van Johannes, den heraut van Christus *). Hoe heilig was zijn wandel,
bij zijn leven, op aarde, en hoe talrijk en groot waren zijne wonderen
na zijn dood ! ) De gemeente eerde Johannes als een Grootmachtige
Gods en riep hem aan om kracht tot een vroom leven, „opdat God
ten laatste niet zou scheiden van de ziel, maar ze van het ligchaam
bevrijdde en ten hemel leidde” 3). De vertooning van den arm was
dan ook een hoogtijd in het gemeentelijk leven van Groningen en
bracht velen uit de stad en de Ommelanden in de St. Maartens kerk
samen. In dichte drommen rondom het altaar geschaard, zag de schare
met stillen, devoten ernst het gewijde voorwerp aan, en wanneer de
vertooning geschied was, offerde zij met milde hand in de schaal,
die bij het .altaar stond — of rondging — , de St. Johans arm*) ot
St. Johannesscottel ). De prebende was dientengevolge een begeerlijk
en vereerend bezit. Sommige vikarissen waren mannen van hooge
wetenschappelij ke ontwikkeling6). -Het recht van collatie was niet
altijd in dezelfde hand en schijnt aanleiding gegeven te hebben tot
Vgl. over de reliquieën van den Dooper o. a. L u c iu s , a. w., s. 162 if. — Sint Jan Baptist
was ook in onze gewesten zeer populair. Hem waren kerken gewijd o. a. te Aarlanderveen,
Boskoop, Gouda, Grootebroek, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Hoogwoud, Hoorn, St. Jansga,
Katwijk a/d. Rijn, Koekange, Moordrecht, Peize, Rijnsaterwoude, Rinsumageest, Schiedam,
Sloten,- Sluis, Utrecht, Vorchten, Wageningen, Warns, Wateringen en Zoeterwoude.-Evenals te
Tours werd de Dooper te Groningen vereerd naast Martinus. Vgl. Ber n o u l l i , a. w.,
s. 234 if. De combinatie was niet nieuw. Reeds de h. Benedictus van Nursia, stichter van de
orde der Benedictijnen, richtte op den berg Casino,. ter plaatse van een tempel voor Apollo, twee
oratoriën op, van welke het eene aan Martinus, het andere aan den Dooper gewijd was
(c. 529). Vgl. S. Gregorii papae I Ojera omnia (Parijs, 1705): Dial. 1. I I , c. V I I I ,
p. 229: „Illuc itaque vir Dei perveniens contrivit idolum, subvertit aram atque in ipso templo
Apollinis oraculum beati Martini, ubi vero ara ejusdem Apöllinis fuit, oraculum sancti Johannis
construxit.”
2) Caesarius v. H e is te rb a ch , o. c., I I , 8, c. 53: „Post mortem signis claruit innumera-
bilibus et magnis.”
3) Mo l l , Kerkgesch. v. Nederland, I I , 4, blz. 99. Vgl. KÉRLER, a. w., s. 1 e.e.
4) Vgl. een handschrift, door Kerkvoogden in bruikleen afgestaan aan het Rijksarchief te
Groningen, bevattende Aanteekeningen van ontvangst en uitgaaf betreffende de Martini kerk,
1426— 1531, op het jaar 1479 {Reg. Afd. I , 1 . Gron. Volksalm., 1844, blz. 190 v.).
5) Vgl. Reg. Afd. I I , n°. 203, 234, 237,, 245. Fe ith , Reg., I , op het jaar 1408, n°. 2 ;
1504, n°. 32; 1512, n°. 15; 1514, n°. 4; 1519, n°. 9. — Voorts lezen wij nog van de „ St. Meertens
scottele” (Fe it h , Reg., I , op het jaar 1470, n°. 18; 1508, n°. 7), van de schottele (in Martini
kerk) de omeghaet - (Aantt., 1426— 1531, op het jaar 1470) ,—van de „schoteten der tafelen in
Martini kerk” (Fe ith , Reg., I , op het jaar 1495, n°- 29), van de „schotele bij de jreeckstoel”
(Aantt. op het jaar 1500), en van „de blöke” d. i. het in sommige gemeenten nog gebruikelijke
armblok (truncus, zie Nederl. Archief voor Kerkelijke Geschiedenis, V I I , blz. 108). Het woord
„schottelgeld” i s , meen ik , nog in gebruik hier en daar in Gelderland. Men verstaat er onder
de opbrengst der collecte bij den Avondmaalsdisch.
