H E D E N D A A G S C H E
.-S
i
Mofes
.buck
k a p . XX. S/. u5.
( i ) Bouce-
rouedes
monn. de
Franc, fol.
18 .19 . Sic.
(3) Nienhofs
be-
fchr.van
Sina.VlII,
hoofdft.
fol. 174-
veftigd ; want die getuygen dat
Ahimelech , welke in de tweeentwin-
tigfte eeuwe naa de fchepping te
Gerat, eene ftad in ’t fteenaclitig
Arabic heerfclite , duyzend ( 1) zil-
verlingen aan Abram voor eene
fluyer, om het gezigt van Sara te
dekken , gegeeven heeft. Ja men
bezit nog verfcheydene geldftukken
(1) der Jooden , maar dewyl die
geenszins het raerkteken van zoo
gryze oudheyd bezitten, acht ikhet
onnoodig die alhier plaats te geeven.
De Sineezen beroemen zieh ook
dat by hen het geldmunten al in
zeer vroege tyden zou zyn bekend
geweeft; want men vindt by hunne
hiftorifchryvers aangetekend,hoe
eertyds hunne Keyzer Houngtins
nietalleen de uytvinder van veeler-
hande konften en weetenfchappen
geweeft is, maar dat h y , om den
koophandel op eenen bequaamen
voet te können dryven, meer (3)
dan derd’half duyzend jaaren voor
Chriftus geboorte het munten van
kopere geldftukken zoude hebben
uytgevonden. Maar, gelyk de geleerde
Vallemont (4) hierop zeer
wel aantekent, zoo zyn het de
Sineefche hiftorifchryvers in het
optellen hunner jaaren niet eens,
en daarenboven hunne achtbaarfte
hiftorifchriften met zoo veele buy-
tenfpoorige verdichtfelen bezwan-
gerd en opgepropt, als by vooi-
beeld dat de moeder van Hanzu
tachtig jaaren van hem zoude zwanget
geweeft zyn , dat men met
recht de oude hiftorien dier eerfte
Sineefche Keyzers, als loutere uyt-
gedachte herfenfchimmen, verpligt
is te vetwerpen.
Herodotus (j) wil dat die van Ly-
die het eerfte goud en zilver geld
zouden geflaagen hebben; en om
welke getuygenis te beveftigen de
zeer geleerde Spanheym (6) deezen
penning
(4'Hilloti- îaïl I.E.
iLhoofdll. pag. 17-
(î)Lib.r.:
cap. 94-
(6)De
praîft.&:
ufu num.'
d iff.L fo l;
18.
(7)Lib .L
cap. 7.
(8) Antiq.
lib. I. cap. 24;
uyt de alom vermaarde penning-
kalfevan den Graaf van Penbroke te
voorfchyn brengt ; op wiens eene
zyde een zeer oud en eerwaardig
gebaard kopftuk met een zeldzaam
hoofddekfel , ’t gene de gemelde
fchryver wil dat een Phrygifcbe muts
zou zyn , en op de tegenzyde de
twee eerfte letteren van
A T y s
ftaan: en wil dierhalven dat het,
zoo niet van Atys, den Zoon, volgens
(7) Herodotus, of den Neef
volgens (8) Dionifius den Helicanas-
fer, van Manes eerften Koning van
Lydie; ten minften dan van eenen
der volgende Koningen, die alien
naar deezen ouden Koning dien
(9) naam gevoerd hebben , zoude
geflaagen zyn. Maar dewyl dees
Atys in den fabeltyd geleefd heeft,
en dit lettermerk vry duyfter en algemeen
is, zulks het ook iet anders
, dan dien naam, zoude können
betekenen, zoo i s ’t dat men,
onaangezien de doorftraalende oudheyd
van dit zonderlinge geldftuk,
deswege alsnog geen vaft befluyt
kan neemen.
