Een poging tot invoering der inquisitie verijdeld (1560), 60— 62. De onafhankelijkheidszin van
den magistraat, 62 — 64. Verzet van de Ommelander geestelijkheid tegen het episcopaat, 64.
Joh. Knijff, de eerste en laatste bisschop van Groningen, 65— 67. Centralisatie van het geestelijk
gezag, 66. Knijff als kerkvorst, 66, 67. Zijn dood, 1 October 1576, 67.
Haar verheffing tot Protestantsch bedekuis, 67— 70.. De Reductie van Groningen'tot de Unie
van Utrecht (1594), 68. De eerste Gereformeerde predikatie, 69. Invloed ván Menso Alting te
Groningen, 69. De Avondmäalsvragen, 69. De Jubeljaarspredikatién, 69. Merkwaardige ver-
anderingen, 69, 70, De bekers bij de eerste Avondmaalsviering, 70. Het Avöndmaalszilver, 70.
Hare latere lotgevallen, .71— 83. Het koor, 71. De consistoriekamers, 72, 73. De
archiefkamer, 73. De kerkvoogdenkamer, 73. Het schip, 73. Het Raadsgestoelte, 73—75. De
klok, 75, 76. Het Provinciaal gestoelte, 76, 77. Het Westelijk gestoelte, 78. Het orgel, 78 — 80.
Het gedenkteeken ter eere van Joh. Wessel Gansfoort, 80, 81. De preekstoel, 81, 82. Het
doopvont, 82. Het Oostelijk gestoelte, 82. Het Ommelander gestoelte, 82, 83. De gedenksteen
van H. Muntinghé, 83. Het plein, 83, 85.
H OO FD STU K II. — De A Ker k . .
Het oudste bericht over de A k e rk , waarbij de kerk tot parochiekerk wordt verheven,
86— 87. Misverstand en toelichting, 87 — 89. Leven en vereering van den h. Nikolaas, 88.
De bepalingen van den bevestigingsbrief worden zorgvuldig nageleefd, 89. Haar oorspronkelijke
en latere vorm, 90. De kerk, met name gewijd aan de h. Maria en den h. Nikolaas, 90, 91.
Haar vroegere en tegenwoordige naam, 90, 91. Hare altaren, 9 1, 92. Een muurschildering,
vóorstellende Karel den Groote, 92. Haar weem (pastorie), 92. Hare school, 92, 93. Haar verheffing
tot Protestantsch bedehuis bij de Reductie van Groningen tot de Unie van
Utrecht 1594, 93, 94. Het Avöndmaalszilver, 93. Hare latere lotgevallen, 94— 104. De ramp
van 1 Mei 1671, 94. De publicatie van Burgemeesters en R a ad , 95 , 96. De gedenksteenen, 97, 98.
Het opschrift boven den N. Westelijken ingang, 99, 100. Het koor, 100, 101. Het Raads, het
Prbvinciale en Ommelander gestoelte, 101, 102. Het orgel, 102. De vernieuwing, 102, 104.
Het plein, 104.
H O O FD STU K III. — D e Ñieuwe Ker k .
De Noorder o f Nieuwe kerk, de jongste van de drie kerken, 105. Voorbereidende maatregelen
tot haar stichting, 105, 106. Haar inwijding, den 7den Juni 1664 door den oudsten predikant,
Joh. Martinus, 106, 108. »Zijn leven en geschriften, 108— 112. Martinus als homileet, 110. U it
zijn inwijdings-predikatie naar aanleidmg van Jes. II vs. 3, 1 12 — 1 18. De schoonheid der kerk, 1 18— 120.
De kerk, bij de stichting niet a f , 120. Haar architectonische versiering, 120. Het Raadsgestoelte
tegenover den preekstoel, 120. Hare kerkramen, 120. Het Ommelander en Provinciale gestoelte, 120.
Het gestoelte ter iinkerzijde van-den preekstoel, 120, 121. Het orgel, 121, 122. Het Avondmaals-
zilver, 122. De vernieuwing in i860, 122. Het plein, 122.
T W E E D E D E E L . - H E T B E H E E R .
HOOFDSTUK IV.' — Van d e Red uctie (1594) to t . d e Revolutie (1795).
•Inleiding, 127, 128. Het tractaat van Reductie, 128, 129. Voorloopige maatregelen tot uit-
voering van Art. V I , 129. De beide Kerkorden, 129— 132. De regeling van het provinciaal
bestuur, 132.: Het kantoor der provinciale geestelijke goederen, 133 — 137. Pii usus, 134, 135.
