de fìnancieele belangen der Gemeente te behartigen ). Zij vraagde den
Magistraat verlof om ter secretane te mögen lichten, onder behoorlijk
reçu, afschriften van oude rekeningen der Martini kerk, resoluties betreffende
de herkomst der Predikanten goederen, kortom alles wat eeniger-
mate kon strekken om het goed recht der Gemeente te handhaven. De
Magistraat was aanvankelijk niet genegen het gansche verzoek der
Commissie in te willigen ; zelfs maakte hij bezwaar, de Commissie als
Gemachtigde der Gemeente te erkennen, hetgeen deze aanleiding gaf tot
een klacht bij het Vertegenwoordigend Lichaam over de „singulière”
handelwijze van den Magistraat2). Later werden de Heeren toeschietelijker 3).
Alom in den lande was trouwens een kentering ingetreden. Onder den
druk der omstandigheden had het revolutionair fanatisme plaats gemaakt
voor een kalmer stemming. De adressen, uit alle oorden des lands,
hadden de Regeering overtuigd, dat het vierde der Additioneele Artikelen,
met het oog op den verschillenden aard en herkomst der daar bedoelde
goederen, onbillijk en onuitvoerbaar was ). Het Uitvoerend Bewind ver-
lengde, overeenkomstig een besluit van het Vertegenwoordigend Lichaam,
den in het eerste Art. bepaalden en bijna verstreken termijn van drie
jaren met één jaar, tot 23 April 1802. Men besloot om. te hersteilen,
wat men nog altijd verzuimd had, nl. het onderzoek in te stellen, bédoeld
in het Decreet van den 5den Augustus 17965). De zin voor het recht kwam
boven. „Aan de reclamanten” , zoo heette het in de Publicatie van den 3 i sten
Maart 1801 ), „moest eene ruime en volledige defensie of adstructie der
sustenuen, welke zij voeren, met relatie tot den eigendom en den titul
daarvan, worde gegeven” . De inzage van charters mocht hun niet worden
geweigerd. In verband hiermede werden alle ontvangers, rentmeesters en
administrateurs van geestelijke goederen en fondsen, waaruit te voren
de traktementen of pensioenen van Leeraren of Hoogleeraren der voormaals
heerschende Kerk betaald werden en andere hierbij betrokken commissien
gelast „om binnen den tijd van zes maanden na dato, aan de Eerste
!) Bij besluit van den 23sten Aug. 1798. Zoowel het plan als de keus der Commissie-leden werd
door de Gemeente goedgekeurd; de Commissie kon dus geacht worden door de Gemeente gemachtigd
te zijn. Zie Acta Consist., V ia , 23, 30, 31 Aug., 6 Sept., 11 Oct. Reg., Afd. I I I , n°. 25, a ,
blz. 1. Van de Kerkvoogden bespeurt men in deze en in de vorige periode weinig. Evenals nu
de Leden der Financieele Commissie namens den Kerkeraad de handelende personen waren,
waren het vroeger Burgemeesters en Raad.
2) Reg., Afd. I I I , n°. 25, b , blz. 15 v ., 37 v.; C., blz. 47 v ., 167 v.
3) Reg., Afd. I I I , n°. 25, b , blz. 42.
4) Vgl. Bo e l e s , a. w., blz. 142.
B) Zie boven, blz. 159.
®) Opgenomen in den bundel Proclamatien en Publicatien van het Uitv. Bewind, uitgegeven
in Den Haag, ter ’s Lands Drukkerij, 1801.
Hü
— 175 —
Karner van het Vertegenwoordigend Lichaam te doen inkomen eene naauw-
keurige opgave van alle Geestlyke Goederen en Fondsen, welke dezelve
onder hunne beheering zyn hebbende,_ van derzelver origine, gelyk mede
van de Inkomsten, welke dezelve Goederen en Fondsen renderen ; mits-
gaders van alle betalingen, welke daar uit te voren zyn gedaan, en nog
gedaan worden, van Tractementen, Toelagen of Pensioenen aan Leeraaren
der voormaals Heerschende Kerk. . . , wordende aan allen en een ieder,
mitsgaders aan elk Lichaam of Gemeente, welke daar bij mogte belang
hebben, vry en onverlet gelaten, zodanige aanspraak, met de noodige
bewyzen voorzien, binnen den voorsz. Termyn van zes maanden in te
leveren.”
Nog waren de zes maanden niet verstreken, toen een nieuw
ontwerp van Staatsregeling ingediend werd. Den' i4 den September i8oi
vaardigde het Uitvoerend Bewind een Proclamatie uit, waarin het
onomwonden erkende, dat de tegenwoordige Staatsregeling niet voldeed
aan de behoeften des volks 1). Zij droeg „in hare geboorte en uitwerkzelen
de kenteekenen van de drift en de overhaasting, waar mede zij was opge-
steld.” Er was veel gearbeid, maar niets tot stand gebracht. De Nationale
Vergadering „door menschelyke berekeningen en uitzichten geslingerd,
bleek ongeschikt om eene wel ingerichte Staatsregeling ten voorschyn
te brengen” . De Regeering bood daarom aan het Bataafsche volk een
nieuw ontwerp aan , hetwelk, bij Staatsgreep door het volk goedgekeurd, den
i6den October afgekondigd werd2). Het ging van geheel andere beginselen
uit en was voor de Kerk zoo günstig mogelijk. Immers Art. 13 bepaalde,
„dat ieder Kerkgenootschap onherroepelijk bleef in het bezit van het geen
met den aanvang dezer eeuw door hetzelve wierd bezeten.” Dientengevolge
bleven de Hervormden in het ongestoord bezit der kerkgebouwen en
de daarbij behoorende fondsen en pastorieén, voorzoover deze niet voor
den i sten Januari 1800 waren afgestaan of er dienaangaande schikkingen
gemaakt waren. Alleen ons Provinciaal kantoor der geestelijke goederen
werd nog bedreigd. Volgens Art. 14 bleven de Hoogleeraren en
Leeraren der voormaals bevoorrechte Kerk, voor zoover zij bij de
aanneming der Staatsregeling waren aangesteld, (daaruit) hunne traktementen
of pensioenen genieten, totdat de- volgende bepaling zou uit-
gevoerd zijn : „Elk hoofd eens Huisgezins, en op zieh zelf staand Persoon
van beiderley Kunne mits den ouderdom van veertien jaar bereikt
1) Proclamatien en Publicatien, 1801.
2) Bl o k , a. w., V I I , blz. 130 v.