waardige derwaarts gekeerd zijn, dan heet de kerk „georiënteerd”
(geoost), en Staat zij op „de heilige linie” *). De langwerpig vierkante-
vorm (oblongum) eindelijk is niet ontleend aan den vorm der Heidensche
tempels, want, afgezien van den afkeer, dien de oudste Christenen
van Heidensche tempels hadden, was daarin alleen plaats voor den
priester en het beeid van den god, niet voor een groote schare. Evem
min vond de oud-Christelijke kerk haar model in den tempel van
Salomo en zijn prototype, den Tabernakel, zooals o. a. Durandus en
in den nieuweren tijd Kreuser ) beweerd hebben. Inderdaad is die opvat-
ting, ofschoon niet onverklaarbaar, toch louter de vrucht van een uit-
wendige verbinding. Zij is niet onverklaarbaar, want het Nieuwe
Verbond gold voor de vervulling van het Oude, de N. T.ische gemeente
voor de voleindigde O. T.ische Godsgemeente, waarbij de voornaamste
deelen van het Christelijk heiligdom namen ontvingen, welke aan
den Tabernakel ontleend waren; ook zagen de eerste Christenen met
bijzondere voorliefde op den luister van Salomo's tempel terug §§ Maar
toch leert een precíese vergelijking dat die voorstelling niet opgaat. ;,Hoe
kon het koor met het altaar, den bisschoppelijken troon en de zetels
der presbyters en diakenen eene navolging wezen van „het heilige der
heiligen” , waarin geen altaar was, waartoe niemand mocht doordringen
dan eenmaal ’sjaars de eenige hoogepriester, die het niet wagen mocht
hier te gaan zitten ? Hoe kon het schip met zijne gestoelten voor de voor-
lezers, zangers, gemeenteleden, mannen en vrouwen, eene nabootsing
van „het heilige” zijn, waarin slechts de priesters vrijen toegang hadden
en de kandelaar, het reukaltaar en de tafel der toonbrooden stonden?
1) Zie over de oriéntatie — afkomstig uit de Grieksche kerk en over Ravenna naar Rome
gekomen (O t t e , Katech. , s. 19) — 0. a. K r e u s e r , Der christl. Kirchenbau, I , s. 64—72;
Wiederum christl. Kirchenbau, 1868, s. 228. O t t e , Handb. I, s. 12; Katech. s, 19. KRAUS, a. w .,
i. v. Orientirung. S a u e r , a. w . ,‘ s. 88, 112, 294 f f . A lb e r d in g k T h ijm , a. w., passim en
Geen kerkelijke Bouwkunst zonder oriéntatie, 1859* E v e r t s , a. w., blz. 26— 29. Van de geschriften
over plaatselijke heiligdommen zij hier vermeld De St. Nicotaas-kerk van Jutfaas. Een dorjskerk
als bouiowerk beschreven door D r . H. J. A. M. Schaepman en met het oog oj hare versiering.
nader verklaa?d door G. W. VAN H e u k e lum , Pastoor van Jutfaas, 1906. Zie over de oriéntatie
van een R.-Katholiek kerkhof, E v e r t s , a. w., blz. 332 v.
2) „Ab utroque, scil. a tabernáculo et a templo, nostra materialis ecclesia formam sumpsit”
leerde D urandus (Sa u e r , a. w. 's. 107). Zie Kr e u s e r , _Kölner Dombriefe oder Beiträge zur
altckristl. Kirchenbaukunst, 1844, s, 22. Vgl. over den Vierkanten vorm, ook van den visionairen
tempel van E z echiel (H. 40) en van het hemelsch Jeruzalem in Openb. 21, 16, A lberdingk
T h ijm , De h. Linie, blz. 5, 9 , 27, 133. De Ouden zullen zieh de aarde voorgesteld hebben als
een langwerpig vierkant, dat als een tapijt lag uitgespreid voor het hemelsch verblijf der gezalig-
den. Vierkant was in hun schatting de schoonste vorm, de type bij uitnemendheid, de xoofxog, de
wereld, waarom de tabernakel bij Chrysostomus en Hieronymus het beeid der gansche wereld
is (Th ijm , a. w., blz. 6).
