billijke schaêvergoeding” 1). Inderdaad school het gevaar voor de Kerk
niet in het ontwerp, maar in de Additioneele Artikelen. Zij bevatten
bepalingen, welke het laatste Art. grofweg schenen tegen te spreken
en waarin de Kerk bijna buiten het gemeene recht werd gesteld. Met
het oog op hunne beteekenis voor de latere geschiedenis van het Beheer
in onze Gemeente deel ik ze hier woordelijk mede2).
Art. i. De Gemeenten der voormaals heerschende Kerk
blyven, geduurende de eerstkomende drie jaaren na de aanneming
der Staatsregeling, de gewoone Tractamenten van derzelver
Leeraaren en Hoogleeraaren, bij wyze van Pensioen uit ’s Lands
kas, genieten, ten einde dezelven, in dien tusschentyd, de
noodige schikkingen maaken tot derzelver verdere besoldiging.
2. Ook tot zoo lang, word aan dezelve Gemeenten het
zoogenoemde Kindergeld voor derzelver Leeraaren toegewezen.
3. Alle Leeraars, Hoogleeraars en derzelver Weduwen,
op i Januari 1798 gepensioneerd zynde, blyven de hun toe-
gelegde Pensioenen, geduurende hun leven, genieten, mids zy
aan het Bewind ter plaatse, alwaar zij woonen, doën blyken,
geene zes honderd gulden jaarlyksch inkomen te hebben buiten
het gemelde Pensioen, en bewyzen toonen van hunne verknogt-
heid aan de tegenwoordige orde van zaken.
4. Alle Geestlyke Goederen en Fondsen, waaruit te vooren
de Tractamenten of Pensioenen van Leeraaren of Hoogleeraaren
der voormaals Heerschende Kerk betaald werden, worden
Nationaal verklaard, om daaruit, eerstlyk, de nog blyvende
Tractamenten en Pensioenen te voldoen, en, daarna, tot een
vast Fonds te worden aangelegd voor de Nationaale Opvoeding,
en ter bezoldigingé der Behoeftigen, blyvende nogthands onverlet
de aanspraak, welke eenig Lichaam of Gemeente daarop mögt
maaken, en, met de noodige bewyzen voorzien, aan het Ver-
tegenwoordigend Lichaam ter beslissinge zal moeten inleveren.
5. Alle andere Kerklyke Goederen, door vrywillige gift,
erfmaaking, inzameling of aankoop, bij eenig Kerkgenootschap
verkregen, worden als het wettig eigendom der Bezitteren erkend,
en als zoodanigen, aan hun verzekerd.
6. Alle Kerkgebouwen en Pastory-huisen der voormaals
!) Dagve?'haal, IX , blz. 298 v.
2) Dagverhaal, IX , blz. 347 v.
Heerschende Kerk, voor zooverre zy, door aanbouw uit de
afzonderlyke Kas der Gemeente, geene byzondere en wettige
eigendommen zyn, worden overgelaten aan de beschikking van
ieder Plaatslyk Bewind, om des wege tusschen alle Kerkgenootschappen
eenig vergelyk te treffen, en wel binnen de eerstkomende
zes Maanden na de aanneming der Staatsregeling.
De grondslag van dit vergelyk is , in iedere Plaats, het
grootst aantal van Leden der onderscheiden Kerklyke Genoot-
' schappen, hetgeen alzoo de relative meerderheid van zielen
zal uitmaaken.
Hetzelve zal de vóórkeus hebben omtrent de naasting
eener Plaatslyke Kerk en Pastory, onder bepaling echter, na
gedaane begrooting van de waarde dier Gebouwen, van
eene maatige uitkeering, hetzy in eens of by termynen, aan
de andere Kerk-Gemeenten, naar evenredigheid van derzelver
Leden, welke allen, door deze bepaaling, worden gehouden,
voor altyd afstand gedaan te hebben van de gemeene aanspraak.
De alzoo genaaste Kerken en Pastoryen blyven, ten allen
tyde, onder de bezitting, beheering en het speciaal onderhoud
dier Kerk-Gemeente, aan welken dezelven, volgends het hier
voorgaand onderling contract, zyn toegewezen 1).
De geschillen, over dit een en ander ontstaande, worden
ten spoedigsten beslist door het Vertegenwoordigend Lichaam.
De Torens, aan de Kerkgebouwen gehecht, worden verklaard,
eigendommen te zyn en te blyven der Burgerlyke
Gemeenten, staande ten allen tyde onder derselver beheering
en onderhoud.
Deze Artikelen verwekten in Kerkelijke kringen groote ontroering.
Reeds was de gevoeligheid opgewekt doordat de Nationale Vergadering
volstrekt geen nota genomen had van den inhoud der ingezonden adressen.
En dan nu deze bepalingen ! De Predikanten, hunne traktementen en het
kindergeld, bij wijze van gunst, nog drie jaren ontvangende, maar in
den vorm van pensioen ! De geestelijke goederen, tot het eigendom der
natie verklaard, d. i. toegewezen aan de schatkist der Vereenigde
Republiek zonder dat daarvoor aan de Kerk een aequivalent werd toe-
A) Merkwaardig is het verschil met het concept van 1797. Daarin werden de kerken en
pastorieen erkend voor de eigendommen van de gezamenlijke ingezetenen der plaats (Art. 747),
hier zijn z ij, behoudens de clausule, ftublieke gebouwen en worden overgelaten aan de beschikking
van jeder plaatselijk. Bestuur. Het concept van 1797 sprak alleen van het gebruik der kerken,