»4>8 onnozelen en tederen Hertog waardig
Chron. achtte. Onaangezien de natuurlyke nei-
aip.wj. ging > wierdt zy uit ftaatzugtige inzigten,
Bouille
T om . I.
fol. 488.
die thans meerder golden, op den
vierden van Grasmaand , in ’s Graaven-
haage aan Jan Hertog van Brabant door
den egt verbonden, welke ftraks by alle
de Steden, der aangehuuwelykte Landen
tot Voogd zyner Vrouwe verklaard
wierdt; maar Dordrecht en den Briel
bleeven volftandig by hunnen aangenoo-
men Heer Jan van Beijere, die onderwylen
den kap geheel op den tuin hing,
zynen zetel , ( i ) tot vreugden der
£ rS d e Luikfen, verlier, en alle de Landen zyner
Nigte voor zieh vorderde: vermids
hy zoowel als de overleeden Willem
een Zoon van Graaf Albert was.
Maar byfter belemmerd zynde met
den brief, ten voordeele zyner partyen
van den Paus verleend, zoo zogt hy heul
aan den Keizer Sigismund , en vondt
z ’er. Deezen dan badt hy niet alleen om
de heerfchappy der Landen ( i ) die
GraafWillem hadt agtergelaaten, onder
voorwendfel dat de Ryksleenen nooit,
dan met uitdruklykevergunningevan den
Leenheer, op Vrouwen verleid waren;
maar verfogt hem daarenboven, door
zyn veel vermoogend gezag te willen uit-
werken,dat de reeds afgevaardigdePauslyke
ontflaaging, aan den Hertog
van Brabant verleend, weder vernie-
tigd en herroepen mogt_worden. Om
dit te gemaklyker te verwerven ftelde
hy ook zyn Bisdom in handen van den
Opperften Kerkvoogd, en verzogt onthef-
fing der aan hem toegediende waardigheid
van Diaken , vermids hy nooit Bis-
fchoplyk wydfel ontfangen hadt. Vaardig
bewilligde de Keizer des zelfs verzoek,
en deedt niet alleen den Paus zyn ge-
geeve woord, door eene zoogenaemde
onfeilbaare magt verleend , in den hals
haalen , en door eenen tweeden brief
(3) Chit. (3 ) gedagtekend op den dertigften van
sSb'ge- Lentemaand, de verleende ontflaaging
B a lm > H'ä^r hy betuigde zelf den
nage. Edelen , Steden en Ingezetenen van
Holland, Zeeland en Henegouwe, als
des Heiligen Ryks onderdaanen, in eenen
aan hen afgevaardigden bevelbrief,
dat de gemelde Landen door den dood
(»1 Ru.
teau Annal.
d’
Haynau
fo l. 375.
van den GraafWillem van Beijere, mids 14*8
die geenen wettigen Zoon hadc naage- ’
laaten, aan het Roomfche Ryk en aan
hem (4 ) vervallen waren ; en hy dier- U) corps
halven in de opvolgtng dier Geweften par du
des overleedens Broeder alleen wettig „
verklaarde, zulks zy dien en geene an- ’
deren, als waaren en natuurlyken Heer
hadden te ontfangen en te gehoorzaamen,
en gevolglyk by aldien iemand van hen
trouw en gehoorzaamheid aan Jan van
Brabant beloofd hadt, dat hy den zelven
, door ’t vermögen zyner Keizerlyke
magt, van de gedaane eeden en beloften
onthief.
Jan van Beijere dus door ’s Keizers
bevel tot Graaf verklaard, deedt dan
de drie Geweften door fchriftlyke ver-
maanbrieven ( y ) aankondigen, van hem E dm . .
gevolgelyk te huldigen en gehoorzaam-
heid te zweeren. Doch die van Hol- °
land en Zeeland antwoordden , dat zy MSsicib.
met eeden reeds verplicht waren aan
hunne wettige Graavinne Jacoba, wier
intreede en de plechtigheid haarer hul-
diginge hy niet alleen hadt helpen verfterken
, maar Jacoba zelve met eeden
(6 ) en beloften van manfchap voorf5/Ry„,.
wettigeLandsvrouwe aangenoomenhadt,
en dierhalven, dat zy niemand dan haar m s s . het
onderdaanigheid fchuldig,en des ookom S j; “
Jacoba te befchermen bereid waren. De
drie Staaten des Lands van Henegouwe
voegden ’er op den elfden van
Bloeimaand (7 ) voorts nog tot verwee-(,■) Edm.
ring by, datze zieh verwonderden, hoe chroii”" '
de Keizer zoodaanig een recht meende Ouc.eVab.
te bezitten op Henegouwe, Hollanden vncap'.'’’
