om hulde te doen aan bovengenoemde grondbeginselen, speciaal om
buiten effect te stellen zoodanige plakkaten en octrooien, die aan leden
van andere Kerkgenootschappen personeele lasten oplegden ten behoeve
der gewezen bevoorrechte Kerk, en de procedures, uit die plakkaten en
octrooien voortspruitende, te schorsen, terwijl ten slotte aan de hoogst
geconstitueerde Machten der onderscheidene gewesten gevraagd zou worden
om bij Rescriptie aan deze vergadering genoegzame geruststelling te doen
geworden, dat zij zieh naar dit decreet hadden geconformeerd 1).
De Representanten van het volk van Stad en Lande brachten dit
decreet ter. kennis van de ingezetenen van ons gewest en gelastten de
leeraars der onderscheiden gezindten, kerkvoogden, diakenen, yoogden
van Wees- en Gasthuizen, ontvangers en rentmeesters van provinciale en
particulière Kantoren, voor zoover zij het beheer hadden en in het bezit
waren van goederen, toebehoord hebbende aan geestelijke corporatiën,
alsmede alien, die het jus patronatus exerceerden over prebenden enz.
om binnen drie weken opgaaf te doen van de door hen gebruikte of
beheerde goederen, overeenkomstig Art. 4 van het decreet2), Andere
directe gevolgen van het besluit waren, dat het toezicht van den Magistraat
op de Predikantsberoepen ophield3) en dat de publicatiën niet meer van
den preekstoel afgelezen werden. Ook kwamen de liefdegaven bij de
begrafenissen voortaan aan alle gezindten ten goede4) en werden „de
scholarchen” niet meer als voorheen in de vergadering van het Consistorie
geciteerd om een heilwensch, soms een réprimandé in ontvangst te nemen.
Voorts werden hier en daar de wapenborden en Schilden in de kerken
weggenomen alsmede de wapens van de grafzerken gewelddadig ver-,
wijderd, waarvan o. a. in de Martini kerk nog de sporen aanwezig zijii.
Den iod® November 1796 kwam er eenige stijl in de nieuwe orde van
zaken. Toen bood de Commissie, - benoemd tot het samensteilen van een
plan van Constitutie, aan de Nationale Vergadering een ontwerp aan bij
monde van den Frieschen afgevaardigde Simon Styl6). Ofschoon het ontwerp,
-1) Dagverhaal, I I , blz. 544. Vgl. de Public, van den i8den Augustus 1796, Regr Afd. I I I,
n°. 25 , d , blz. .9,
2) Public, van den 2d™ Sept. 1796 en den ioden Maart 1797. De laatste is opgenomen Reg.,
Afd. I I I , n°. 25, d ,- blz, 10. Vgl. Nieuwe Nederl. Jaarboeken, X X X I I , 1797, blz. 181 v.
3) Bij het beroep van Ds. J. Rutgers te Kämpen in de Kerkeraadsvergadering. van den I9d<m
Oct. 1797 werd besloten de Municipaliteit daarvan „kennis te geven", met verzoek „dat zij zieh de
inwoóning van den beroepenen als Burger will laten welgevallen” (Ada Consist. VI»). Daarentegen
*erd besloten de Municipaliteit geen kennis te geven van den te.houden biddag op den i6d™
Maart 1800 (Acta Consist., VII», 20 Febr. 1800),.. -
4) Public, van den 178011 Aug. 1797.
6) Vgl. de minutieuse beschrijving van de aanbieding Dagverhaal, I I I , blz. 590. De
discussiën over het ontwerp zijn te vinden in Dl. IV.
,het dikke boek” ,' bij de volksstemming den 8sten Augustus van het
volgende jaar met groote meerderheid verworpen werd1), mag ik het niet
stilzwijgend voorbijgaan, aangezien met dat ontwerp de bepalingen samenhangen,
welke als Additioneele Artikelen aan de Staatsregeling van 1798
werden toegevoegd.
Zoo decreteerde de Nationale Vergadering2), dat de Kerk was
afgescheiden van den Staat en dat er geene burgerlijke voor- of nadeelen
aan de belijdenis van eenigen Godsdienst verbonden waren (742). Uit
nationale, départementale of plaatselijke kassen mochten geene betalingen
ten behoeve van eenig Godsdienstig genootschap geschieden (744). De
bezittingen of inkomsten van eenig Kerkgenootschap, na het jaar 15 81,,
onder wettigen titel, door vrijwillige dispositiën, donatiën, collecten ver-
kregen, werden als zijn wettig ' eigendom erkend|¡745).. Alle kerken en
pastorieen van vóór het jaar 1581, met de goederen en fondsen, tot haar
onderhoud, werden verklaard voor het eigendom van de gezamenlijke
ingezetenen en bewoners van de stad of het dorppwaar zij gelegen
waren (746)8). Ten aanzien van het gebruik der kerken en pastorieën,
in het voorafgaande Artikel bedoeld,. zouden de gezamenlijke ingezetenen
van de stad of het dorp, zoodanige schikkingen maken als de recht-
vaardigheid en de billijkheid medebrachten (747)) De geestelijke goederen
en fondsen, niet begrepen onder Art. 746, maar sedert 1581 onder
nationale, provinciale of . kwartierlijke administratiën . gebracht, werden
nationaal verklaard en zouden door het Wetgevend Lichaam, voor het
einde van het derde jaar na de aanneming der Constitutie, gebracht
worden onder een algemeene nationale administratie (748). De leeraren
der gewezen bevoorrechte Kerk, welke bij het aannemen der Constitutie
in vasten dienst waren, zouden, zoolang zij daarin bleven en door hun
toedoen daarvan niet ontzet werden, de hun toegelégde traktementen
genieten bij wijze van pensioen. Insgelijks zou het kindergeld voortdurèn
(749). Alle emeriti, alsmede de weduwen van leeraren der gewezen bevoorrechte
Kerk, welke, bij het aannemen der Constitutie, traktement of
1) Van de 136716 opgekomen kiezers verklaarden zieh 27955 voor, 108761 tegen het ontwerp.
2) De bepalingen betreffende den Godsdienst zijn samengevat in Titel V I I I , iste Afd. De
beide andere Afdeelingen handelen over het publiek onderwijs en de zorg voor de armen. Zie
Dagverhaal, VI.
3) „Men incende, dat de kerken, voor 1581 gebouwd, het gemeenschappelijk eigendom
waren van de verschillende Kerkgenootschappen in een zelfde plaats, omdat die Kerkgenootschappen
allen iri zekeren zin afkomstig waren van die ééne Katholieke kerk, wier leden, de voorvaders
van de latere Lutheranen, Roomschen, Gereformeerden en Doopsgezinden, allen tot den opbouw
hadden bijgedragen en van het gebruik dier gebouwen hadden geprofiteerd. Het werd als onbillijk
beschouwd aan ééne kerk langer het gebruik dier gemeene goederen te laten, nu de overheid
niet meer eene kerk met een bepaalde belijdenis kende” , D e Savornin L ohm an , a. w ., blz. 204.
C. H. VAN RHIJN, Templa Groningana. u