Een ander(io)fchryverwecr geeft
de eer der eerfte geldmuminge aan
de Phocniciers, ter oorzaake van
hunne oude en alom befaarade
fcheepsvaart en wyduytgefpreyden
koophandel , als welken zy , by
aldien het geld by hen onbekend
ge-
(9) Spanh;
de præft.
& ufu
num. fol.
18.
(ro) Gofi:
reejood-
fche oudhj
I . dcel
fol. 82.
geweeft waar, niet wel zouden hebben
können dryven.
Op eenen vafteren grondflag
mogten de Asfirifche volken zieh
die glori toeeygenen , by aldien
(i)Piutit- men op het ji) bekende graffchrift
Apopht. van Semiramis , welke Vorftin op
p>g- 3»3- het eynde der dertigfte eeuwe over-
leedt, konde ftaat maaken.
(i)ub.ix. Pollux (i) wil dat Phido de Ar-
(3)LiS.ix. giver, Strabo (3) integendeel dat
die van Elen, zynde een naako-
meling van Temenns en zeer ver-
moogend in zynen tyd, het geldmaaken
aan den zynen het eerfte
geleerd heeft.
Anderen weder geeven de Perzifche
Koningen die eer, en het is
van Darius Notus, dat men by de
oude fchryvers gemeld vindt, hoe
hy zekere geldftukken deed flaan,
die des maakers naam ontleenden ,
en wier vierduyzend, ftaande de re-
geering van den jongen Cyrus zynen
Zoon, de waarde van tien 1 a-
lenten zilvers uytmaakten. En zekerlyk
dat de Perzifche Koningen,
wier fch atten zoo groot geweeft zy n ,
al zeer vroeg de kennis van geld te
munten gehad hebben , kan , by-
aldien de oude fchryvers daarvan
geene getuygenis gaven , alleen
uyt dit eene zilver geldftuk beweezen
worden.
Het gene de allerzigtbaarfte merktekens
der hoogfte oudheyd voeren-
de, in de penningkafle varf den
Heer en Mr. N: N: Kroonenburg in
’s Graavenbaage gevonden wordt,
en op de eene zyde eenen krygs-
knecht, met eenen werpfchicht in
de rechter hand, op de eene knie
leggenden verbeeldt; even gelyk
men weet dat die volken gewoon
waaren te ftryden, en van welke
opgcftempelde boogfchutters , die
(4)Piuut- (4) geldftukken zelf hunnen naam
ontleenden.
Niet tegenftaande reeds zoo veele
volken om de eer der eerfte geld-
muntinge dingen , zoo getuygt
Strabo in de fchriften van Ephorus,
daarenboven nog gevonden te hebben
dat door Phido , welke omtrent
de ( ;) tweeendertigfte eeuwe
XÜ. cip. naa de fchepping geleefd heeft, in
’ t eyland Aegina her eerfte zilver
geld zoude gemerkt zyn.
chus in
Apopht.
pag. 201,
(s lÆlia -
nus lib.
Even gelyk Plntarchus (d) in zy- WinTits
r 1 r ¡T-i r Thtfei ne Icnnrten nog van Iheleus s.s,
fchryfc, dat die drie eeuwen vroe-
ger , by het inftellen der Burger-
lyke wetten te Athenen , dat aldaar
zoude gedaan hebben.
Invoege men uyt de gezaameti-
lyke getuygeniffen Van zoo Veele
oude fchryvereo eyndelyk kan etl
moet befluyten , dat het geldmunten
door verfcheydene Vorften ,
by de verfcheydene volken van het
Oofte , als waar omtrent de Werreld
het eerft bevoikt is , in verfcheydene
tyden ook is in gebruyk
gebragt; doch welken van alien nu
de eerften geweeft zyn; z al, myns
oordeels, zoo om de hooge oudheyd
en het gebrek der fchryveren
van zoo oude tyden, niet ligt te
ontdekken zyn.
Hoe ’t z y , het oudfte geld, ’c
gene men met voile zeketheyd van
zoo veele onderfcheydene volken
D als
; .
’ !
I "
r' 1-