of kerk van sente Merten vermeld in een aantal oorkonden, vanaf
het jaar 1405 tot het jaar 1293, en van welke de oudste is die van
Egbertus, Graaf van Bentheim,
van 23 Februari
1293 V?. Het oudste2) 'bericht
over de kerk heeft
de Kronijk van den Abt
Menko van Wittewierum
op het jaar 1253 3) , toen
de Gelkingen zieh in de
Martini, de St. Walburgs
en Nikolaas kerk tegen
hunne vijanden verschanst
hadden ). Intusschen kunnen
wij nog iets vroeger terug-
gaan. Het oud-Groninger
zegel heeft een afbeetding
Het oude zegel der stad Groningen. van de O u d e St. Maarten °) ,
*) Het laatst gedrukt in het Oorkondenboek van Groningen en Drente. Vgl. den index i.v.
Martini (eccl. beati in Groningen), p. 466.
2) In een brief van A nsfr id us , Bisschop van Utrecht, van het jaar 1006 — het làatst
gedrukt in het Oorkondenb. onder no. 12 — is sprake van een kerk te Groningen, welke met
die van Ermelo en Dokkum door A nsfridus aan het klooster Hohorst bij Amersfoort wordt
geschonken. Echter is de echtheid der lezing twijfelachtig, daar de kerken ontbreken in afschriften
en in de bevestigingsbrieven van den giftbrief (Gron. Volks ahn., 1844, biz. 169).
3) Het . jaar 1235 van Dr. A cker Stratingh (Gron. Volksalm., 1844, biz. 169) is zeker
een fout voor 1253.
4) Vgl. de Kronijken van Evio en Menko in de Wei'ken van het Hist. Genootschap te
Utrecht, N. serie, No. 4, 1866, p. 204: „Anno Dpmini MCCLIII. Milites de groninge falsis
promissionibus de locis, ubi obsides erant, euadentes et collectis uiribus groninge uenientes in
claustrum minorum fratrunrse receperunt, et tarn claustrum quam domos vicinas lapideas muñientes
Geleconidas in ecclesia sancti Martini, Walburgis, Nicolai impugnabant” . Zie over den strijd
zelven E. J. DlEST LORGION, Geschiedk. Beschrijv. der Stad Groningen, 2 dl., 1852, I , biz. 47 v.v.
5) Niet van de St. Walburgs kerk, die er geheel anders uitzag. Het zegel was afgedrukt in
groen was en werd door de stedelijke Regeering het laatst gebruikt den 25sten September 1809.
Het randschrift luidde tot in de I5de eeuw: „Sigillum civitatis Groniensis” , maar werd toen met
het karakter der letters gewijzigd tot : „Sigillum civitatis Groningensis” . Het zegel stelt voor een
Romaansche k e rk , en wel een hooge kruiskerk met westtoren, zijbeuken en rond uitgebouwd
koor, terwijl aan de Oostzijde van het transept nog een ronde apside zichtbaar is. Vgl. IfPElj
en Fe it h , Oudheden, biz. 106, 346. A cker Str a t in g h , „Over den oorsprong van de munt en
het wapen der stad Groningen” in het Tijdschrift Gruno, 5, 6, biz. 85 v ., waarvan een afdruk
aanwezig is in den bundel „Verzameling van kleine stukjes over geschiedenis en oudheden” , I I ,
berustende in de Gron. Universiteits bibliotheek. E yck van ZUYLICHEM, „Kerken in Groningen” ,
Kronijk van het Historisch Genootschap te Utrecht. V I I , 1851, 2de serie, biz. 28 v.v. C. H.
Peters , „Oud-Groninger Kunst” I in Gron. Volksalm., 1892, biz. 183 v. Oud-Groningen, 1906,
biz. 71. — Een afdruk van het zegel geven het Oorkondenb. en Pe t e r s , Oud-Groningen, biz. 68.
en aano-ezien nu het zeer waarschijnlijkx) oudste officielle stuk met dat
zegel dagteekent van het jaar 1243, moet de kerk reeds eenige jaren
vroeger hebben bestaan en zal zij in de eerste decenniën van de. I3de
eeuw zijn gesticht. De overlevering, dat de missionarissen W i l l e h a d
I8-789) of L u d g e r (j* 809) de St. Maarten zullen gebouwd, en het door
M i r a e u s in zij ne Annales ecclesiae aan oude Kronieken ontleende bericht,
dat de Noormannen de stad zullen ingenomen en de kerk verbrand
hebben, zijn wel niet volstrekt ongeloofwaardig, maar toch te weinig
historisch zeker dan dat wij. op grond daarvan aan de kerk een ouderen
oorsprong zouden mögen toekennen2).
Even onzeker als de tijd van de stichting is de geschiedenis van den
bomv. Ook zij stelt allerlei vragen, waarop, bij gemis aan historische
gegevens, een stellig antwoord niet mogelijk is. Door wie de kerk is
gesticht? Vermoedelijk door de burgerlijke gemeente, in welk geval de
Overheid, als die .gemeente vertegenwoordigende, het patronaatrecht
uitoefende 3). Welke de aanleiding was tot den bouw? Vermoedelijk was
de St. Walburgs kerk door den aanwas der bevolking en de uitbreiding
der gemeente te klein geworden en bleek zij voor een doelmatige ver-
grooting ongeschikt. Of de kerk vroeger een Heidensche tempel tvas ? 4)
Zeer waarschijnlijk niet, want bij de kerstening ook van onze gewesten
werden de oude godentempels vermeid ; de eerste Christenen hadden een
te grooten afkeer van de Heidensche heiligdommen dan dat zij die in
Christelijke godshuizen zullen omgezet hebben. Wie de bouwmeester was?
In den regel waren de bouwmeesters der kerken in de i2 de en i3 de
eeuw geen geestelijken maar leeken ; de eersten . zorgden voor de kosten,
*) Zeer waarschijnlijk, want aan een stuk d.d. 14 November 1245 — gedrukt in het
Oorkondenb. onder no. 105 — schijnt inderdaad het stadszegel te hebben gehangen: vgl. Oorkondenb.
blz. 67 d. Het zegel hangt voor het eerst aan een oorkonde d.d. 1 November 1276,
gedrukt in het Oorkondenb. onder no. 152.
2) Vgl. KempiüS, De origine, situ, qualitate et quantitate Frisiae, 1588, I I I , p. 310. Oudh.
en Gesticht. van Groningen en Groningerland, 1724, blz. 343. R. K. DRIESSEN, Monumenta
Groningana, I , 1822, blz. 95. H. J. Royaard s, Geschiedenis der invoering en vestiging van het
Christendom in Nederland, jpg dr., 1844, blz. 293 v. W. Mo l l , Kerkgesch. van Nederland vöör
de Hervorming, I , 1864, blz. 169 v. 171 v. 242.
3) Volgens den regel van het kanonieke recht: „patronum faciunt dos, aedificatio, fundus” ,
d. i. gift van een stuk grond, bouw eener kerk, schenking van goederen voor de prebende van
den pastoor. Vgl. W. ZüIDEMA, Wilhelm. Frederici, Persona van St. Maarten te Groningen
(1489-1525) en de Gron. Staatkunde van zijn tijd, 1888, blz. 16.
4) Ubbo E m m iu s , De agro Frisiae etc., 1646, p. 40: „Martinianum: antiquissimum et
cum urbe ipsa aut ante urbem natum, a c , ut quidam putant, superstitioni ethnicae quondam
dicatum.” »