Art. 5. De voordracht en benoeming van de Inzamelaren
blijft op den thans bestaanden voet.
Art. 6. Zoodra dit besluit zal zijn gekomen ter kennis van
de Inzamelaren, brengen zij de nog onder hen berustende in-
gezamelde gelden van dit fonds over bij den Administrateur van
hetzelve vanwege Kerkvoogden en gedragen zieh wijders ten aan-
zien van de tijdelijke overstorting der ingezamelde gelden naar
de daaromtrent rèeds bestaande of nog te maken bepalingen ').
Op verzoek van het Provinciaal College werd den 9den Januari 1854
door Kerkvoogden een Reglement voor de administratie van het Fonds
vastgesteld, waarin dezelfde bepalingen als in het besluit van 1823 voor-
kwamen en de benoeming van Collectanten2) werd overgebracht bij Kerkvoogden
3). Over dat Concept-reglement werd de Kerkeraad gehoord ;
bezwaren werden niet ingebracht. De Collectanten, die niet,gehoord
waren, hadden bedenkingen. Zij gaven die op nadat in het Reglement
voor hun college, met hunne bezwaren gerekend was. Daarin komen
namelijk de volgende bepalingen voor :
Art. h . Het college Collectanten, eene of andere uitgaaf.
uit dat fonds noodig oordeelende, zal die uitgaaf mögen voor-
stellen aan het college Kerkvoogden om die als een post op
de begrooting te brengen.
Art. 12. Indien eenige nieuwe uitgaaf, niet door Collectanten
voorgesteld, op de begrooting van het Fonds van Eeredienst
zal worden gebracht, zal hiervan door het college Kerkvoogden
aan de Collectanten bericht worden gegeven, ten einde
9 Reg-, Afd. I l l , n°. 39, 21, 28 Aug., 30 Oct. 1S22; n°. 44, 17 Mei, 12 A u g ., 30 Oct.,
6 Nov. 1822; 12 Mei 1823. Acta Consist., IX , 2 1 , 28 Aug., 30 O c t , .6 Nov. »822 fJ j, 23, 26 April,
5 Mei 1823. Eenige jaren vroeger hadden Collectanten een vrije zitplaats in de hoofdkerken
gekregen : vgl. Reg., Afd. I l l , n°. 8, blz. 100; Acta Consist., IX , 23 Mei, 18 Juli 1S21. Zie ook
Reg., Afd. I l l , n°. 89, 13 Sept. 18S0.
9 Sedert Januari 1854 werd de naam „Inzamelaren” door dien van „Collectanten”
vervangen.
3) Tot dusver geschiedde zij nog altijd door den Kerkeraad. Nam een benoemde Collectant
de benoeming niet aan en werden de redenen niet afdoende geoordeeld , dan moest h ij, evenals
andere kerkelijke waardigheidsbekleeders (ouderlingen, diakenen, kerkvoogden, notabelen)., „den
uitkoop” betalen d. i. een boete van f so. (De oorspronkelijke boete was f lo o in de stad en f 50
in de provincie ; bij herhaalde weigering het dubbele). Betaalde hij niet dan gaf het Provinciaal
College verlof tot een vervolging in rechten. Vgl. het Reglement op den Uitkoop ter uitvoa ing
van Art. 63—71 van het Reglement op de kerkelijke Administratie bij de Herv. gemeenten in de
provincie .Groningen van 28 Mei 1833. Zie Reg., Afd. I I I , n°. 51, 22 Juni, 11 Juli 1842.
deze, zoo zij daartegen bezwaar hebben, die zullen kunnen mede-
deelen aan het college Kerkvoogden1):
In het rapport, uitgebracht door Notabelen over de Begrooting-
voor 1880, vraagden zij inlichting over de mogelijkheid eener samen-
smelting van het Fonds voor den Eeredienst en het Fonds der Gemeente,'
ten gevolge waarvan dat punt principieel aan de orde kwam. De
Commissie, benoemd uit het college Kerkvoogden, rapporteerde daarover
in de vergadering van den i8den October o. a. het volgende2):
„Uwe Commissie is tot de overtuiging gekomen, dat door beide
fondsen in de verschillende behoeften wordt voorzien en dat door de
vereeniging der fondsen de administratie en het oordeel over deze veel
zou worden vereenvoudigd.
Om met het laatste te beginnen, schijnt het ons toe, dat die ver-
eenvoudiging der administratie meer schijnbaar dan wezenlijk is. Dat er
twee begrootingen zijn, geeft uit een administratief oogpunt zeker geen
noemenswaardigen omslag ; deze moet liggen in de verschillende rekeningen.
De rekening der Gemeente wordt thans in duplo, die van het Fonds
van Eeredienst in quintuplo opgemaakt8). De vraag rijst of men én den
Kerkeraad én het college Collectanten wil ontnemen het voorrecht, dat
zij tot dusver (en de Kerkeraad althans sedert 1823) hadden om een
exemplaar der rekening van het Fonds van Eeredienst te ontvangenr
Wordt zij, gelijk door Kerkvoogden geschiedt, ontkennend be-
antwoord, dan zullen er, als de fondsen geamalgameerd zijn en er dus
ééne rekening is , vijf rekeningen van het geheele Beheer moeten gemaakt
worden en zal men de Collectanten, wil men hen althans het voorrecht
laten behouden, dat zij sedert 1813 gehad hebben, moeten verzoeken
bij de opneming der geheele rekening tegenwoordig te zijn. Wij gelooven
dus, dat de vereenvoudiging der Administratie niet zoo groot zal zijn en,
wat betreft de moeilijkheden, die wel eens bij de belegging van kapitalen
ondervonden worden, is het waar dat het niet altijd gemakkelijk is om
voor de kleine sommen in de verschillende fondsen aanwezig een goede
9 Vgl. Reg., Afd. I I I , n°. ßo passim. - De administratie van het Fonds, tot dusver gratis
verricht, werd bij besluit van den 9den Augustus 1S52 opgedragen aan den Ontvanger der Gemeente,
onder verplichting van borgstelling (Reg., Afd. I I I , nO.59, passim). Een voorstel om de Collectanten
den tweeden Pinksterdag kerkelijk te bevestigen, werd den 263<®n April 1S54 door den Kerkeraad
afgewezen, omdat de kerkelijke Wet alleen een bevestiging van Kerkeraadsleden kende (Reg.,
Afd. I I I , n°. 60, 8 Mei 1S54. Acta Consist., X i s , 26 April 1854).
2) Reg., Afd. I I I , n°. 89, blz. 117 v.
9 NI. voor het Archief van Kerkvoogden, voor den Kerkeraad, voor het college Collectanten,
voor het Provinciaal College van Toezicht en voor den Ontvanger;
C. H. VAN RHIJN, Templa Groningana. ^