2 6 H E D E N D A A G S C H E
= > -
i 4n
I
3 ! II
Ration,
temp,
lib. IV.
cap.XIV.
(i)KIaas
Kolyn
Rymchr. V.l8.
De twee bovenften zyn van het
Burgcmeefterlyk geflacht Maria ,
van ’t welke de befaamde C. Marius
afftamde. Welke in het jaar
zsskonderddrieenvyftig ( i ) naa
Romes opbouwing niet alleen
honderdtwintigduyzend ingedronge
Cimbren , die om den voorgeval-
len vlocd bun land verlaaten en zieh
naar Gaulen in optogt begeeven
hadden , doodfloeg , maar zeftig-
duyzend van dien landaard daarenboven
nog gevangen nam, en van
welken optogt en nederlaag ik
meen dat de ( i ) voorgemelde
Rymchronyk fchryver aldus op-
zingt:
'c etfcflitt iB oircanBc/
<©bcc ratniB BantctD jattn /
®otn DC ®ti)ttsoutoen toartn/
©an be tnateicn obetlooDcn /
«En ne men^Ben rote te Bopen/
«Eiaulen en ^Spangen atjen te lopen/
<En me Bee itimper gcoet gctale/
(zalReiS meet men fjatne male) /
JOaten ta miten Boet seflagen.
H o e ’t z y , de twee laatften zyn
van Koning Antiochns den V 1,
welke den tempel van Jeruzalem
«JLbott (j) ontheyligde , en Theos, Epi-
kjp.j. phanes, DwBy/itj gebynaamd was,
en daarom alhier als Dionyfus,
dat is Bacchus, op deeze geldftukken
met eene krans van klimop
rondom het hoofd verfierd is.
Welkegetande geldftukkenftaan-
de de Burgemeefterlyke regee-
ritig zeer gemeen zyn geweeft.
Doch die de Jefuit jobert (4) ge-
tuygr naa de tyden van Ctefar of
Auguftus geene meer gezien te hebben.
Hoe ’t zy , deezen waaren
alleen zoodaanig gemaakt om den
valfchen muntflag van penningen
te weeren , welken inwendig geheel
van koper, doch uytwendig
met zilvere plaatjens overdekt,ten
onrecht voor zuyver zilver geld,
en des tot naadeel v a n ’t gemeen ,
altemets gemaakt waaren. Invoege
het niet zonder reden is , dat de
Duytfchers , welken kennis van
den geldhandel gekreegen hadden,
daarop, mids hunne wilfc echtheyd,
voornaamelyk gezet waaren.
Deeze aldus bekome geldkennis
der Batavieren zal, naar maate de
Roomfche krygsbenden dieper het
land indrongen , en zoo te Kat-
wyk, Voorburg, Roomburg en elders
tot vyftig (5) in getal overfter- (5) fioHs
ke flotcn ftichrten, en daarin eene “ f«,;
geftaadige bezetting hidden, federt
ook hand over de hand zyn toe-
genomen , en van wclke onderftel-
ling de hier te land zoohier zoodaar
uyt de aard gegraavene gelden
dier volken , onwederlpreeke-
lyke getuygen zyn.
Het aldus in ’t gebruyk geraakte
geld der Romeynen , is by de
Batavieren , welke, naa zy door
de
I
(I) Khas
Kolyn
deVriezen(i) pverftroomd waaren,
en federt mede Vriezen genaamd
zyn, tot de oprechting des Franfchen
ryks, dat is tot omtrent het
eynde der vyfde eeuwe in gebruyk
gebleeven.
Z E S D E H O O F D S T U K .
Van het ( jeU der Hollanderen, Xpo lang zy de Ooßfrankifche
koningen tot vorßen gehad hebben.
De Franken , welken te voore
van Keulen a f längs den
Noordoever des Ryns tot beneden
de thans genaamde Schenkenichans
en Doesburg tot nogtoe hunne
woonfteden gehouden hadden, ruk-
ten in het jaar vierhonderdzesen-
tachtig onder de aanvoering van
hunnen Koning Klovis eyndelyk
over dien ftroom , en hebben ,
naa ’c verftaan van den Romeynfchen
Landvoogd Syagrius te Soif-
fons, zieh niet alleen van alle het
land van de Loire a f tot Doornik
toe meefter gemaakt , maar ook
eyndelyk de Arborichen , dat zyn
de Brabanders en Luykenaars be-
woogen om zieh aan hunne nieuwe
heerfchappy te onderwerpcn.
Invoege de nog overige Romeynfche
bezettelingen in het thans genaamde
Holland, en andere tuifchen
de Arborichen en de Noordzee gelegene
geweften, dus vooraltyd de
gemeenfchap tuflchen haar en
’t overige Keyzerryk daardoor
ziende afgeiueeden, en dierhalven
geene hoope hebbende van ooit
weer in Italic te zullen können kee-
ren, mids_andere wocfte volken zieh
daarvan ook bereyds meefter gemaakt
hadden , alle dat aan hen
toevertrouwde land, nevens de daarin
voorheen gebouwde fterkten ,
den Fran^oizen en Arborichen voor
’C eynde der vyfde eeuwe, onder
het overleveren der Romeynfche
legertekens op deeze voorwaarden
iuruymden : van dat naamelyk zy
en de oude inwooners , die tot
nogtoe bondgenootcn des Room-
fchen ryks geweeft waaren , naar
hunne oude wetten en byzondere ge-
woonten leeven, elk zyne vader-
landfche dragt en kledy behouden,
en ten oorlog trekkende , onder
hunne eyge ftandaarden, even gelyk
( i ) zy tot nogtoe voor de Ro- pj Tat;
meynen gedaan hadden , als nog
vechten zouden. Naa deeze overgifte
hebben onze voorouders zieh
van het Franfche geld bediend ,
mids die Vorften om hunne nieuwe
onderdaanen te eerder hunne
voorige meefters tedoen vergeeten,
alom het tot nogtoe gebruykte geld
der Romeynen ftraks deeden (3) („lc
fmelten , met hunne beeldeniifen en “ “nL'ds
merken beftempelen, doch de zelf-
de verdeeling, als was van heele,
halve en een derde van (4) een
Solidus , welke geldftukken federt
Konftantyn waaren in gebruyk geraakt,
te weeten de heele tot vyfen-
tachtig en een derde van een gryn,
en de anderen naar geraade, op
den voet des Roorafchen ryks ,
raids daar van het gebruyk nog in
verfche geheugen was, naar ’t voorbeeld
der Gotten en Bourgonjers,
behouden.
Wier eerften zieh van alle de
landen tuifchen het Pireneefche ge-
bergte en de Loire, en de tweeden
G % van
(4) ibid.