Zeeland ; dewyl ’er uit de oude brieven
bekend was, hoe Keizer Lodewyk de
Vierde beleeden (8) hadt ,dat hy opHol- t») A nt.
land en Zeeland geen ander recht be- Amkai
geerde, dan alleen de beloften van man- '''•
fchap:enwat Henegouwe (9) betrof, dat fof Edm.
geen Keizer daar ooit gezag bezeeteu chroii”'“
hadt; en alwas het onder het Room-
fche Ryk gelegen, nogtans de Dochters v i . c f
by gebrek van Zoonen meermaalen
aldaar het gebied gevoerd hadden. Invoege
’s Keyzers gebod by eenen iege-
lyk geenen ingang von d t; wandt het
wierdt ontfangen o f verworpen naar
maate van eens ieders neiginge : en het
fchynt
heer, zoo als het zelve op zynen pen- »4>8
ning gevonden w o rd t, hier in te voe- '
gen.
I4r8 fchynt my by dit voorval dier verdeeld-
■ heden niet ongerymd , het weezen van
den by fommigen erkenden Opperleen-
D e voorzyde vertoont hec halve lighaam van den K e iz e r , die in dc rcgterhand den
fchcptercn in de flinker den degen voert> het randfchrift bcftaat uit deeze tytels:
S I G I S M U N D U S , D E I G R A T I A , R O M A N o r u m I M P e r a t o r ,
C A R O l i im . F I l i u s , P i u s , F e l i x , A V g . u s t u s ,
S / G / SM C / N D , D O O R G O D S G E N A D S . K E I Z E R D E R R O M E I N E N ,
Z O O N F A N K A R E L D E N V I E R D E N , D E G O D V R U G T I Q E ,
D E G E L Ü K K I G E , D E V E R M E E R D E R A A R .
Dees was uit het Huys van Lukfemburg gefprooten , en de Zoon van K e ize r Karel den
Vierden, ( i ) dus Broeder van Keizer Wenceflaus. H y trouwdc Maria Dochter van L o -
d e '^ lc den eerften Koning van Hu n g a rie, en verkreeg de Kroon van dat R y k toen hy
twintig jaaren bcreiktej met vcclc tcgenftribbelingen aldaar zcvcncntwincig jaaren gehecrft
hebbende, wierdt hem in het jaar vecrticnhondcrdenelf hcc K iiz c r ry k opgedraagen. Zyne
gcneigdheid tot de wcetenfchappen was zoo g ro o t, dat hy op zekeren tyd eenen gcletterdcn,
wclke in den rang der Edelen (z) wilde pryken, tot den Adclyken ftand verheven hebbend
e , betuigde, dat hy op eenen dag wel duizend Ed clliedca , maar in duizend jaaren geen
eenen geleerden konde maaken.
O p de rugzyde van den penning ziet men eene Keizerlyke Kroon bovcn den aardbol
afgefchctft j waarvan zyne gewoone zinfpreuk , hier agter gelaaten , van anderen (5 ) verklaard
wordt te zyn:
N E S C I T R E G N A R E , Q U I N E S C I T D I S S I M U L A R E .
H T W E E T N I E T T E R E G E E R E N , D I E N I E T
W E E T T E V E I N Z E N .
(>) J .C a .
fpinianus
dcCæià ribus
in vita
Sigis-
mundi.
(a) Hift.
du Con cile
de Confiance
par
.T.Lenfant
T om . I.
tu Sym-
boi. Fon-
tif. Imp.
pag. H j .
Hoewel deeze bygebragte verwee-
ring » van de Edelen en Steden der
voorfchi-eevene Geweften , den Ka-
beljaauwfen luttel fmaakte ; echter Iiet
Jan van Beijere daarom den moet niet
■ /. T>eel, ;
zaldcen , vermids hy zieh niet alleen
den Ingezetenen , maar wel inzonderheid
de party der Hoekfen, en zelf de
Landsvrouwe , ontzaglyk waande te
zyn ; doordien de Keizer de bezitting
F der