till
H E D E N D A A G S C H E
als nog bezit , is dit kleyn koper
geldftiikje, ’t gene in de penningkaffe
van den ( i ) Koning van
Prnylen gevonden wordt. Brand,
vol. lU.
fol. 4.
(1) Lib.
V III. cap.'
139-
(3) Lib.
Va .cap .2.
(4) Chron.
pag. 127.
Het voert op de eene zyde eene zee-
krabbe, en op de tegenzyde den
naam van den Macedonifchen Koning
A M Y N T A S .
T e weeten den I. van dien naam,
dien {2) Herodotus en (3) Juftinus
willen dat de zesde , en Euzebius
(4) integendeel dat maar de ne-
gende Koning van dat ryk geweeft
is , zulks dit zonderling geldftuk,
ten tyde van Cyrus en Cambyfis
beyden Koningen van Perlic , en
dus over (5) de vyfhonderdvyftig d'epS’!'''
jaaren voor de geboorte onzesHey-
lands zoude gemunt zyn. Want
wat de geldftukken van Amyntas
den I I , die de Grootvader van
Alexander den Grooten geweeft is,
aanbelangt, die zyn alien van een
vry befchaafder maakfel, en ftrek-
ken des totbewysdathet voorgaande
geldftuk door den eerften Koning
van dien naam gemunt is.
V I E R D E H O O F D S T U K .
Van het eerße geldmmten der Romeynen.
G Elyk by de volken, welke het
naaft en omtrent by die ge-
weften woonden , alwaar Noach en
zyne naakomelingen zieh naa de
zondvloed hebben neergezet, alle
konften en weetenfchappen het
eerft zyn uytgevonden en gebloeid
hebben , zoo zyn integendeel de
zelven tot de andere volken , naar
maate die verder van de eerft bevolk-
te geweften afwoonden, ook laater
en niet als trapswyze afgedaald.
Op deezen voet is de eerfte ge-
leerdheyd en de kennis der ontdekte
konften van de Chaldeen tot de
(6)Bouk- Egiptenaaren, van die cot de Grie-
min'n.'dp kcn , CD Van deezen (6) weer tot de
Franc, fol. Romeynen eyndelyk gekomcD. Dus
getuygen ons deoude (7) fchryvers,
hoe Saturnus , door den fnooden
(7) Ovid,
faftor. lib.
I.
handel zyner ontaarde Zoonen genoodzaakt
zynde het eyland Greta
te verlaaten, te fcheep tot K o ning
fanus in Italie vloodt , dien
hy niet alleen het bebouwen v a n ’t
landen de zee, maar ook (8) den (S)Ma-
geldhandel leerde. Door de heyl- Sm.'ifbx
zaame onderrechtingen van deezen
overzeefchen vlugteling kreeg gevolgelyk
’t ryk van Janus ,’t gene tot
nogtoe in alles zeer woeft en on-
befchaafd geweeft was, eerlang een
geheel ander weezen ; de konften
Wonnen grond ; de koophandel
bloeide, en heeft dit uyt dankbaare
erkentenis eyndelyk aanleyding gegeeven
, dat men beyder tegen den
anderen gepaarde kopftukken op
deeene, en het ichip, waarmede
zoo nutbaare (0) gaft in Italie gekomen
9) Ovid,
'all. lib. i.
239 Sc
(i) Macr.
Saturn.
lib. V II.
(2) Aik.
munc der
Graaven
van Holl.
fol. 3S.&C.
Sn“a'r‘
aim. X178.
(4yAlcx.
ab Alex,
gen. Dier.
lib. IV .
c a p .i j.
komen was, op de tegenzyde der
eerfte Romeynfche geldftukken gefteld
heeft. En waarom de kinderen
nog op lateren tyd de Dena-
rien omhoog werpende,riepen Hoof-
den (i) of Scheepen, het fpel aldus
tot eene getuygenis der oudheyd
ftrekkende. Even als thans ter tyd
het raaden van kruys en munter-,
om dat onze oudfte geldftukken (2)
op de eene zyde des Munters beel-
denis en op de andere geene wapens
(want die zyn eerft ftaande de kruys-
vaarten uytgevonden) maar (3)
Kruyfen , naa den Grooten Kon-
ftantyn, gevoerd hebben.
Gelyk na alleuytgevondene konften
in den aanvang niet ftraks te
gelyk haare volkomenheyd bezitten
, maar door de dagelykfche
ontdekkingen temet befchaafd en
dus eyndelyk tot de vereyfchte vol-
maaktheyd trapswyze opftygen, zoo
getuygen ons de oude (4) fchriften,
dat het eerfte geld in Italic, naa
des zelfs inwooners daarvan het
gebruyk door Saturnus geleerd had-
den , mids het gebrek der metaalen
in ’t eerft, te weeten alvoor de
grondlegginge van (5) Rome, van (s)Sou-
gefchilderd lout, gebakken fteen,
en leer geweeft is , ’t gene onder
de regeering van Numa Pompilius,
eerften Koning naa Romulus, volgens
des Mon.
dc France
fol. 7.
Eufcbius
Chron. ad
aun .1306.
(6) In T. AvtÌ
era.tom.iJ
fol. 453.
de (Ö) getuygenis van Suidas,
in yzer en koper veranderd wierdt,
zulks deeze metaale geldftukken
naar hunnen eerften maaker Numos
genaamd zyn geworden. Plinius
( 7 ) nogthans wil dat onder Servius xxxui.
Tulliijs zesden Koning der Romey-
nen, welke in het jaar honderdzes-
enzeventig naa de bouwing van
Rome begoft te heerfchen , het
eerfte kopergeld zoude gemunt zyn.
Om welke twee oude fchryvers
overeen te brengen men niet onge-
voegelyk kan onderftellen, dat door
den laatften het befchaafder of
ronde koper geld, en door den eerften
de onbe/chaafde kopere plaaten
dienen verftaan te worden, even
gelyk dit volgende geldftuk is, ’t
rene vy f Romeynfche ponden, by
lem As genaamd, zwaarwecgt,en
in de uytmuntende penningkafle
der Abtdye van Sinte Genoveva te
Parys als nog gevonden wordt.
Dit zeldzaam geldftuk, mids het de verruyling gebruykelyk, in den
in de plaats van het vee by de ou- handel was ingevoerd , is dierhal-
D 2 ven
I,