Tours was onschendbaar en had het recht van asyl. Köningen, graven,
edelen en slaven vluchtten in den uitersten nood naar St. Martin, drongen
door tot het altaar, legdën de hand op het altaarkleed en waren be-
houden. De geschriften over zijn leven, inzonderheid die van zijn eersten
biograaf, den reeds genoemden Sulpicius Severus, werden gelezen en
afgeschreven. in kloosters in Frankrijk, Italie, Duitschland en ons vader-
land. Dichters bezongen zijn lof. Predikers van allerlei rang hernieuwden
het aandenken aan den heilige op zijn dag — ' n November, de dag,
waarop zijn gebeente te Tours bijgezet werd, St. Maerten in den winter.
Köningen werden naar hem genoemd en Pausen droegen zijn naam sedert
Platte grond der St. Maartens kerk, voor en na hare vergrootingen.
hunne verheffing tot den h. Stoel. Gilden, ridderschappen. en steden
kozen hem als Patroon. Munten droegen zijn beeid. Klokken werden in
zijn naam gedoopt. Zijn naam keert terug in die van bergen, vruchten,
visschen, vogels, kleuren, vruchten, eilanden, steden en dorpen. In ons
vaderland heeten de dorpen St. Maarten, Maartensdijk (Utrecht), Mertensen
(het tegenwoordige Prinsenhage), St. Maartensdijk (Zeeland), de gehuchten
St. Maartensbrug in de Zype en Martenshoek in Fivelgoo naar hem. Zijn
beeid prijkte op het zegel van Hunsingoo en op de Groningsche
achtstuiverstukken, met het randschrift Sanctus Martinus v). Kortom,
Martinus was voor onze Roomsch-Katholieke voorouders de Groot-
machtige Gods. Aan zijn genade was den mensch alles gelegen.
i) Vgl. over de bijzonderheden mijn Martinus van Tours, blz. 60-126 .
Zijn naam was het symbool van alwat hoog, heilig en goed was. Toen
de Angelsäksische missionarissen dan ook hier te lande het Evangelie
brachten, was de keus van een schutspatroon voor de door hen gestichte
kerken en gemeenten niet twijfelachtig. Willebrord stichtte tusschen 696
en j 2o de kathedraal (Domkerk) te Utrecht en wijdde die aan St. Maarten.
En aangezien de stad Groningen met het Goorrecht en Drente kerkelijk
tot het Bisdom Utrecht behoorden )', ligt het vermoeden voor de hand,
dat de naam van onze hoofdkerk was een hulde aan Utrecht
De kerk was oorspronkelijk veel kleiner dan later en niet veel grooter
dan een dorpskerk. Men kan zieh hiervan overtuigen ' door het reeds
vermelde stadszegel, waarop de St. Maarten afgebeeld is en op grond
waarvan de Rijksbouwmeester Peters een platten grond heeft ontworpen,
waarop het zwart de oude kerk aanduidt, het wit de kerk na haar ver-
grooting 3). Denkt de gestoeiten, het z.g. professoren- en vrouwengestoelte
voor en tegenover het orgel, het provinciaal en Stedelijk gestoelte aan
de Noordzijde, alsmede de houten schutting tusschen het koor en de
kerk, hetwelk alles uit veel lateren tijd i s , weg, en het wordt niet
moeilijk de oude in de tegenwoordige kerk terug te vinden. De kerk
was oorspronkelijk een Romaansche kruiskerk met drie beuken, een midden-
schip en twee zijpanden. Het gewelf van het schip en dat van het transept
heeft nog de ringen, naar men wil, een van de kenmerken van den Romaan-
schen bouw 4)v Aan de Oostzijde werd de afsluiting gevormd door een
halfrond koor, laat ik zeggen, de kop van het kruis, welks beide vleugels
een halfrond uitgebouwd apside hadden; aan de Westzijde geschiedde de
afsluiting door een ingesloten toren, die tot hoofdingang en tot portaal
diende. De zuilen, welke het schip van de zijpanden scheidden, waren
in het midden verbonden door läge kolommen met bogen, waarvan nog
een spoor zichtbaar zal zijn op den 2deh Westelijken pilaar vöör het orgel.
!) Hel: overige gedeelte van Friesland stond kerkelijk onder den Bisschop van Munster, een
gevolg van de verheffing van L udger tot die waardigheid.
2) Van nog 39 gemeenten in ons vaderland, voor zoover mij bekend, zijn de kerken naar
Martinus genoemd, nl. te Ankeveen, Arnhem, Boisward, Bovenkarspel, Doesburg, Dokkum ,
Epe, Franeker, Gendringen, Gorinchem, Grosthuizen, Hajlum, Harderwijk, Heenvliet, Hempens,
Hillegom, Huissen, Kollum, Koudekerke, Limmen, St. Maarten, Maartensdijk, St. Maartensdijk,
Makkum, Markeloo, Maurik, Middelburg, Nieuw Nierop, Oudkarspel, Prinsenhage, Schellink-
hout, Sneek, T ie l, Venloo , Voorburg, Westwoud,-Wirdum, Zalt-Bommel en Zevenaar. De bewijs-
plaatsen gaf ik a. w. blz. 109 v.v.
®) Zie Gron. Volksalm., 1892. PETERS, Oud-Groningen, 1906, blz. 70.
4) Zie over den Romaanschen stijl O t t e , Handb. I I , s. 23 if. Katech. s. 18 ff. B e r g n e r ,
a. w., s. 37 ff. en, in ons vaderland, 0. a. J. H. W. L e l im a n , De Bomustijlen en hunne ont-
wikkeling, z. j . , blz. 95 v.v.