I N H O U D ,
D E R D E H O O F D-D E E L
Befchouwing van twee byzondere koppen van Rendieren, en
over hunne berkaauwing.
§, i. De kop hoe is? . '
2. Heeft geene fnytanden in de bovenkaak, maar haaktanden.
3. Heeft agt fnytanden in de onderkaak.
Myne ftelling omtrent het waare merkteken van herkaau-
- wing herroepen.
V I E R D E H O O F D-D E E L .
Over de Harem van de Rendieren.
§. 1. Beide geflachten hebben horens,
s. Ook de gelubden.
3. Horens hoe zyn.
4. Gebruik derzelven.
5. Hoe z y n , wanneer zy uitbotten.
V Y F D E H O O F D-D E E L .
Over de gedaante der Oogen in de Rendieren.
§. 1. Hoe uitwendig.
2- Over de traankuil.
3. Over het wenkvlies,
4. Pontoppidans dwaaling omtrent de Oogen der Rendieren.
Z E S D E H O O F D - D E E L .
Over bet Spraaktuig in bet Rendier van Drontbeim.
§. r. Hoe ontdekt, en befchreeven.
fgj De klap, en luchtzak.
3. Vergeleeken met het fpraaktuig in fommige Aapen.
I N H O U D . »35
Z E V E N D E H O O F D-D E E L .
Over de Poolen, en Schoenen der Rendieren.
§. 1. Gekletter der fchoenen onder hetloopen der Rendieren,
a. Verfchil der fchoenen in onderfcheidene Rendieren.
3. Over de By-vingers, o f agter-klauwen.
4. Over de kokers in het vel tusfchen de klauwen,
5. De Rendieren hebben geene fluitbeenderen.
e i n d e .
# * * *
♦ * *
* *Ü
Gg 3