■■■I !"
H E D E N D A A G S C H E
( i) Hift.
de l'Acad.
Royal, des
inlcript.
depuis l’an
I 7i 8.jufq.
Tan i7 i j .
tom. III.
pag, 3.
blykt zoo klaar uyt verfcheydene
hunner Ipreuken, datmen’er(i)
in onze dagen gevonden heeft die
meenen dat de onderfcheydene
verbeeldfelen van den Dieren-
kring aan de voorzegginge, door
den Aartsvader Jakob aan zyne
kinderen op zyn doodbedde gedaan
, alleen haare herkomfte zouden
fchuldig zyn, als uyt deeze
afbeelding met den eerften opflag
des oogs kan begreepen worden.
d e N A A M E Í í -
van Jacob/Hnderen in
orde ^eJchaafd.eocaLtdu
int J- Boek
Mojitgemeld irordea-
Z I N S P R E U K E N
yvtlien Jacob aen. ieder
zjiner finderen ioepajt.
N a a m e n
y>an de Tekenen des
H'icrenjzriri^s.
A f b e e l d i n g
der twaaU’Tekenen
van den DierenJlring
zoo als men ze op den
Hemelfkloot ajbedt.
r . R X J B E N
Verr
SnetUn afloopaUderlvateren. D E W A T E R M A N
n . S i m o n E N i E v i
Vers S.
Titfn, Gebroeders. D E T W E E L I N G E N
n r . I T X D A S
Verr p.
A y»elp. D E L e e u w
I V : Z A B U L O N
Vcr,r JS-
'Z.al aan de JTaven derZ.ee
yvoanen en kif xalaan de Haven
der Scheepen iveeeen.
D E Y i S S E N
V . I S S A S C H A R
Vers
/ o ’ een. Sierk ^eheeni Bjel
rteerleggende futjchen Irtvee ■
pa.kk.en.
D E S t i e r
M i
V I . D A N
Verr 9/7.
Z al een Slang xgn aan de tveg■D E S C O R P I O E N
bus
v n . G a d
V-,r„ Jj,.
Een öende za.1 hem aanvalleni
maar hg zal x.e aanvallen
int egnde. d e S t e e n b o k
V Ü I . A S E R
Verj- ao.
'Eij'n- %roob ia l vei icpn.. D E S C H A A L
s k
i x . N e p h t a l i
Vtr,e-a.^.
E-ijn €oop is in dtgvigheij^
pekleven. en Je armen, ligner
handen z.yn Sterk geworden.. D E B O O G S C H I E T E R
X . J o s e p h
Vers as.
Is eerv lofgelaertt Ainde. D E R a m
X I . B e n i a m i n
Vers ay.
D es morgens z al hp roopf
eien en. des ai/onds xal kü
iuifir deelen. ^
D E K r E E F T
X I I . D i n a
30. Vers as. jg.Vcrs s.
De Doekler van Eea. D E M A A G D
Doch wat hier van z y , dat is
zeker dat de Chaldeen den Hemelsloop
kennende, ook den invloed
van het Hemelsgeftarnte op de ondermaanfche
lighaamen geweeten,
en des ook waarfchynlyk den tyd
van hunne werking door verfcheydene
verbeeldfelen naar maate
die
(1) Lib.
XXXV.
Cap. 9.
P E N N I N G K U N D E .
die by deeze of gene Hemelsge-
ftalte, te meerder kracht hadden,
verbeeld hebben. Zoo lang men
nu aan de ftof, waaruyt ze gemaakt
waaren, de kracht hunner
werkinge, even als aan de pley-
fters en andere geneesmiddelen,
nu meer dan min naar de onderfcheyde
Hemelsgeftalte toefchreef,
waaren ze onlaakbaar, maar zoo-
dra het wangeloof die aan de opgeftelde
verbeeldfelen als de eerfte
uytwerkende oorzaak hechtte en
toepafte, zyn zy bygeloovig en gevolglyk
doemwaardig geworden.
En zekerlyk dat dit eertyds door
de verbafterde fmaak van het by-
geloovige Heydendom gefchied zy,
kan door de getuygenis der oude
fchriften, als in welken men daarvan
oneyndige voorbeelden gemeld
vindt , beveftigd worden. Dus
getuygt (i) Plinius hoe eenigen,]
I I Deel: F i l l Hoofdß, r jp
tot afweering van allerhande fe-
nyn , toverftukken aan Venus
toegewyd aan den hals droegen,
waarop de naamen van de Zon cn
Maan met egelpennen gefchreeven
waaren.
Dees dwaalweg eens zynde in-
gellaagen, wierden de opgeftelde
merken, nietalleen vermeenigvul-
digd, maar met de wangedrogt-
lykfte verbeeldfelen, zeer veele verborge
ipreuken, en onderfcheyde
konftwerken opgepropt om dus,
als van zoo verfcheydene zaaken
ontleend, ook des te meerder cn
ouderfcheydener kracht te hebben
en op dien voet het land, en de
inwoonderen tegen verfcheydene
onheylen en rampen te befchutten,
of, gelyk men thans zegt, de
koorts o f tandpyn a f te leezen en
verdryven. A s by voorbeeld dit
volgende
’t gene op eenen zwarten marmer-
(4;LeCa- fteen (2) gefneden eenen mansper-
feGe'ne- fooT verbeeldt,welke voor een wan-
viCTt.foi. gedrogt verfchrikt fchynt,ter oorzaake
het een menfch onder zyne
klaauwenheeft,en des waarfchynlyk
zal gemaakt zyn, om den zelven
voor het verflindend wild ge-
dierte te befchutten. En zekerlyk
deeze ongerymde bygeloovig-
heyd won eyndelyk zoodaanigen
grond, dat de anders zoo zeer by-
geloovige Keyzer Karakalla zelf
by eene wet alle die genen ver-
wees, welken tot het verdryven
van (3) de vier- eu derdendaag- (3) h.
Iche koortfe eenige toverftukken TS'éjl"
beftonden aan den hals te draa-
gen.
Een wangebruyk by de Heyde-
nen zelfs gedoemd, vondt echter
by de Baziliaanen, Gn'oftiken, K ar-
pokraten en andere van de kerk
geweeken Chriftenen eertyds ingang.
En dewyl de eerften zeven
Goddelyke krachten, te weeten
J m , Saclan, Seth, Daden, Ado-
nias,Jaldabahoth cnSabaoth, ftelden,
door welken zy voorgavcn
dat alles zoude beftierd worden
Mm 2 20Ó
Ï