i ii
(I) A.
Maith.
Anal.tom.
I. Rat.au].
&Imp.
gen (i) dat zy alleen rekenden)
maar zelf op gemeene kofte jaarlyks,
even als in deezen tyd de
re-IS'*’ Almanakken, aan den Algemeenen
Landvoogd, aan de Leden der byzondere
Geweften,aan de Leden der
byzondere Staatsvergaderingen ,
midsgaders aan de Rekenkameren
van Brusfel, Vlaandre, Holland
en Gelderland; aande opzienders
der Brusfelfche trekvaarte, en aan
veelvuldige andere Bewindsmannen
der regeeringe een goed getal
van zilver in eene doos van
’t zelve metaal en voerende het
wapenfchild van den byzonderen
Staat, Stad ofVergadering op haar
dekfel, ten gefchenk om te deelen.
Het zelfde gefchiedde ook
aan de bladfchryvers en mindere
bedienden , doch in eene
kopere doos zonder wapenfchild,
met een goed getal kopere legpenningen
van den zelfden ftempel.
Hoe nu deeze tweederhande
ibort van doozen geweeft is, kan
uyt de bovenftaande verbeelding
worden afgemeeten : zynde die,
welke in den flinkeren hoek met
lofwerk in ’ t ronde en op het dekfel
met de Hollandfche Maagd en
Leeuw binnen eenen tuyn verfierd
is , van zilver en in de penningkaffe
van den Heer Kornelis van Alkern
ade te vinden, even gelyk de
twee anderen van Koper en met
' welken des de mindere beampte-
naaren befchonken en alsnog alom
genoeg voor handen zyn.
I Op dat nu deeze uytdeelingvan
I ’s lands Rekenpenningen onder de
I verfcheydene Amptenaaren, volgens
P E N N I N G K U N D E . U D e e l: X I Hoofdfl. lyj
gens beraamde orde en buyten alle
bedrog gefchiedde, waaren ’er
byzondere perfoonen onder den
naam van Uytdeelers der rekenpen-
mngen, door de Hooge Overigheyd
over de Schat- en Rekenkameren
aangefteld , als in welken
het voornaamfte beroep was
om dagelyks te moeten rekencn,
en
uyt deezen legpenning is a f te meeten,
welke ten tyde van Karel
Erfprins vanSpanje, eer hy Keyzer
wierdt, gemaakt is. Bevattende
de voorzyde des zelfs gekroonde
beeldenis met eenen blooten degen
in de rechter hand, en daarom
deezen tytel tot randfchrift;
C A R O L U S , P R IN C E P S HI S PA N
I A R U M , A N N O lyi f .
K A R E L , E R F P R I N S F A N S P A N J
E , I N ' Í J A A R i f i f -
Op het ruggeftuk is de Neder-
landlche Leeuw in vollen ruft verbeeld
, mids hy door het voorgeftelde
hek, tegen alle aanflagen
der baatzoekeren gedekt is. Het
randfchrift luydt aldus:
L A R G I T O R N U M M O R U M
F I N A N C I A R um.
U Y T D E E L E R F A N DE R E K
E N P E N N I N G E N
D E R K AM E R E F A N DE
G E L D M I D D E L E N .
Een zoodaanig Amptenaar was
des te meer noodzaakelyk, mids
deeze jaarlykfche uytdeelingen op
geenen vaften voet, maar nu eens
in meer dan weer in minder getal
van legpenningen, zoo naar de
menigte derinde vergadering ver-
fchecnene leden, als naar ieders
hoedanig- en waardigheyd ge-
fcliiedden. Dus vinde ik by voorbeeld
, hoe de Algemeene Staaten
in ’t jaar (i) vyftienhonderdtwee-
ennegentig achttien Leggen zilvere
rekenpenningen, verftaa door een
Leg een bepaald getal zilvere of
kopere rekenpenningen bequaam
om eene goede rekening te können
uytleggen , hebben doen
munten; hoewel twee jaaren vroeger
maar e lf(i) zoodaanige Leggen
gemunt waaren. In’t jaar zes-
tienhonderdnegenentwintig , alswanneer
het getal der Hollandfche
Gemagtigden in deAlgemeene
Staatsvergadering buyten gewoonte
met een was aangegroeid, zoo is
ook het getal der Leggen van zeven
tot acht voor (3) de Gemagtigden
van dat Geweft vermeerderd;
en mids het verminderen
van twee leden in ’t volgende jaar
ook weder met (4) twee Leggen
verminderd. Zulks niemand zich
verwondere dat de legpenningen in
’t eene jaar flechts de fom van
twaalfhonderdvierenzeventig ( 5)
ponden en acht fchellingen, en in
’t andere weder de fom van vyf-
duyzendzevenendertig (6) ponden
kwamen te bedraagen: wordende
een Leg toenmaals op ( 7 ) acht
ponden, en thans op (8 ) eenen-
tachtig guldens gerekend.
Want hoewel het uytdeelenvan
Q q de
Refol.
ler Staat.
Gener.
23 Apiil
1592.
(2) Refol.
6er Staat.
Gener.
16 Mey
ijpo.
(3)R
dcrS
..R c fo J.
IcrStaaj.
Gener. rjjan.
1030.
(4lRefoI.
derStaat.
Gener.
15 April
1Ö31.
(s') Kefol.
der Staat.
Gener.
24 July
1596.
(6) Refol;
der Staat,
Gener.
13 Febr.
1619.
(7) Refol.
der Staat.
Gener.
20 Jan,
1630.
Gcner.
22 N ov.
1672.
dl
■d
«ìli
* :’i
Í , w
■
t ' f
? Li
;
■I