Het gebruik van de latere revenuen van het kantoòr, 135 — 137. De bestemming der priestergoederen,
137. Bezoldiging der predikanten, 137 — 139. Pensioenen van predikants-weduwen en
emeriti-predikantcn, 139. Het beheer der priester-(predikanten-)goederen, 139, 140. De gebouwen
en kerkefondsen, 140, 141. Kerk en Staat te Groningen volgens de Kerkorde van 26 Maart
1538, 141. Kerk en Staat te Groningen volgens de Acta Consistorii, 141 - 15 3 . Maatregelen
tegen Roomschen, Lutherschen, Doopsgezinden, Labadisten, Collegianten en Kwakers, 142, 143.
De kerken nooit rijk, 144. Resolutiën van Burgemeesters en Raad betreffende den openbaren
godsdienst, de zedelijkheid, het beheer, de kerken, den preekdienst, de nominaties, de beroepen,
den Ieeftijd van predikanten, den duur der predikatiën, geschillen onder de predikanten,
het bijwonen van tooneelvoorstellingen, de viering van het h. Avondmaal, de Doop- en
Avondmaalsvragen, 143— 151. De Stadhouder Willem IV , Rector Magnificentissimus der
Groningsche Akademie, adviseur in de geestelijke aangelegenheden der gemeente, 147, 148
• Ds. Theod.' Brunsveld de Blau, door Burgemeesters en Raad de dienst in Groningen en hare
jurisdiction opgezegd (29 Mei 1788), 151— 153.
H O O FD STU K V. H V an de Revolut ie (1795) t o t d e Res tau r a t ie (1813).
De Nationale vergadering van 1 Maart 1796, 154, 155. Het voorstel van den burger Ploos
van Amstel en het advies van den Groningschen afgevaardigde Ds. H. Sijpkens, 155— 159. Het
besiuit van 5 Augustus 1796., dat er in Nederland geen bevoorrechte Kerk zal zijn, 159, 160.
Het ontwerp van Staatsregeling van 10 November 1796, 160— 162. De Franschen, dure bond-
genooten, 162. De adresbeweging, 163. De Staatsregeling van 17 Maart 1798, 163,164. Additioneele
artikelen, 164, 165. Indruk er van, 165— 167. Publicatie van 12 Juli 1798, 167. Hêt plan van
taxatie en schikking nopens de kerkgebouwen te Groningen, 168. De Doopsgezinden, Walen
en Joden zien van hunne aanspraken af, 168, 169. Tabel van de inkomsten en uitgaven der
Martini en A kerk, 170, 171. Tabel van naasting, 172, 173. Publicatie van 31 Maart 1S01, 174.
Het ontwerp van Staatsregeling van 16 October 1S01, 175. Zachtere stemming in den lande, 176.
De houdmg van den Groningschen kerkeraad,' 176, 177. De grondwet van Hollands eersten
Komng,. Lodewijk Napoleon, van 10 Juni 1806, 177. Roomsch-Katholieke invloeden, 177, 178.
De decreten van 6 April en 2 Augustus 1808, 178, 179. Indruk er van, 179. De opheffing van
het kantoor der provinciale geestelijke goederen, 180. Het beheer der kerken en fondsen gaat
over aan de gemeente, 180. De Roomsch-Katholieken maken aanspraak op een der kerken, 180, 1S1.
Het kantoor der predikantengoederen wordt bedreigd, 181. De Groningsche predikanten
gedurende de inlijving bij Frankrijk, 182. Het fonds tot instandhoi^ding van den openbaren
eeredienst, 182, 183.
H OO FD STU K V I . — V an de Restauratie to t onzen tijd .
Gemoedelijke stemming in den lande, 184. De grondwet van 1815, 185. Het Algemeen
Reglement van 1816, 186. Koning Willem I inzake het beheer, 186-188. Het provinciaal
règlement van 2 Juli 1820, 188. Bezwaren van den Groningschen Kerkeraad, 188, 189. Het
beheer van het fonds der predikantengoederen en van dat tot instandhouding van den openbaren
eeredienst komt aan Kerkvoogden, 189-190. Bezwaren van collectanten, 190. Schikking, voor-
gesteld door het Provinciaal College van Toezicht, 191, 192. Het Reglement op de administrate
van het fonds tot instandhouding van den openbaren eeredienst van 9 Januari 1854, 192, 193. Het
fonds blijft zelfstandig, 19 3 -19 5 . De organisatie van het beheer in 1866, 195, 196. Hoe te oordeelen
over het recht van overdracht, 196, 197. Het mandïiat van het Algemeen College van
Toezicht, 197. Het Algemeen College treedt handelend op, 198, 199. Geen afgevaardigden met