uitkeeren, hetzij dat de goederen het niet opleverden, wegens den druk
der tijden, waaronder de meijers sinds lang zuchtten, hetzij dat de stad
gedwongen was het zelf te gebruiken ). De Acta Consistorn leeren zulks
op menige bladzijde. In de Kerkeraadsvergadering van den 17den April
1596 werd besloten den Raad te verzoeken, dat geremedieerd en voor-
zien mocht worden „in die besoldinghe der predigers, dat se up alle
quartaelen van seeckere maanden? uth die gheestelycke goederen mochten
betaelt worden, updat se haeren dienst met lusten sonder suchten mochten
betreden” '"). Den 3den Juli 1600 zag de visitator of krankenbezoeker
Jodocus Vossius, die ook door het Kantoor der Predikantengoederen
bezoldigd werd, zieh genoodzaakt zijn betrekking, die hij nog geen jaar
vervuld had, neder te leggen, „omdat den Ehrb. Raedt geenen middel
ofte Raedt en weet om hem te betalen” ). En volgens de Acta van den 2 2sten
September deszelfden jäars ) „verschijnen in den Synedrio twee Raets-
heeren Sjabbe Brogles unde Reyner Crauwers, van wegen dess gansschen
Raets, unde seggen up Dno Egberto Aerario onsem mededienaer sijnen
dienst, om geen ander oorsaecke dan dat het die hoochste noot vorderde
van wegen die onmoeghelycke betalinghe der besoldinghe-, ende datse
overmits dese groote beswaringhe ende schattinge geen 6 - predigers.
konden onderholden °). Mede beloovende die vorsch. Raetsheeren Dno
Egberto sien volle betalinghe voor synen voorgaenden dienst, totten 28
Septembris.” Later werd de toestand günstiger en dientengevolge de bezoldiging
beter. Bij Resol, van den 29sten Maart 16x5 ) werd het traktement gebracht
op 400 daalders. In 1620 werd het verhoogd tot 600 in 1629 tot
700, in 1630 tot 800 Emder guldens „mits Zond. voorm. in beide Gasthuisen
prediken” 8), in 1646 tot 900 en in 1650 tot 1000 Emder guldens9).
Echter vertrok Ds. W. Velingius in- 1685 naar Rotterdam o. a. omdat
het traktement niet geregeld uitbetaald w e r d ); drie jaren later hooren
wij eenzelfde klacht ). In geval een Predikant een andere woning dan de
pastorie betrok, ontving hij een vergoeding van 100 daalders ). Voorts
n Bo e l e s , a. w., blz. 67.
2) Acta Consist., I , blz. 94.
®) Acta Consist., I , blz. 124.
p Acta Consist., I , blz. 125.
5) Zie over het aantal Predikanten, boven, blz. 115 2)-
H Reg., Afd. I I I , n°. 25, d , blz. 49.
I Reg., Afd. I I I , n°. 25, d , blz. 49-
®) Reg-, Afd. I I I , n°. 25, d , blz. 49.
H Reg., Afd. I I I , n°. 25, d , blz" 50.
10) Acta Consist., i n , 14 Augustus 1685.
n) Acta Consist., I I I , 19 Augustus 1688. Hier wordt ook geklaagd over het geringe
pensioen der Fredikants-weduwen.
12) De pastorieen werden sedert 1631 verkocht.
hadden de Predikanten sedert 1642 het genot van het „Classikaal gelt” *),
ten bedrage van f 24..00 Car. guldens2), ter bestrijding van de nood-
zakelijke kosten der Glassikale samenkomsten en ontvingen zij van de
provincie ieder een vracht turf3). Voorts waren zij vrijgesteld van de
stadsdiensten4) , en, met andere personen en colleges, van de belasting
op den wijn5) en waren bij Resol, van déri i5 den Februari 1670 hunne
nalatenschappen ontheven van het recht van Issue6). Het defroyement
voor een vacature-beurt in het Goorecht bedroeg een ducaton7). De
Predikánts-weduwen ontvingen uit het fonds of Uit de stadskas een jaar-
lijksch pensioen van f 130.00, wanneer zij in de stad bleven wonen8).
De Emeriti-predikanten ontvingen volgens Resolutie van den 24sten Juli
i 712 een pensioen van f iooo.-r-’sjaars ; “sedert de Emeritaatspensioenen
uit 's lands kas betaald worden, wordt hun daaruit gelijk bedrag
uitgekeerd 9)1
Het Beheer van het fonds was aanvankelijk bij diakenen, onder
toezicht van Burgemeesters en Raad. In de Kerkeraadsvergadering van
den i sten Juni 1597 hebben zij zelven uitgesproken „hoe dat se ghewillich
waeren ende overboedich den rentemeesterschap van die kercken goederen
binnen Groningen tot S. Marten unde ter A e , dewelcke dus langhe
Berent Coenders gheadministreet hadde, an te neemen unde vergeeffs
tot discretie van den Ehrb. Raedt ghelyck Haije Tiassens ons ghesecht
befit, te bedienen tot betalinghe up syn ghesette tyden den kercken-
dienaeren binnen Groningen, welcke administratie seggende haer van den
Ehrb. Raedt was toegestaen unde gheheel in den handen ghegeven, om
den predicanten claechlos to holden unde het overschot den armen uth te
deelen. Hetwelcke angeven unde overboedicheyt der diaconen het gantsche
synedrion hefft gheapprobeert ende is alsoo dese administratie van den
!) Reg., Afd. I l l , liP. 25, d , blz. 50, S3.
2) Reg., Afd. I l l , n°. n , blz. 32.
f| Beg., Afd. I l l , n°. 25. d, blz. 50.
4) Reg., Afd. I l l , n°. 25, d , blz. 49.
5) Blijkens een opgaaf in den Gron. Volksalm., 1844, blz. 205 v. ontvingen zij daarvoor
in 1654 uit het fonds ie d 'e r / 14.00 en 8 stuiver. Ook worden daar de andere personen en colleges
genoemd, welke een vergoeding ontvingen..
6) Vgl. Bo e l e s , a. w., blz. 68.
7) Hetzelfde bedrag (/3.15J ontvingen de Predikanten, die hier een vacature-beurt waarnamen,
Acta Consist., IV , 24 November, 4 December 1720.
8) Reg. , Afd. I I I , n°. 25, d , blz. 51. Het daartoe strekkend Raadsbesluit is van 6 Juni
1725 en werd'door Kerkvoogden opgeheven den 1 iden Februari 1833. Alleen bleef de bepaling,
dat de. weduwen moesten blijven wonen in het Rijk {Reg. , Afd. I I I , n°. 47, blz. 385).
9) Vgl, 0, a. M. W . L. VAN A lp h e n , Nieuw Kerkelijk Handboek, 1902, Bijl. blz. 66.