boven den Noordelijken ingang staat, J e s a ia 's p r o f e t ie é n , H. II vs. 3 ’)•
De Raad was hooglijk ingenomen met de wijze, waarop Ds. Martinus
zijn taak volbracht had en vereerde hem, ten bewijze daarvan, een
okshoofd wijn en vier en tachtig gulden in geld2).
Inderdaad had die taak aan niemand beter kunnen toevertrouwd
worden. Ds. Martinus was een van de bekwaamste predikanten in onze
Gereformeerde kerk van die dagen3). Zijn schriftelijke nalatenschap is
niet groot, maar toch groot genoeg om hem in zijn eigenaardig karakter
te leeren kennen en waardeeren. Hij was geen stroeve geleerde, die
buiten de samenleving stond en de vruchten zijner nasporingen nederlegde
in zwaarlijvige kwartijnen, maar de man der praktijk, levende met en
voor het volk en zijn arbeid dienstbaar makende aan den bouw der
Gemeente. Behalve de inwijdings-predikatie van de Nieuwe kerk' hebben
wij van Martinus onderscheidene leerredenen. Vooreerst de jubeljaers-
predikatie, den 24sten Juli 1644 in de Martini kerk gehouden naar aanleiding
van Matth. 4, 12— 1 7 4). Dan, twee leerredenen, uitgesproken in even
zoovele vergaderingen van de Staten van Groningen en de Ommelanden,
1650"), 16596). Voorts een keurpredikatie, bij de verkiezing van Regenten
te Groningen, 1658 7). En eindelijk een bundel leerredenen over ver-
schillende onderwerpen, na zijn dood uitgegeven door den Dordschen
predikant, Dr. P. Brouwer. Alle kenmerken zieh door hoogen ernst en
bondige welsprekendheid en doen ons den prediker eeren als een man
) Een cartel boven den Z. Westelijken ingang (binnenzijde) heeft een Latijnsch opschrift,
vermeldende, dat de kerk in 1665 „ten gebruike van de Gemeente en tot een sieraad van de
stad” is afgewerkt.
2) Volgens Raadsbesluit van 6 Juli 1664.
31 Martinus werd geboren den 1 ^den November 1603 te Dantzig, waar zijn vader rector van
de Maria-school was. Hij ontving onderwijs, behalve aan de school zijns vaders, op het gymnasium
Rrieg. in Silesie, te Bremen, te Frankfort a/d. Oder en te Franeker, waar hij de lessen
volgde van Sixtus Amama, Maccovitls, Amesius en Mein. Schotanus. Met het 00g op den
oorlogstoestand in zijn vaderland besloot hij zieh aan de Gereformeerde kerk hier te lande te
verbinden. In 1627 te Boisward als Cändidaat tot den H. dienst toegelaten, werd hij predikant
te Deinum, in Friesland en tien jaren later beroepen te Franeker en Groningen. Hij volgde de
roeping naar Groningen en werd in Maart 1637 bevestigd. Gedurende zijn verblijf aldaar werd
hij tweemalen beroepen naar Amsterdam en eens naar Dantzig. Hij overleed den pea September
1665. Een körte schets van zijn leven ga f Dr. S. D. v a n V e e n , Uit drie ecuiuen, blz. 236 v.
Vgl. 00k de Voorrede van P. B r o u w e r voor een bundel preeken van Martinus, getiteld Gccstclijkc
hartsterking tegen der Geloovigen geestelijken strijd en hunne zwakheid in X V predikaatsijen.
Dordrecht, 1771.
4) t Licht in de duysternisse der stadt Groningen, uyt loutere genade Godes opgegaen voor
vijftich jaren. Groningen, 1644. Zie boven, blz. 69b).
6) Trtmw-Hertige Vermaninge uyt Godes H. Woort nae aenleydinge van Ps. LXXV, 3—9.
Groningen, 1650.
v Godts seggen wat een Regent doeii sal vertoont uyt Zack. VIII, vs. 13.16. Groningen, 1679.
I) Gerechticheyts ende Vredens kus, voorgestelt uyt Ps. LXXXV, vs. 11, Groningen, 1679.
van cordate overtuiging, die zoowel de Gemeente als de Overheid haar
roeping durfde aan te zeggen. Ook zijne meer wetenschappelijke geschriften
hebben een praktische strekking. Zijn Praxeos populariter concionandi
rudimenta ) is een theoretische homiletiek. Een analyse van de brieven
aan de Philippensen en Kolossensen 6n van enkele perikopen in andere
Bijbelboeken gaf hij in zijn Epistolarum Pauli ad Philippenses et
Colossenses analysis2). Zijne Analytica et topica dominicaliaP) bevatten
aanteekeningen op teksten uit de Evangelien, Brieven en den Catechismus.
Voor eenvoudigen schreef hij De Gecruycighde Christus ofte X X X V
texten van ’t Lyden ende Sterven Jesu Christi4) , terwijl hij op verzoek
van den Kerkeraad een analyse en verklaring van den Heidelbergschen
Catechismus uitgaf, onder den titel Grootere catechisatie over den Catechismus
der waren Christelicken Religie-, waarvan de 4de dr. verscheen in 1700.
Het meest belangrijk voor onze kennis van zijn persoon en lotgevallen
is een uitvoerig geschrift van zijn hand, getiteld Eenige vragen van
de Conscientie aengaende de bedroefde sieckte der Pestilentie uyt de
H. Schrifture beantwoordt, gevolgd door een vertaling van een ver-
handeling van C y p r ia n u s Over de Sterfte, en eenige gebeden5). Vooral
de Voorrede geeft ons een merkwaardigen blik op het uit- en inwendig
leven van Martinus. Reeds in 1655 had de pest zieh in de naburige
provincien vertoond en waren „nu ende dan oock tot onse stadt
eenige zeer kleyne ende weynige voncken overgevlogen." In April van
het volgende jaar kwam de epidemie ,,;met meerder macht” , in de buurt
van Martinus. Al zijne huisgenooten werden aangetast; hij alleen bleef
verschoond. Wij voelen diepe deernis met den man, die in zes weken
tijds een kleinkind, een schoonzuster en drie zonen, „jongelingen van
eenige jaren ende goede hope, de staf zijns ouderdoms” zijn woning
zag uitdragen, wiens kommer over den toestand van zijn huisvrouw
en andere bloedverwanten nog vermeerderd werd door grievende beschul-
digingen in de Gemeente, dat hij zijn bediening niet bedachtzaam
genoeg waarnam, in zoover hij door krankenbezoek en ander ambtswerk
de oorzaak was van de verbreiding der epidemie6). Martinus droeg al
deze beproevingen met een traan in het 00g, ja, maar ook met den hemel
9 Tweede' dr. Groningae, 1657. Ten onrechte vermoedde Dr. S. I). V a n V e e n (a. w ., blz. 242)
dat dit geschrift verloren is gegaan. Een exemplaar is in de Gron. Universiteits-bibliotheek.
2) Groningae, 1658.
3) Twee dl. Tweede d r ., Groningae, 1662.
¡Pf Groningen, 1649.
|| Groningen, 1657.
6) Vgl. den brief van Martinus aanjoh. Coccejus, in Jo h . C o c c e j i Opera Anekdota theologica
et philologica> 1706, dl. I I, Ep. 330: „U t ovem inter lupos, ursos, vulpes versari quotidie cogit."
Vgl. ook Ep. 191, 192.