folgende jaar werd afgekondigd 1). Beide Kerkorden berustten op dezelfde
beginselen en komen, wat den inhoud betreft, vrijwel overeen. De
eerste, die voor de Stad, droeg kennelijk een voorloopig karakter2) ;
ook werd zij nimmer officieel gedrukt; zij werd langzamerhand geheel ver-
vangen door de tweede, die ook voor de Stad van kracht was8).- Het
verschil tusschen beide Kerkorden was tweeerlei. Vooreerst was in de
stedelijke Kerkorde bepaald, hetgeen in die voor de Ommelanden niet
voorkwam, dat er over de kerken geen „Senatus ecclesiasticus” , uit
politieke en kerkelijke personen bestaande, mocht gesteld worden,
omdat zulks in strijd zou zijn met de Kerkorde der andere Geunieerde
Provincien, en het bovendien ,,to vermoeden were, dat een ieder Parochie
sulck eenen dienaer nemen moste, alsse dem Senatui beliefde, hy were
dan der Gemeente aengenaem ofte niet: unde wan een dienaer, die
strafbaer bevonden worde, een ofte twie goede vrunden in den Senatu
hadde, mochte hy idt so grof niet maken, dat hy gestraft worde. Unde
daerentegen, wan hy in gemeltem Senatu een ofte twie vyanden hadde,
mocht hy ook so vroom & gelehrt niet wesen, dat hy sich voor dem
Senatu solde verdedigen können.” Ook vreesde men dat de .Senatus
belemmerend zou zijn voor de toepassing van de kerkelijke tucht en
kwam „dit ampt den Politicis nae Godes woort gantsch en gaer niet
toe. Dan gelyck een Prediger sich der Politischen regieringe ontholden
sali, also is het oock behoorlick, dat sich die Politici der Kercken-
regieringe ontholden” 4). Het andere punt van verschil tusschen beide
Kerkorden was, dat Burgemeesters en Raad van Groningen zieh scherp
verklaarden tegen het jus patronatus of collatie-recht, „dat sich etlicke
na Pauslicke wyse aenmaeten.'’ Zij achtten het in strijd met de ordeningen
der Geunieerde Provincien en met Gods Woord, „want Godes Woort &
die ordninge der Kercken in den geunierten Provincien lehren niet, dat
een ofte twie, ofte drie personen solden erflick recht hebben, voor die
heele Kercke een dienaer ofte dienaeren to beroepen, sonder dat der
geheelen Gemeynte dat recht toecompt. Daer toe wordt hier doer die
eenicheit der Religie gebroken, dan een ieder Patron een Dienaer nae
syner Religie beroepen worde; unde dewyle alle die, dewelke -sich in
4) hfen vindt ze bij Bru ch eru s, a. w., blz. 471 v- Zie over de oudere publicaties, F e it h ,
Het Gron. Beklemregt, I I , blz. 373.*
2) Vgl. Art. 9.
*) Vgl. den titel: „Christlicke und Schriftmetige Kercken Ordenungh, om alle des Order voor
te comen und eenicheydt, rust und vrede inde Gereformeerde Ke rcke , in der Stadt und Omlanden
van Groeningen toe mögen onderholden "
4) Vgl. Art. 1. Het laatste bezwaar tegen den Senatus was, dat hij in alle nationale Synoden
verboden was en licht aanleiding kon geven tot een Suprematie van den een over den ander.
— 131 —
desem Lande dat recht aenmaeten, niet van eener Religie en syn, worden
oock hare Dienaeren van verscheyden Religie wesen moeten, gelyck in onse
naebuerlanden buiten dese Unierten Provincien meer als al to waer is. Daer
beneven moste die Dienaer also predigen , alse idt synen Patron believete,
ofte hy moste wanderen, gelyck oock in den voorgedachten Landen meer
áls al to gebrucklick is. Verner were to besorgen,: dat die Patron ofte
syne Naecomelingen dat Kerkengoet verminderen, unde van datselvige den
Pastoor geven, wat hem beliefde & de rest in ehren sack steken worde,
gelyck ook in andere Landen & Koninckrycken dagelix geschiedt. Einde-
licken were ock to besorgen, dat die Prediger in synen Carspel op
niemant passen werde als älleen op den Patron, unde wan hij denselvigen
toe frunde hadde, konde hem de gantsche Gemeente niet doen, hoe
slim hy ock maken mogte; unde henwederom, wan de Patron eenich
haet op hem vatede, mochte die gantze Gemeente em voor hoeren
Patron niet beschermen, wo vroom & stichtich hij ock waere: gelyck
in den voorgedachten Naebuirlanden dagelicks voor oogen is. Ömme
dese & dergelycke oersaeken, willen w y , dat der gantsen Gemeente in
een ieder Carspel dat jfus vocandi to gestelt worde, gelyck oock in den
geunierten Provincien gebrucklick is” 4).
Behoudens deze punten bevatten beide Kerkorden vrijwel hetzelfde.
Volgens beiden stond aan het hoofd der Kerk de Synode. „Wat op
dussen Synodis mit meesten stemmen besloten wort, sali een yder volgen
moeten” 2). Van de 71 Artikel en der Ommelander Kerkorde handelen
de meesten over het Bestuur en de regeering der kerken; op het Beheer
hebben betrekking Artt. 55*—60. Art. 55 schrijft voor dat „Alle prebenden,
vicarien, prostijen, officien ende andere geestelicke beneficien”
zouden worden besteed tot „nootwendigen onderholt van goede lehrers,
schoelmeisters, Studenten, verplegung der armen ende andere pios usus” .
Volgens Art. 56 moesten de Predikanten zieh vergenoegen met de
opbrengst der pastoriegoederen, aangezien „de pastoren die de landen
inde dorpen sulvest bruyeken mögen, daer doch beter huysholden
connen als de, die inde Steden woonen” . Art. 57 bepaalt, dat in ieder
kerspel een schoolmeester zou zijn, die tevens koster was en belast
met het Godsdienstig onderwijs der jeugd3). De vrije prebenden in eenig
kerspel, die tot dusver niet tot den dienst der kerk gebruikt waren,
*) Art. 1. Bekend is , dat de burgerlijke Gemeente van Groningen nog het collatierecht heeft
te Klooster ter Apel en voor de oudste predikantsplaats te Nieuw-Pekela.
2) Vgi. Art. 19 van beide Kerkorden.
3) Over de vereeniging van het kostersambt met dat van onderwijzer, zie men Boeles
a. w., blz. 91 v.