waren geroepen zieh door vertegenwoordigers ter harer keus omtrent een
en ander te verstaan j maar dan mocht de uitslag van dat gemeenschap-
pelijk overleg niet van nader beraad afhankelijk worden gemaakt, meende
het Algemeen College ). De bedöeling van het besluit was niet om ver-
anderingen te maken omtrent het bezit of de Gemeenten in eenig opzicht
te belemmeren in het beheer; de Provinciale Colleges moesten alleen
„toezien” op het beheer, misbruiken tegengaan en elke Gemeente in het
ongestoord genot harer < goederen handhaven; zij waren voortaan geen
Staatscolleges, gelijk tot dusver, maar zuiver Kerkelijke(l) Colleges,
terwijl het nieuwe Algemeen College, door de Provinciale Colleges ge-
kozen, evenzeer buiten alle toedoen van den Staat tot stand kwam. Van
onderwerping van eenige Gemeente was volstrekt geen sprake; de toe-
treding tot de nieuwe organisatie was geheel vrijwillig. Trad eenige
Gemeente niet toe, dan kon haar volstrekt onbeperkte autonomie uitloopen
op „de ondraaglijke willekeur” van enkelen2); dan had zij, als aan zich-
zelve overgelaten, voortaan geen College boven zieh om over, in haar
midden gerezen geschillen onpartijdig te beslissen; en miste zij het erkend
orgaan (1) 3) om bij de Regeering hare rechten te bepleiten. Den n den
October rSöp werd hier de nieuwe organisatie ingevoerd en traden
de nieuw benoemde Kerkvoogden op4), nadat den i sten October door het
aftredend Algemeen College, door de Hooge Regeering daartoe gemachtigd,
krachtens Z. M/s Kabinetsbeschikking van den 2 2sten Augustus 1869,
namens den Staat, de zorg voor het beheer der-kerkelijke goederen en
fondsen en het toezicht daarop aan het nieuwe College was overgedragen 5)
A ö ö Z ’
Aangezien echter de nieuwe organisatie slechts voorloopig was,
werd zij in het volgende jaar in een definitieve omgezet. Bij de behan-
deling van het nieuwe Concept-Reglement in de vergadering van den 2 isten
b In de vergadering van Kerkvoogden en Notabelen onzer Gemeente, den uden Mei 1869,
stelde de Heer Mr. J. W. van Uildriks voor aan de afgevaardigden een beperkte volmacht te
geven, maar zijn voorstel werd met 18 tegen 6 stemmen afgewezen. Vgl. Reg. , Afd. I I I ,
n°. 79. Mr. J. W. VAN U i l d r i k s , Regeling van het Beheer bij de Herv. Gemeenten. Over de
Volmagt der afgevaardigden tot de Provinciale Kiesvergadering, 1S69.
2) De ervaring heeft geleerd, dat het Algemeen College wel sterker had kunnen spreken.
) Zie over deze uitdrukking en de toetreding van onze Gemeente tot de nieuwe organisatie
de publicatie getiteld: De vraag: Hoc kwam het beheer'der kerkelijkc goederen en fondsen van
de Ned. Herv. Gemeente te Groningen, onder toezicht van het Algemeen College ? beantwoord
door E. F. K r u y f , Kerkvoogd dier gemeente, 1903.
4) Het nieuwe College bestond op twee na uit dezelfde personen als het oude Vgl Rer
Afd. I I I , no. 79, 11 Oct. 1869.
) Peg., Afd. I I I , n°. 79, 27 Oct. .1869. Van de 1518 Gemeenten hadden 947 zieh aan-
gesloten, terwijl 403 Gemeenten een afwachtende houding aangenomen en 168 geweigerd hadden,
tot de uitvoering van het besluit van 12 Oct. 1868 niede te werken en dus vrij beheer
gekozen hadden.
Maart 1870 kwam de principieele zijde der quaestie andermaal aan de
orde en stelden twee Notabelen1) voor niet tot de behandeling van het
Concept over te gaan, daar de Gemeente niet vooraf over de aansluiting
aan het Algemeen College gehoord was. De Voorzitter antwoordde, dat
de verkiezing van Notabelen volgens het besluit van het Algemeen College
de aansluiting aan het College involveerde. De Notabelen vfaren gekozen
om dat besluit verder uit te voeren. Kwam men hierop terug, hetgeen op
zichzelf .geoorloofd was, en gaf men aan de Gemeente alsnog de gelegen-
heid tot de bedoelde keus, dan zou dit veronderstellen, dat men de
verkiezing van Notabelen als van onwaarde beschouwde en zou men
onverantwoordelijk handelen jegens de stemgerechtigden, die, door aan
, de stemming deel te nemen, bedoeld hadden het besluit uit te voeren.
Met 18 tegen 2 stemmen werd het voorstel des Voorzitters om tot de
behandeling van het Concept over te gaan, aangenomen2). Den 2 7sten
Augustus kwam het in een „verdubbelde” vergadering van het Algemeen
College vastgestelde Reglement bij Kerkvoogden in3). Daar echter de
stemgerechtigden bij-de . verkiezing van nieuwe Notabelen „niet overal de
bewustheid zouden gehad hebben, dat door die benoeming de grond werd
gelegd tot een nieuwe regeling van het Beheer” achtte het Pro vinciaal
College van Toezicht een nieuwe oproeping noodzakelijk. Kerkvoogden
gingen hiermede accoord. Den 2 2sten September werden de stemgerechtigden
opgeroepen om met ja. of neen te antwoorden op de vraag: „Ver-
langt g ij, dat het Beheer van de goederen der Hervormde Gemeente te
Groningen' zal geregeld worden volgens de voorschriften van het Reglement
van het Algemeen College?” 4) De uitslag was dat van de 1130 biljetten
615 antwoordden met ja , en 515 met neen6).
Een belangrijke vereenvoudiging in het Beheer onzer Gemeente had
plaats in 1867. Zooais ik boven zeide, had het Koninklijk Besluit van
den i7 den Mei 1821, regelende de toepassing van het Reglement van
1820, voor onze Gemeente een uitzondering gemaakt ten aanzien van
de aanstelling van Kerkmeesters' voor de drie kerken6). Intusschen
schijnen Kerkvoogden de ingenomenheid met dien vorm van administratie
van den Kerkeraad, uit wiens midden de regeling voortgekomen was,
b De Heeren J. C. de Mol Moncourt en H. de Vries. Zie hunne nota van bezwaren Reg
Afd. I I I , n°. 79, 26 Maart 1870.
2) Reg*, Afd. III , n°. 79, 26 Maart 1870.
3) Reg., Afd. I I I , n°. 81, 27 Aug. 1870.
4) Zooäls het algemeen verkrijgbaar gesteld was.
’) - RßS' > Afd. I I I , n°. 81, 23 Sept. 1871.