Heeren tempel, des Heeren tempel zijn dese; ende ondertusschen hare wegen
ende wandelingen niet goet te maken ? En zijnse niet eyndelick selve met hären
tempel van het aengesicht des Heeren verworpen? Jer. 7 : 4 , 14, 15. Wat conde
’t s o vele schoone Gemeynten baten, dat sy van den Apostelen selve gesticht
waren, na dien sy niet bleven wandelen in des Heeren paden ende daerom in de
handen o f van Mahomet of van de hoere van Babel vervallen zijn?
Dieshalven w y , ge lie fd e , ons billick daeraen spiegelen ende om den onder-
ganck van onsen Staet ende kercken, van onse lijf ende siele te verhoeden billick
dat voornemen hebben, dat wy van nu voortaen willen wandelen in des Heeren
paden. Oock en twijfele ick niet, indien wy u alle, die ghy tegenwoordich zijt,
souden vragen; ghy soudt seggen ’t gene Israel eertijts tot Mosen se yde : Spreeckt
ghy tot ons al wat de Heere onse Godt spreeckt, ende wy sullen hooren en doen;
laet den Heere ons leeren ende wy sullen wandelen in sijne paden. Ende dieshalven
wy. antwoorden, gelijck de Heere diestijts door Mosen: Och dat ghy een sulck
herte haddet om den Heere te vreesen, gelijck ghy wüt schijnen door dese bijeen-
komste : Och dat ghy een herte haddet om in des Heeren paden te wandelen,
op dat het u ende uwen kinderen, uwer Stadt ende uwen kercken, web ginge in
eeuwicheyt. Deut. 5 : 27 29. Ja gelijck eertijts Salomo bij de inwyinge van sijnen
tempel, alsoo wij by dese inleydinge van deze kercke bidden ende wenschen meest
met de woorden Salomons: De Heere onse Godt zij met ons, gelijck hij ons
belooft heeft in Jesu Christo, hij en verlate ons niet; ende en begeve ons n ie t:
Neygende tot hem ons’ herte om in alle sijne wegen te wandelen, ende om te
houden sijne geboden.”
De redenaar eindigt met de volgende bede:
„Also is het oprechte ende vyerige gebedt mijns herten tot Godt ende den
Vader onses Heeren Jesu Christi, dat hy op dese mijne eerste (hoewel geringe
ende swacke) predicatie in dese nieuwe kercke, dit huys ende alle die daerin zijn,
met alle de geloovige leden van onse Gemeynte, genadelick vervulle met sijnen
H. Geest, op dat wij alle van nu voortaen niet anders meugen spreken als wat
de H. Geest ons leert ende de groote wercken Godts vercondigen ende met onse
gantsche leven bewijsen, dat wy nieuwe tempelen des H. Geestes zijn ende blijven.
Tot dat de Heere alle dingen .nieuw make ende ons t’samen versette in dat nieuwe
Jerusalem, daer de Heere, de almachtige Godt onse tempel sal zijn ende het Lam,
ende wy met de vele duysenden aller uytvercorenen engelen ende menschen hem
sullen dienen, loven ende dancken in alle de eeuwicheyt. Amen.”
Inderdaad heeft Ds. Martinus van de schoonheid. van het gebouw
niets te veel gezegd. „De kerk, door een halfrond eikenhouten gewelf
overdekt, met gordelbogen en rozetpaneelen versierd, ter plaatse der
gebinten, vormt een rüstig en stemmig architectonisch geheel, goed van
proportie en afmetingen, terwijl de karakteristieke zandsteenen pijlers
met hun bogen op de vier open binnen-hoeken van het gebouw aan de
kerk iets rijzigs en monumentaals geven en haar grooter doen schijnen
dan zij in werkelijkheid is. Het ameublement is hiermede in ovéreenstem-
ming. De preekstoel met zijn doopstoel, het daartegenover staande
Deur van een der boven-gestoelten in de Nieuwe Kerk.
Raadsgestoelte en de drie groote gestoelten met bovengalerij met haar
breede trappen en rijk gebeeldhouwde deuren längs de eindgevels der
kruisarmen; het orgel, op dorische kolommen rüstende — dit alles,