I ite
■Ij -'I
■a j
p
s
0 s
,^l
tJàK'S"
n
138 H E D E N D A A G S C H E
ruggeftuk deezes pennings op te
beuren, ziet men in dit randfchrift
uytmunten ?
T E R G E D A G T N I S D A T OP
DE DAGH D E R K R O N I N G
D E WA G H T HAD D e C O M P a s n i
V AN D e n H e e r B e r n a r d
M U I K E N S .
By deeze tweede rfloet nog deeze
derde eygenfchap de k/aar- en
verßaanhaarheyd gevoegd worden.
Het zy men die in het opfchrift
zelf, o f lie wyze aanmerkt, volgens
welke de geheyme zinfpeeling
der opgcftempelde verbeeldingen
Veele penningen zyn gebreklyk
in dit opzigt.' ] a de Romeynfchen
zelfs (gelyk wy hiervoor hebben
(i) aangemerkt) können van dat
gebrek niet wel vry gelprooken
worden. By voorbeeld: deeze
letteren comb of comob, die men
op verfcheydene Romeynfche penningen
van het laage ryk gefteld
vindt, zyn zoo duyfter dat, om
die uyt te leggen, zeer veele Ge“
leerden hun hoofd gebrooken en
daaraan tien ( 2 ) onderfcheydene
uytlcggingen gegeeven hebben.
Doch van alle welken my
echter geene als voldoenende voorkomt,
ter oorzaake die. zelfde letm
. 193. ■
wordt verklaard en opgehelderd. ters ook op deeze geldftukken
(OiMem.
de I’Acad.
Royal, des
Infcript.
&c.tom.r.
pag. 3 15 .
Jobert
kenn. der
Gedenkp.
pag. 302.
van Theodebert Koning van
Ooftvrankryk, gelyk ook op die
van Ricaredus, Koning der Gotten
in Spanje gevonden worden,
en dus alle de daarvan tot nogtoe
opgegeevene uytlcggingen, als
met de geldftukken dier Vorften
geene de minfte overeenkomft
hebbende, eenflags onder den voet
werpen. En hoewel door dit en
de andere diergelyke althans on-
verftaanbaar gewordene opfchriften
der Ouden , de laatere penningmaakers
voorzigtiger behoorden
geworden te zyn, zoo heeft
men echter veelen der zelven tegen
diergelyke en dus althans te welbe-
kende klippen zien fcliipbreuk ly-
den : als,onder anderen,door de volgende
penningen wordt beweezen.
Wier eerfte, wegens het om-
verwerpen van het voorheen opgerechte
ftandbeeld van Alva gemaakt
is, en dierhalven het zelve,
op de eene zyde nevens deeze
dichtregels voert :
I C A R U S U T L Y M P H I S , F U I T
HAEC L I B A M IN E .MOLES
F O R N A C I H O R R I B I L EM POST
C A N I T O R E SONUM.
I L L E QUOD AUDA C I CO E P I T
G A O D E R E V O L A T U ,
HIC POPUL I f u s o SANGUINE
. - L ^ETUB E R A T .
• ■ Welk
P E N N I N G K U N D E . H I Deel: IXHoofdfl. 239
Welk vry duyfter randfchrift te zouden willen verleedigen, der
vertaalen ik aan den leezer, tot
zelver vertaaling en noodige opheldering
eene vermaakelyke tydkorting
overlaate en niet, gelyk eenigen
gemeend hebben, omdat het my
onverftaanbaar was , dewyl de
zulken, welken zich daartoe niet
in myn (*) Nederlandfch
penningwerk können aantreffen. ' ' ' ' '
Even duyfter zyn ook in zich
zelven op de voorzyde van deezen
legpenning,
de volgende woorden, welken een
fteenhouwer in eene marmere tafel
hakt , want die ' luyden aldus
:
TROJA MIHI , L IC E T TAMEN.
En hoewel dit om- en opfchrift
in zieh zelven geheel duyfter is ,
zoo zyn’ echter de anderen niet
min a f te keuren, welken, hoewel
klaarer en verftaanbaarer,nogthans
niet naar behooren de ondergeftelde
zinnebeeiden uytleggen,en dus
ftraks verftaanbaar maaken. Van
dien aard is dees gedenkpenning.
welke tot lo f van Koning Philips
den II geflaagen, op de rugzyde
den aardkloot, door den ftarrenhemel
omvangen voert, onder dit
niet genoeg uytleggend randfchrift
:
CUM JOV E .
ME T JUP ITER.
Want hoewel deeze bovengeftelde
woorden, in zich zelven
klaar en verftaanbaar genoeg zyn,
zoo leggen zy echter de ondergeftelde
verbeelding geenszins zoodaanig
uyt, dat de befchouwer.
o p ’t eerfte gezigt des pennings,
de geheyme zinfpeeling, en het
voorwerp, waarop hy gemunt is ,
kan bevatten en ontdekken: ’ten
waar hy zich met eene te binne-
brenge deeze dichtregels:
N o f le p lu it t o t ä , r e d e u n t fp e i la c u la
m a n e ,
D iv ifum Im p e r ium cam Jo v e Ca e fa r
h ab e t.
Het regent heel ien nacht-, by daag zien
wy uw’ fpeelen:
Dus komt g y , 0 C e z a r! m e t Ju p y n
’t gebied te deelen.
i ■ T’l
Ooo z ink