings van Frankryk, eene kleine medaille van Domitiaan gevonden
wierdt, op welkers agterzyde een Rhinoceros gezien wierdt mee
een horen voor op den neus,en een weinig hoger nog een ander,
puntig, maar kleiner dan de voorfte.
Het is derhalven onbetwistbaar,dat niet alleen deeze oorfpron-
gelyke Kop , maar ook de Penningen van wylen den Heere M.
Folkes, van W. Hunter, van Duane, en van ’s Konings Kabinet
van Penningen dit gefchilftuk beilist en geheel en al uit den weg
geruimd hebben.
Tot eene nadere opheldering zou nog konnen dienen de kleine
fraaye kopere Rhinoceros met twee horens, welken ik den 19.
Oétob. 1779. in het uitmuntend Kabinet van Oudheden, van Zy-
ne Doorlucht. Hoogh. den Landgraave van Hesfen &c. &c. &c. te
Casfel gezien en voor my afgefchetst hebbe? Het is twee duimen
hoog, vier duimen lang, en even als de meeste oude Bronzen
niet uitvoerig gegooten, Baande op een plat vierkant voetftuk van
het zelfde metaal. De voorfte horen is zeer lang , en gelyk in
onze afbeelding agterwaarts geboogen, de tweede is kort, en recht-
ftandig, vlak boven de oogen geplaatst, de ftaart is omgekruld:
de nagels zyn op de pooten niet zigtbaar, ook zyn ’ er geene ploo-
jen, noch om den hals noch ergens op het lighaamverbeeld: waar
van wy in het vervolg meerder zeggen zullen
§, 4. Het derde voorbeeld levert ons op de zoogenaamde Mofai-
ke vloer, o f Pavimentum Mujivum van Praeneste,. in den Tempel
der Fortuin gevonden , door A . Kirchcrus afgebeeld, en door
Montfaucon Suppl. de I’antiq. Expl. Tom. IV. p. 149 Lib. 7. C. t.
zeer breedvoerig befchreeven, en aan den Dictator Sulla toege.
fchreeven, verbeeldende de vermaaken van Egypte» en iEthio-
S 3 pie*