later, maar nog in de isde eeuw een groote kapel in twee verdiepingen
gebouwd naast de sacristij (het tegenw. vuur- en stovenhok) met haar
verdieping, de overwelfde kamer1). In de eerste helft der i6dc eeuw
werd de kerk westwaarts in haar volle breedte een gewelfdak vergroot
en verkreeg zij haar tegenwoordige lengte van 68.10 M., gerekend van
den toren af tot aan de binnenzijde van de ommuring van den koor-
omgang2). Reeds de vorm der pilaren wijst op een latere vernieuwing.
De beide zuilen voor het orgel n.l. zijn rond, van denzelfden vorm als
die op het koor; de overige pilaren echter met hunne ronde Staven of
pijpen met kapiteelen, waarop de ronde gewelfribben rüsten, zijn veel
sierlijker, en hoekig bewerkt. Het koor ontleent zijn hooge merkwaardig-
heid aan de omstandigheid „dat de koorafsluiting gevormd is door zes
zijden van een twaalfhoek, waardoor een kolom in de aslijn der kerk
ligt, en ten andere doordat de forsche kolommen der afsluiting een
grootere middellijn hebben dan de tusschen de kolommen gelegen ruimte,
waardoor het koor der Martini kerk het eenige voorbeeld in Nederland
is van dusdanigen aard” 3).
De kerk was gedurende vele eeuwen een centrum van het Groningsche
leven. In 1253, dus niet lang na haar stichting, diende zij tot burcht
voor de Gelkingen, die zieh in het gebouw verschahst hadden4). In
rüstiger tijden was zij het vereenigingspunt der burgerij. Volgens een
aanteekening op het jaar 15240) „leet de Raedt all de veer duften bij
eene koomen, toe St. Meertens en toe St. Wolburge kercke, als gewoone-
lijcken is, daer wort em voorgeholden, of se wolden, enz." Maar altijd
was zij, overeenkomstig de oorspronkelijke beteekenis van het woord
„kerk” 6), de aan den Heer gewijde vergaderplaats der geloovigen, de
geestelijke magneet van al de parochianen, die op een kerkelijke Gods-
!) De tegenwoordige archiefkamer.
2) Vgl. P e t e r s , Oud-Groningen, blz. 69 v. (Gron. Volksalm., 1892, blz. 183 v.), waaraan
ik de hier medegedeelde bijzonderheden ontleende. Zie 00k E y c k v a n Z u y lich em , a. w ., blz.
28 v. — Over den St. Maartenstoren vgl. men P e t e r s , Gron. Volk ¿aim., 1904; Oud-Groningen,
blz. 76 v. Zie 00k de aanteekening, Gron. Volksalm., 1907, blz. 220. Over de klokken en den
toren schreef Mr. C. P. L. R u t g e r s , Gron. Volksalm., 1895, blz. 167 v.
3) Uit het Rapport van den heer Ad. M u ld e r , Rijksarchitect voor de Monumenten, aan
den Minister van Binnenlandsche Zaken en door dezen overgebracht bij Kerkvoogden, October, 1906.
4) Zie blz. 2.
5) Medegedeeld door H. O. F e i t h , De Gildis Groninganis, 1838, p. 49.
6) Gr. nvQiaxrj (sc. olxta), van xvqios, Heer. Wat de benamingen van kerken aangaat is
Dom niet een afkorting van D(eo) O(ptimo) M(aximo), maar van domus sc. dei, d. i. huis Gods.
Het is de gewone naam van de kerken, waarin de stoel (cathedra) van een Bisschop of Aarts-
bisschop Staat (kathedraal-kerken). Munster komt van monasterium en duidt een kloosterkerk
aan. Vgl. O t t e , Handb., I , s. 21; Katech. s. 2.
vereering prijsstelden.. Geen Israeliet van den ouden dag had zoo
hooge veneratie voor zijn Tempel als onze Roomsch-Katholieke mede-
christen had en heeft voor zijn kerk. W ij, Protestanten, voelen voor een
kerk weinig. De plaats als plaats heeft voor ons niet de minste heiligheid.
Zoodra de godsdienstoefening geéindigd is , worden de deuren gesloten
en in de week is het gebouw alleen toegankelijk voor een entrée. In
Roomsche landen is dit anders. Daar, en misschien ook in Luthersche
streken, is de kerk een gedeelte van den dag toegankelijk en vindt men
kerkgangers, die, zonder op den vreemdeling te letten, in alle stilte
hunne (of meestal hare) devotie doen. Ik wil wel zeggen, dat dit gezicht
ook mij meermalen trof ). Voor ons is de kerk hoogstens een bedehuis,
maar voor den Roömsch-Katholiek is zij een Godshuis, waar de Almachtige
op een bijzondere wijze Zijn troon van barmhartigheid opgericht heeft ;
de plaats der heiligmaking, waar het kind wordt herboren uit water en
geest en de volwassene door woord en sacrament opgebouwd wordt2).
„Voor ons” , zegt een RoomsclrKatholiek geestelijke, „zijn onze kerken
driemaal heilig: door hare bestemming, door hare wijding en door de
tegenwoordigheid van Jezus Christus in zijn aanbiddelijk Sacrament” 3). Wij
Protestanten rekenen bij den bouw eener kerk alleen met de eischen van doel-
matigheid ; het grondplan en de uitwendige vormen zijn ons uit een religieus
oogpunt onverschillig ; voor den Roomsch-Katholiek echter zijn zij dingen
van mystieke beduidenis. Voor hem is elke kerk als ’t ware het Godsrijk
in steen. Alles aan haar spreekt. Grondplan, ligging, vorm, steenen,
pilaren., trappen, deuren, daken, vensters en leien moeten religieuze
waarheden aanschouwelijk voorstellen, overeenkomstig den dieperen zin
der H. Schrift, dien reeds de Middeneeuwsche mystieken op het kerk-
gebouw toepasten 4).
4) Vgl. C. E. VAN Koetsveld , De Gelijkemsscn van den Zaligmaker, Nieuwe uitg., 1869,
I I , blz. 437.
2) Vgl. E. Geerdink „De eerbied voor het Katholieke kerkgebouw", De Katholiek, Nieuwe
reeks, V I I , 1878, biz. 193 v.
3) H. J. M. E v e r t s , Onze Kerken, z. j . , blz. 1. De bestemming eener R.-Katholieke kerk
is God te vereeren en ons zelven te heiligen door het gebed, door de prediking van Gods woord en
door de H. Sacramenten, inzonderheid het H. Misoffer. De kerk kan worden geurijd door een
Bisschop (consecratie of kerkwijding) of door een Priester (benedictie of inzegening).
4) Volgens den voornaamsten Middeneeuwschen schrijver over symboliek, Wilh. Durand US,
Bisschop van Manden (i3de eeuw), in zijn classiek werk Rationale divinorum officioruin bestaat
het zinnebeeid „in het zeggen van het eene om er het andere mee aan te duiden.” In de taal van
onzen. tijd zouden wij zeggen : Symboliek is een methode van verklaring, waarbij stof en idee
samengebracht worden — .symbool beteekent „samenvoeging” — zóó, dat de stof de draagster
van de idee en het ziehtbare het beeid van het onzichtbare wordt. Symbolen zijn eigen aan' elken
go'dsdienst, ook aan den Christelijken. Jezus onderwees Zijne jongeren met woord en beeid — vgl.
de voetwassching en de instelling van het H. Avondmaal — , en hoe geliefd die leerwijze was,
leert de Openbaring van Johannes, waar de symboliek den eigenlijken zin bijna onverstaanbaar