hoezeer op verschiliende tijdstippen gemaakt, harmonieert volkomen in
kleur en vorm. De eiken preekstoel met klankbord en trap is het rijkst
behandeld; volop versierd met guirlandes en met het Groninger wap en ;
als kerkelijke Symbolen vindt men daar eén paar doodshoofden en een
zandlooper; ook de vierkante doophek- en de trap-bulasters zijn met
vrucht-guirlandes omhangen en öp de deur van den doopstoel prijkt
mede het Stadswapen. Het Raadsgestoelte is overhemeld, een hemel
gedragen door kraagstukken met bladwerk versierd, in bladknoppen
eindigende en gesloten door eene kroonlijst met gebogen fronton, in welks
midden zieh de gekroonde dubbele adelaar bevindt tusschen kinder-
figuren en flink gestoken bladwerk ; de paneelen der rugbekleeding zijn
gevuld met vrucht en bloem-festons en de zijdeurtjes met een à jour
bladwerk” 1).
Echter was de kerk, toen zij ingewijd werd, niet geheel ,,af” . Latere
rekeningen hebben belangrijke posten, voor ,,het maecken en vergrooten
van den doopstoel” (1667), „wegens gelevert eijeken holt tot de ge-
stoelten", voor „het maecken van cussens, voor geborduirde wapens op
de cussens (1696) ■). Het uurwerk in den toren werd betaald uit de
opbrengst eener collecte, welke in Juli 1668 bij de omwonenden plaats
had3). In 1682 werd een algemeene collecte voor de kerk gehouden,
waartoe ook de R. Katholieken getaxeerd werden4). De kerkramen waren
oorspronkelijk beschilderd met de wapens der stad, van de provincie,
van den Stadhouder en van de magistraatspersonen alsmede met opschrif-
ten en ornamenten; elk raam was daartoe in 28 velden verdeeld en elk
veld had een wapen met bijbehooren6). Afdrukken der wapens werden
door Kerkvoogden in '1836 afgestaan aan het Rijksarchief6). Längs de
eindgevels der kruisarmen zijn de groote Gestoelten met hunne breede
trappen en rijk gebeeldhouwde deuren. Aan de rechterzijde van den
preekstoel waren het Ommelander-gestoelte, eertijds dienende voor de
Gedeputeerden der Ommelanden, thans bestemd voor Studenten7), en
daarnaast het Provinciale gestoelte8). Het fraaie gestoelte, ter linker-
% P e t e r s , Oud-Groningen, blz. 104.
Jj P e te r s | a. w ., blz. 106.
®) Reg., Aid. I I I, n°. 10, op het jaar 1688. Zie over den toren, Reg., Afd. I I I , n°. 62 ,
blz. 189 v.
4) Í t| | l > Afd. I I I , n°. 10, op het jaar 1682.
5) Bij besluit van 28 Juli 1663 had de Overheid de gilden verzocht daarmede de kerk te
versieren (Pe t e r s , Oud-Groningen, blz. 104).
6) Æeg-, Afd. I I I , n°. 34, blz. 409.
' " T) Zie boven, blz. 102.
®) Zie boven, blz. 77.
zijde van den kansel heeft boven de deur het jaar 1722 en dit opschrift :
„V ir tu s, repulsae nescia sordidae ,
Intaminatis fulget honoribus" ) ;
De behoefte aan een orgel werd het eerst in het openbaar uitgesproken
De Nieuwe Kerk.
in 18162). Voor dat doel vermaakte de heer j. R. Oortsema in 1827
aan de kerk een som van y ’ bdoÔsS,, niet vrij van successierechten,
x) Het citaat is ontleend aan H o r a t iu s , Oden I I I , 2, 16— 20. In het geheel luidt het aldus :
„Virtus, repulsae nescia sordidae ,
Intaminatis fulget honoribus ;
Nec sumit aut ponit secures
Arbitrio popularis aurae.”
De zin van deze strophe is deze. De deugd, die van smadelijke afwijzing niet weet, d. i. die
niet naar ambten streeft om smadelijk te worden afgewezen, schittert door smettelooze eer (terwijl
dikwijls aan de z.g. eerambten, „honores” , een smet kleeft; deze gedachte is weggelaten). Ook
neemt zij de bijlen, het symbool van het gezag, niet op of legt ze neer naar het believen van
een wufte volksmenigte. Uit dit Opschrift spreekt dus een afkeèr van openbare bedieningen en
de wensch om liever een eenvoudig, deugdzaam mensch te zijn. Ik dank deze opheldering aan
den heer Prof. J. van Wageningen.
2) Reg. , Afd. I I I , n°. 34, blz. 49 v. Acta Consist., V I I I , 10 Juli, 21 Aug. 1816.