3) V gl. M o l l , Geschiedenis van het kerkelijke leven, I I , blz. 28.
Hoe kon eindelijk het denkbeeid bij iemand opkomen om voor het
gewone atrium des christelijken heiligdoms, waardoor de kerkbezoeker
binnenkwam, een voorbeeld te zoeken in de Jeruzalemsche voorhoven,
waarin de schare hare gebeden opzond en de priester het offer ontstak?” *)
Inderdaad is die opvatting meer een speling van vernuft dan de vrucht
van een nauwkeurige vergelijking en hebben de bouwmeesters van de
oud-Christelijke .heiligdommen hun model elders gezöcht. Zij vonden het
in de Basiliek2), d. i. zoowel een openbaar gebouw, voor burgerlijke
doeleinden3) (basilica forensis) , als de pronkzaal in de paleizen der
Romeinsche grooten (basilica domestica). Volgens de nieuwere onder-
zöekingen is de oud-Christelijke kerkvorm uitwendig een navolging van
de eerste, terwijl dan de inwendige inrichting aan de basilica domestica
zal ontleend zijn4). Voor ons-doe|fis alleen van belang, dat de oud-
Christelijke basiliek (basilica ecclesiae) ten tijde van Constantijn den vorm
had van een langwerpig vierkant, dat door rijen zuilen verdeeld werd
in een middenschip en twee of meer — zijschepen, en wel zóó, dat
het middenschip ongeveer de breedte had van de twee zijschepen en de
kerk aan de smalle zijde, tegenover den ingang, uitliep in een halfronden
uitbouw (apsis). Het valt niet moeilijk, dit grondplan in onze Martini kerk
terug te vinden.
Een andere bijzonderheid, die aan de vroegere bestemming der
Martini kerk herinnert, is de scheiding van schepén en koor. Het schip of
het z.g. langhuis, lager gelegen dan het Presbyterium of Priesterkoorfi) ,
hetwelk bovendien hooger gewelfd was, overeenkomstig de bestemming
van beide deelen: het schip6), vertegenwoordigende de strijdende kerk,
bestemd voor de leeken; het koor, vertegenwoordigende de zege-
pralende kerk, bestemd voor den klerus. ,;Gelijk in de gehoorzaal eens
Konings deze zijn troon heeft aan het hoofdeinde, zijne ministers hunne
plaats hebben bij den troon, en die ter audiéntie worden toegelaten, op
*) Mo l l , Geschiedenis van het kerkelijke leven, I I , blz. 29.
2) Basilica (sc. portieüs) , z. v. a. mooi, schoon, werd later opgevat in den zin van huis des
Konings (ßaodsvg), n.l. Christus.
3) Voor marktverkeer en rechtspraak.
4) Zie Mo l l , a. w., blz. 30 v. K r a u s , a. w., i.v. Basilika. Ot t e , Handb., I I , s. 6 f f.;
Katechismus, s. 14 ff Mo e l l e r , Lehrb. der Kirchengeschichte, I, 1889, s. 522. E. Ch r . A chelis,
Praktische Theologie, voor Nederland bewerkt door L. W. Bakhuizen van den Br in k , 1906,
blz. 69 v.
5) Beide zijn gescheiden o. a. door het dwarsschip of transept, ook wel kruispand geheeten,
de twee armen in den kruisvorm: zie blz. 15. — Vgl. over de beteekenis van Presbyterium
A lberdingk T h ijm , a. w., blz. 842).
6) Het schip der kerk heet ook wel beuk, een wijziging van buik, ook de naam van de
zijde van een schip (Everts , a. w ., blz.. 67 v.).