214
afhangen. De Buffon heeft weinig recht om zich op 'het voorbeeld
der Harten te beroepen, want gefneeden zynde, vallende
horens af op zyn tyd, en worden verwisfeld tegens volgende, die
zeer mismaakt en klein tot den dood van het dier zitten blyven.
In de Rendieren zou dan dit byzondere nogthans plaats hebben,
dat de gelubde de horens even zoo wel als de gaave mannetjes, en
wyfjes verwisfelden! ’t welke wywel bewonderen, maar geenzints
doorzien , ik laat Haan, uitleggen konnen.
De Graaf Mellin, die zig van de zelfde tegenwerping, als de
Graaf de Buffbn bedient, trekt de waarneemingen van Linnaeus
en Ho f f berg in twyfel (d) en ftaaft zyne gedagten met het gezag
van Fluiten, die zeer uitdrukkelyk zegt, Cornua castratorum non
decidunt, et cum hirfuta funt femper pilis luxuriant, „ De horens
,, der gelubde Rendieren vallen niet af, en wanneer zy nog ruig
9, zyn , blyft het hair er weeldrig opwasten,’* ik haale deeze woorden
op zyn gezag aan, om dat ik dit boek zelf niet bezit: en ber
flisfe het gefchil niet.
$• 3* Zy draagen altoos twee horens, op de wyze als in de eer-
fte afbeelding gezien kan worden: A , C ,D , B , E. is de flinker,
F 9 H , I , G. de Rechter. De boveneinden der ftammen A , B ,
en F , G. groejen uit in zeer zwaare takken, als gevingerde palmen
van handen; en van gelyken groejen de uiteindens van de twee
voorfte takken C , en H , mede uit, ook D, maar nimmer E, en ï.
Wy vinden de allernaukeurigfte afbeeldingen deezer horens by
de Buffbn, pi. X. Fig. 2. en 3. en PI. XI. Fig. 1. en 2. Doch om
de gelykvormigheid klaarer te zien, moet men de 2 , en 3. Fig.
van den X. Plaat uit de Buffon met de horens van onze eerfte afbeelding
vergelyken. De letters der overeenkomftige deelen zyn
in ons beider figuuren de zelfde.
Evenwel gebeurt het fomtyds, dat een tak niet uitwast, gelyk
aan
R E N D I E R . 215
aan den rechter horen van onze eerfte afbeelding blylct; by welken
D. niet uitgegroeid is. In den kop, dien ik uit Arendal ge-
kreegen hebbe, wordt de tak D. aan geen van beide de horens,
en I. niet aan den rechter gevonden? De Natuur fpeelt dikwyls
met deeze kleinigheden; doch de voorfte takken C , en H. fchy-
nen altoos plaats te hebben.
Het gaat met de horens der Rendieren, als met die der harten,
hoe zy ouder worden, hoe zy meerder takken krygen, ook fchy-
nen zy voor het eerst flegts een enkelen tak te geeven, gelyk in
de eerfte afb. van de Buffon X. Plaat, en by Fh. Klein (ff) gezien
kan worden.
Het is wezenlyk jammer dat Linnaeus o f Hoffberg, Th. Klein,
en Pontoppidan zulke flegte afbeeldingen hebben gegeeven van een
dier , ’t welke zy zoo gemakkelyk van naby konden zien, en
nagaan.
§. 4 De horens Haan in allen natuurlyk zoo als wy dezelve af-
gebeeld hebben, dat is de twee takken A C , en F ,H . voorwaarts;
doch deeze groejen vooral in de Ouden, zosnwylen zoo verre
vooruit, dat zy genoegzaam de lengte van den fnuit bereiken, gelyk
Hoffberg (b) aanmerkt, De Graaf de Buffon meent (c ), dat
het Rendier geene planten of kruiden plukken zou konnen, om
dat de voorfte takken zulks verhinderen zouden; doch in geen een,
hoe liegt ook afgebeeld, fehieten dezelve zoo fterk voorwaarts.
Het is niet onwaarfchynelyk, dat zy met deeze voorfte horentakken,
zoo als de Buffon op het gezag van anderen zegt, zoo wel
als met hunne klauwen de zagtgevallene fneeuwvan de mos afdoen.
Mmpertius verhaalt (ff) , dat zy met hunne klauwen zeer fpoedig
een gat, of ftal maak en in de fneeuw tot op de mos, en het rondom
als wegveegen, om gemakkelyk te konnen eeten. Maar dat
de
(a) De Graaf Mellin heeft zoortgelyke veranderingen, in de I. Plaat, en ook ia
de II. Plaat afgebeeld. (b) ib. p. 149- CO ib' P- 91?. (O Oeuyres. Relat.
d’un Voyage fait dans la Lapponie Septenttionale p. 322.