6) Mag. Henricus Vrese (1474) was doctor in de beide rechten en officiaal van Keulen; ook
mag. Hendrik Stoter (1476) was decretorum doctor. Vgl. den Vidimusbrief van 20 Juni 1477
bij D r ie s sen , o. c ., IV , p. 815.
geschil1). Ook in het met het kerkelijke zoo nauw verbonden maat-
schappelijke leven werkte de vertooning na. Waarschijnlijk heeft de tegen-
woordige St. Jansstraat met haar voormalige St. Jansput2) haar naam
van den Dooper en was Johannes de Patroon der Groninger smeden3).
In 1561 stond zijn beeid op den Groningschen rijksdaalder4) , en nog in het
midden der x 7de eeuw werden de hobfden van het Glazenmakers- en Ververs-
gild op St. Jansdag gekozen °). En de inkomsten van het St. Jansaltaar
werden, ook tengevolge van legaten en giften u) , zo'o aanzienlijk, dat daaruit
een vast kerkefonds ontstond, met welks beheer de Magistraat:, als collator,
de Kerkvoogden als reken-
plichtige beheerders be-
lastte7). Dat de inkomsten
tot onderhoud van de
gansche kerk strekten, is
ons gebleken uit de aflaats-
bullen van 1360 en 1399.
Een quaestieus punt in
de geschiedenis der St.
Maartens kerk is haar ver-
houding tot de St. Wa¿-
burgs kerk. Evenals Marti-
nus van Tours, Johannes
de Dooper, de h. Nikolaas
De St. Walburgs kerk.
en Franciscus van Assisi stond de h. Walburg hier ter stede in
1) Blijkens een testament van 6 April 1372 (Oorkondenb. önder n°. 602) berustte de collatie
bij den Magistraat, maar een eeuw later werd de collatie opgedragen aan mag. Henricus Vrese
die door den Paus aangesteld was, bij wiens dood (1476)de Magistraat HendrikStoterbenoemde.
Vgl. F e i th , Reg.. I , op het jaar 1474, p°. 3; 1476, n°. 6, 9, 10, 1 1 , 12, 13; 1480, n» 5.
F e i th , Het Gron. Beklemregt, I I, blz. 495. R e it sm a , Gron. Volksalm., 1S92, blz. 92 v
2) Re it sm a , a. w., 1892, blz. 92.
3) F e ith , De Gildis Groninganis. p. 165: „Probabile est, S. Joannem baptistam fabrorum
in hac urbe fuisse patronum, quia die 24 Junii, huic sancto sacro , novi eligebantur hujus gildae
praefecti et rationes reddebantur.”
4) Driessen, o. e ., I I , p. 227: „Men zie diens afbeelding, op de eene zijde, met het
randschnft: „Moneta nova argentea Groningensis", en, op de andere zijde, met dit: „Sanctus
[ohannes Baptista a° 1561," in den beeldenaar, achter de Muntordonnantie van 1626, in het
Groot Placaatb. van Ca u , I , blz. 2841.”
j§! F e i th , De Gildis Groning., p. 195. •
_ 6) Vgl. 0. s.. Oorkondenb. onder n°. 759 (Fe i t h , fyg., I , op het jaar 1386, n°. 3). F e i t h ,
Reg., I , op het jaar 1489, n°. 2. Dat echter de renten niet geregeld betaald werden, blijkt uit
een diploom van Paus Sixtus IV aan Hendr. Stoter tot het verv.olgen van hen, die verzuimden
(Fe it h , Reg., I., op het jaar 1478, n°. 3).
7) D r ie s sen , 0. c . , I I I , p. 618 v. Bo e l e s , a. w., blz. 23 v.