maand gefteld, wanneer de gemelde
ftad veroverd is :
SW I A T 1702, O K T 21,
IN G E 'N OM E N 170Z. D E N i i .
V A N WTNMAAND.
Zoo heeft men in het jaar ze-
ventienhonderdendrie eenen penning
op het ftichten van de befaamde
ftad Petersburg, desgelyks
in het jaar daar aan volgende twee
anderen wegens het veroveren van
Nerva,even gelyk ook eenen zeer
welgemaakten penning o p ’t veroveren
van geheel Lyfland, midsgaders
nog eenen op het ftichten van
het Kroonflot te Petersburg. In
het jaar zeventienhonderdaclit
wordt ’er een op de ongemeene over-
winning gevonden, welke de Ruffen
omtrent Lesno op den Zweedfchen
Hoofdbevelhebber Leeuwen-
haupt bevochten, en waar door in
’ t volgende jaar de weg gebaand
wierdt tot een tweede gevecht te
Pultowa, in ’ t welke het geheele
Zweedfche leger wierdt o f verflaagen
of gevangen, alle de hooge
voorneemens des Zweedfchen Konings
verydeld , jadie zelf, onaangezien
hy gequetftwas, genoodzaakt
om, längs de ongebaande
woeftynen van Walachie,onder het
Turkiche gebied zyne veyligheyd
te zoeken. Zoo ongemeen
behaald voordeel verfchaft niet buyten
rede ook een merkelyk getal van
penningen, van welken my alleen
zesderhanden zyn in handen ge-
vailen. Niets heeft echter meqr
het penningmaaken in Ruflenland
doen toeneemen dan de befcherming,
welke die groote Vorft aan
alle lieden van Letteren gaf. En
hoewel hy in zynen jongen tyd eene
zeer ongeregelde opvoeding gehad
had, zoo wierdt dat toevallig gebrek
door de hem aangeboorc lof-
I lyke eygenfchappen des gemoeds
iu’t vervolg geboed , en daarenboven
door hem toegelegd, omdier-
gelyk onheyl. onder zyne onderdaanen
weg te neemen, te meer,
mids hy daarvan te voore de bittere
uytwerkfels in zieh zelfs gewaar geworden
was.
Tot dat eynde ftichtte hy den
eerften van Sprokkelmaand des jaars
zeventienhonderdvierentwintig eene
Hoogefchool in de door hem gebouwde
ftad Petersburg , beftaande
uyt twaalf Leden, ervaare in allerhande
weetenfchappen , een Geheymfchryver,
eenen bewaarderder
Boeken, vier vertaalders en twaalf
jonge aanqueekelingen , om zyne’
tot nogtoe zoo zeer woeft geweeft
hebbende onderdaanen, in alle zaaken
tot de Wiskonft , de Natuur-
kunde en de Befchaafde Weetenfchappen
betrekkelyk , des maan-
dags, woensdags, donderdags en
faturdags weeklyks te onderwyzen:
waartoe hy aan de onderfcheyde
leermeefteren niet alleen het nood-
wendig inkomen , maar, om de
voorgemelde weetenfchappen naar
vereyfch te können onderwyzen,
voorts nog de noodwendige zaaken,
alswiskundige inftrumenten, letters,
drnkperfen, en boeken , zoo uyt
Holland als van elders liette zamen
brengen, tot welke laatften aan
ieder tweemaal ’s weeks, te weeten
des dynsdags en vrydags naamid-
dag van een tot vier uuren vrye
toegang verleend wordt.' En het
is onder het opzigt en beleyd van
deeze door hem opgerechte Hoogefchool
, dat men federt zeer veele
gedenkpenningen op de door-
luchtigfte daaden van haaren ftichter,
tot zyne dood toe, heeft zien
I in ’t licht geeven. Welke den acht-
entwintigften van Louwmaand des
jaars zeventienhondvyfentwintig,
en dus nog geen jaar naa die
fchool
fchool opgerecht was, te Peters- tot het maaken van deezen penning
burg is voorgevallen, en oorzaak gegeeven heeft.
Het geharnafte borftbeeld van
deezen aanqueeker en voortzetter
der geleerdheyd is met recht met
eenen lauwerkrans, op de voorzyde,
omzoomd door dit Ruffifche
randfchrift, verbeeld:
P E T E R W E L I K I IM P E R A T O R I
S A M O D E R G E T Z F Z E
RO S C I S KO Y .
P E T E R D E G RO O T E , K E T Z E R
E N O P P E R H E E R S C H E R
V A N G E H E E L RUS -
L A N D .
Nog ftaat op den voorgrond ,
onder het befchreeve borftbeeld, dit
opfchrift:
R O D I C A E 30 M A Y 1S72.
G E B O O R E N D E N 30 V AN
B L O E IM A A N D 1672.
Aan den boord eener zee, in welke
cen koopvaardyfchip en eenega-
ley gezien wordt, zit op de andere
zyde zyne achtergelaate weduuw
tuifchen den ryksappel, fchepter en
verfcheydene wapenen, wiskundige
en andere gereedfchappen , tot het
aanqueeken der geleerdheyd nood-
zaaklyk en d.oor den overleeden
eertyds met zoo veel zorg vergaderd.
Waarora men door de Eeu-
wigheyd den overleeden Czaar ziet
naar de wolken voeren , terwyl die
Vorft, met de rechter hand op de
voorgemelde gereedfchappen wyzende
zyne geweeze Gemaalin met
deeze woorden, gefteld in den bovenrand
des pennings, aanfprcekt:
WI E S D K A K OWO U OS TA-
WI C H TAE .
Z I E WAT I K U H E B A CHT E R -
G E L A A T E N .
Onder alle het weike voorts nog
op den voorgrond dit opfchrift gefteld
is:
P R E S T AW I C A E 28 GEMVA-
R A E 1727.
O V E R L E E D E N D E N 28 V A N
L O UWM A A N D 1727.
Dees penning, ter waarde van
vyftig goude dukaaten is aan alle
de uytheemfche Afgezanten , die
zieh te dien tyd aan het Ruffifche Hof
bcvonden , door deCzaarin vereerd
geworden. Dees van laage afkomft
en uyt Lyfland geboortig was door
den Czaar, naa hy zyne eerfte Gemaalin
Ottokefa, dochter van den
Bojaar Foedor Abramowitz Lapu-
chino in een kloofter vecftooten had,
in ’ t jaar zeventienhonderdacht getrouwd
, drie jaaren laater tot Key-
zerin niet alleen gekroond, maar
by zynen uyterften wil tot zyne opvolgfter
, om haare uytmuntende
hoedaanigheden , verklaard geworden.
En zekerlyk z y , opvolgende
de loflyke voetftappen van haaren
overleeden Gemaal, gaf de zelfde
Y beifs
f
'I
I
■I I)