hadden. Waarschijnlijk hebben wij hier ook de symbolische verklaring
van het z.g. olie-wonder van deze heilige. Nadat n.l. haar stoffelijk overschot
van Heidenheim naar Eichstätt was ' overgebracht, liet Bisschop
Erchanbold de sarcophaag openen, ten einde eenige reliquieen af te staan
aan Lioba, abdis van het naburige klooster Monheim (893). Tot hunne
verbazing bevonden de Priesters, dat over het gebeente van de heilige
een dauwachtige olie lag, en sedert gaf het marineren deksel van de
altaargroeve, waaronder het lijk rustte, van tijd tot tijd, meer overvloedig
bij de aanbieding van het h. Misoffer, een welriekende, geneeskrachtige
olie op, die in een zilveren altaarschotel afdrupte. Paus Hadrianus II nam
Walburg op onder de heiligen. De i ste Mei was haar gewijd. Zij zelve
werd afgebeeld met een kerk en toren op de linkerhand. Een afschrift
van een handschrift in het Rijksmuseum te Amsterdam, geschreven in
het begin der i8de eeuw, heeft o. a. deze dichtregel en:
„Zij was een konings kint geboren,
Maar heeft een arme cel verkoren,
En gelt en goet gerigt als slijk:
Zij wou dit alles wel ontbeeren,
Op hoop van eeuwig te regeeren
Met Christus in een beter rijk” 1).
Aan de h. Walburg waren onderscheidene kerken gewijd, in Belgie
o. a. te Antwerpen, Brussel, Brugge, Furnes en Oudenaerden, in ons
vaderland te T ie l, Zutphen, Lingen, Arnhem en Groningen2).0
De St. Walburgs kerk nu was de oudste in onze stad; Zij stond op
het einde van den hondsrug, aan den N. O. kant van het plein, hetwelk
ze van de Martini kerk scheidde. Tusschen beide heiligdommen bestond
een nauwe betrekking, ofschoon het niet mogelijk is, den aard dier
betrekking precies te omschrijven. Eigenlijk zijn de lotgevallen der kerk,
met inbegrip van haar oorsprong, tamelijk ijl en hebben wij alleen
stellige gegevens over haar ondergang. Misschien was zij aanvankelijk
een eenvoudig houten gebouw, dat in de 9de eeuw of later, toen de
gemeente in aanzien en bevolking was toegenomen, door een steenen
kerk vervangen werd, die gebouwd zal zijn naar het model van de Hof!)
Vgl. Gron. Volksalm., 1893 , blz. 165 v. Ned. Archief voo? Kerkgeschicdenis, I I I , 1 , blz. 107 v.
2) Tiel had evenals Groningen zoowel een St. Walburgs als een St. Maartens kerk. Haar
St. Walburgs kerk, gebouwd in de iode eeuw door Waltger, Graaf van Teisterbant, is in 1679
afgebroken {Gron. Volksalm., 1893, blz. 166). Over de St. Walburgs kerk te Zutphen zie men
het Art. van K. O. Meinsma, Oud-Holland, 1.901, 1.
en Staatskerk van het Karolingische rijk, den prachtbouw van Karel den
Grooten te Aken*). Haar materiaal bestond uit tufsteen, hetwelk längs
den Rijn aangevoerd werd; de vorm was rond als een burcht', in het
Noorden en Zuiden gewelfd — met een klein vierkant steenen koor,
waartoe men met twaalf steenen trappen opklom, en waaronder een krypt,
die zeker reliquieen van de h. Walburg bevatte2). Boven en beneden
had zij vensters met ijzeren tralien3). De bewering van den Groningschen
burgemeester Huninga, dat zij door de Romeinen zal gesticht zijn4), zij
hier alleen pro memorie vermeld, evenals een andere6), dat de kerk
een stichting was van Ludger ( f 809), den Apostel van Groningen,
den eersten Fries, die zijne landgenooten met het Evangelie bekend
maakte en ook in deze streken zal gearbeid hebben6). Beide beweringen
zijn historisch onzeker7), Evenals de St. Maarten en de A 8) en de kerken
ten platten lande tot het begin der i6de eeuw, diende de St. Walburg
als kerk en als burcht. Zij deelde in de politieke verwikkelingen van de
Groningers en den Bisschop van Utrecht. Die verhouding was voor
Groningen niet scherp geformuleerd. Alleen stond vast, dat de Bisschop
heer der stad was. Dientengevolge ontstonden er telkens geschillen, die
den Utrechtschen Prelaat soms in hoog eigen persoon naar Groningen
voerden. B.v. in 1143, toen de Gelkingen door Bisschop Herbert in de
St. Walburgs kerk belegerd en tot overgave gedwongen werden9).
Ongeveer een halve eeuw later, in 1196, ontstonden er nieuwe oneenig-
heden. Toen betwistten de Groningers o. a. het recht van den Bisschop
op de St. Walburg, bewerende dat deze hun kerspelkerk was, daar zij
het gebouw of citadel ten tijde van den h. Walfried tot verdediging van
de stad tegen de Noormannen gesticht hadden10), Misschien is het niet
meer met zekerheid uit te maken, welke partij gelijk had. Naar mij
h Pe t e r s , Gron. Volksalm., 1893, blz. 158 v.; Oud-Gromngen, blz. 65 v.
2) Vgl. M o l l , a. w., -II, 3, blz. 257.
3) V g l JOANN. VAN Lemmege bij A. M a t th a e u s , Veteris aevi Analecta, 1698, p. 108.
Kem p ius , o. II, p. 138 sqq. Zie de afbeeld. der kerk, blz. 39, 41.
4) Op grond van Romeinsche munten, welke later in de muren en gewelven zouden
gevonden zijn. Vgl. Kem p iu s , I I, p. 138. Gron. Volksalm., 1843, blz. 37. Diest L o r g io n ,
a. w., 1852, I , blz.' 9.
5) Gron. Volksalm., 1893, blz. 158.
6) Vgl. G. Pa r is , Disquisitio de Ludgero Frisiorunt Saxonumquc Ajtostolo, 1859, waarvan
de schrijver een uittreksel gaf jn Kalender voor de Protestanten in Nederland, uitgegeven onder
redactie van W. Mo l l , V , blz. 17 v.
-^e scbrijver van Oitdh. en Gesuchten van Groningen, 1724, blz. 51 , beweert, dat,
volgens sommigen , de kerk vroeger een Heidensche tempel was. Moll veronderstelt, dat zij als
doophuis gediend heeft (a. w., I , blz. 388).
Zic boven, blz. 2. Ook in Friesland dienden de kerken als vesting.
9) Vgl. D iest L or g ion , a. w ., I, blz. 31.
10) 'Vgl. Gron. Volksalm., 1843, blz. 41. D iest Lorgion , a. w., I , blz. 36.