waartoe het Consistorie van Burgemeesters en Raad vergunning verzocht,
welke den 15den April 1654 verleend werd1). Intusschen werd de uit-
voering van het besluit verdaagd2) , waarom het Consistorie den 17den
Juni 1655 een Commissie benoemde om met den Raad te confereeren en
op de uitvoering aan te dringen3). Thans oordeelde de Raad, dat men
bij het oude gebruik moést blijven. Latere verzoeken waren eveneens
vruchteloos ). Den 2 5sten Mei 1721 besloot de Kerkeraad de vragen te
doen aan hen, die zieh vrij willig aanboden om ze te beantwoorden, en
verzocht daarop de approbatie van den Raad, tevens verklärende dat
het hem aangenaam zou zijn, wanneer hij de vragen mocht doen aan alien 6).
De Raad weigerde andermaal6). Een geschreven, door al de Predikanten
onderteekende memorie, waarin de hooge wenschelijkheid van het doen
der vragen betoogd werd, had geen resultaat. Aan de afgevaardigde
Predikanten Cock en Hofstede werd geantwoord, dat de Ed. Mog. besloten
hadden „het als noch te laeten verbliven bij haere genoomene resolutie
en het oudt gebruick in dese stadt. . ., in verwachtinge dat het Eerw.
Ministerium de beveelen van haer ov-erigheit exact sal naekoomen en sich
nae dese en vorige resolutien reguleeren.” 7). Maar mocht men dan
de vragen niet doen aan hen, die zieh vrijwillig tot de beantwoording
aanboden, vraagden andermaal in naam des Kerkeraads de Predikanten
Cock en Alberthoma. Het antwoord van Burgemeesters en Raad was
wederom ontkennend s), waarop het Consistorie besloot „omtrent de vraeg-
stucken bij den h. Doop geen nieuwe versoecken bij de Heeren des
Raedts te doen” 9). Drie Predikanten Hofstede, Alberthoma en Velingius
weigerden zieh naar het besluit van den Raad te voegen. Zij hadden
„onderstaen tot vilipendentie en infractie der bovengemelte resolutien
en acten de vraegstucken wederom voor te leesen om beantwoordt te
worden.” De Raad verklaarde dit „met groote surprise” vernomen te
hebben. Hij oordeelde, dat-de heeren Predikanten gehouden waren „den
magistraet te gehoorsaemen in alle dingen, die niet strijden tegen Godts
Acta Consist,, I I , 23 April 1654.
2) Acta Consist., I I , 2 Juli 1654.
3) Acta Consist., I I , 17 Juni 1655.
4) Acta Consist., I I , 30 Maart, 2 1 , 23 April 1656; 5 April 1657; 4 April 1658 .enz.; I I I ,
29 November 1674; 28 Mei, 7 Juni, 30 Juli 1676; 8 December 1687; 29 April i 685.
s) Acta Consist,, IV , 25 Mei 1721.
6) Acta Consist., IV , 31 Augustus 1721.
7) Acta Consist., IV , 21 September 1721.
8) Acta Consist., IV , 21 September 1721.
9) Acta Consist., IV , 26 September 1721.
woort volgens het Art. XXXVI van de geloofs belijdenisse der Gerefor-
meerde kercken van Nederlandt, sullende nu niet kunnen worden
angetoont door het Eerw. ministerium dat in de h. schrifture gerequireerd
werd, dat vraegstucken bij den h. Doop an kinderen moeten werden
voorgestelt. of dat het iets wesentlicks is aan den h. Doop” 1). Voorts
werd de Rentmeester gelast om van het eerste kwartaal traktement van
de Heeren Hofstede, Alberthoma en Velingius vijf en twintig gulden
in te houdenvanwege hun verzet tegen het besluit des Raads2). Sedert
kwam het punt slechts een enkele maal in het Consistorie aan de orde3).
Na de scheiding van Kerk en Staat bij de Fransche revolutie, toen de
Kerk tot meerdere zelfstandigheid kwam, herleefde de belangstelling voor
de doopvragen. In de vergadering van den 2 2sten Augustus 1799 besloot de
Kerkeraad in beginsel de vragen aan ouders of getuigen te doen, maar,
met het 00g op de tijdsomstandigheden, de uitvoering van het besluit
te verdagen4). Eerst in het jaar 1804 werd het algemeen gebruik ook
in de Gemeente van Groningen ingevoerd %
Het. der de -geval van ergerlijke machtsoverschrijding raakte een
geeerd man met een hoog karakter, Ds. Theod. Brunsveld de Blau6),
destijds oudste Predikant van de Christelijk hervormde Gemeente7) alhier.
Wanneer een gestadige afwisseling van lof en blaam een kenmerk van
het merkwaardige is, was hij een van de merkwaardigste Predikanten
van Groningen. De zaak was deze. De Staten van Groningen bepaalden
den i stei> October 1789, dat Professoren, zonder onderscheid van faculteit,
en Predikanten in deze provincie zieh zorgvuldig hadden te wachten, van
hunne bijzondere denkwijze. over en omtrent ’s Lands- en Regeeringszaken
en diens bestuur, publice of privatim in collégien of op den preekstoel
te brengen. Ook nam de Raad met het 00g op, de Biddag-predikatie
een Resolutie aan ,' waarin den Predikanten werd voorgeschreven, dat zij
hunne gebeden en leerrede overeenkomstig den inhoud van den Biddag-
brief moestên inrichten jjwi de eerste instructie van dien aard in deze
1) Acta Consist., IV , 6 Januari 1722.
2) Diest L or g ion , a. w., I I , blz. 112.
3) Acta Consist., V I a , 10 October 17S2.
4) Acta Consist., V I I a , 22 Augustus 1799; 9 October 1800; 27 Augustus, 12 November 1801.
5) Acta Consist., V I lb , 16 Febr. 1804.
6) Ds. de B lau , geb. te Leeuwarden 1729., Predikant te Groningen 24 Dec. 1758, werd
in 1766 beroepen te Rotterdam en hield in 1783 de Groninger Raadskeurpreek en in 17S5 de
Landdagpredikatie. De laatste, getiteld Een Patriotsch regent geschetst, werd op kosten der
provincie gedrukt.
7) Zoo, en niet Gereformecrd, heetle reeds toen de Gemeente in het adres van den Kerkeraad
aan den Raad,