I' i
gemaakt zyn, te weeten naa de Romeynen
hunne verloopene zaaken,
zoo in Spanje als Italic onder het
W'Pct.r. beleyd (i) van P: Scipio door de
nederlaag van Hasdrubal herfteld
hadden. Hoe’ t zy, de oude Hiftorifchryvers
melden ons geenszins
de gedaante of zwaarte dier eerfte
goude geldftukken; alleen getuygt
Plinius, dat zy uyt een pond gouds
rat temp.
lib IV.
c a p . IT .
pag. 191.
(3) eyndelyk Driemannen vangoud,
zilver en kef er te gieten en ßaan
(111 V l R i jE r e , A r g e n t o , A u r o
E l a n d o F e r i u n d o ) genaamd geworden.
Hoe nu dit go u d , zilver en
koper geld , naa de krygszugtige
Romeynen het alstoen meeft bekend
zynde gedeelte der werreld door de
wapenen onder hunne heerfchappy
gebragt hadden , tot eene onbe-
(3) Pom-
pon. 1.2.
§. 3o.ff. de
orig.jur.
(2}Bou-
tcroue
des Mon.
de France
fol.8y.
C4)Tac.dc
morib.
Germ.
cap. 19.
Tac . Hift.
lib. IV.
cap.T2. (i)KUas
Kolyn
Rynichr.
ii.xs-
Tac. An.
iib.xm.
cap.j7.
(6)M.
Haiikii
Rom. rerum
fcripc,
pag 93.
veertig ftukken (i) maakten , die ¡ Ichryvelyke menigte , ftaande de
hy Denarien noemt , doch by Keyzerlyke regeering , is opge-
auderen, mids zy van goud waaren ,
flechts onder den algemeenen naam
van Aurei bekend zyn. Het geld
aldus van driederhanden metaalen
gemaakt werdende, zoo is ook de
tytel van die genen, welken over
des zelfs maaking het opzigt hadden,
dierhalven veranderd, en zyn zy des
klommen , acht ik overtollig
hier te melden ; en des althans
dea tyd te zyn om in 't volgende
Hoofdftuk aan te toonen, hoe de
kennis van den geldhandel van de
Romeynen eyndelyk tot de Bata-
vieren onze V’ oorouderen is afgedaald.
V Y F D E H O O F D S T U K .
Van den geldhandel der Baiavieren, tervoyl de Romeynen
alhier in bezetting lagen.
HEt is zeker dat onze voorouders
, welken eertyds een gedeelte
der (4) Katten geweeft zyn,
federt zy , door hunne landgenooten,
onderfteund door de Serbften
en(j) Hirmunduren,uyt hunvader-
land verjaagd, en deeze aan de zee
gelegene landfchappen door hen in
bezir genoraen waaren , zieh van
het eenvoudig ruylen en mangelen
der waaren , en geenszins van eenige
gemunte geldftukken nog zeer langen
tyd zullen bediend hebben:
mids zy zoover van dat gedeelte
des aardboderas afwoonden, alwaar
de werreld het eerft bevoikt
en des ook de geldhandel het eerft
uytgevonden was. Dus getuygt
ook Tacitus , welke zoo op het
eynde (ö) der eerfte, als het begin
der tweede eeuwe geleefd heeft,
dat het vee nog was de eenige en
aangenaamße rykdom der Duyt-
fchers, en dat de dieper inwooners
zieh nog bedienden, naar de eerße
(7) eenvoudigheyd van het mangelen W
der waaren. Dewyl of de gonflige g=™.
of gramme Goden tot dien tyd toe
hen 't goud en zilver onthouden hadden.
Zulks het gebruyk van dat
aantrekkelyk metaal hen weynig ter
harte ging. J a men zag toen te tyd
de zilvere vaten, tot gefchenk aan
hunne gezanten en vorflen gegeeven,
in de zelfde kleynachting , als die
van potaarde gebootß waaren.
Welke onkünde van het geld, ik
meen , dat by de Batavieren tot omtrent
vyfenvyfcig jaar voorChriftus
geboorte zal geduurd hebben. Want
als
.ils Julius Catfar, ftaande het burge-
meefterfchap van Lucius P ifo (i) en
( 2 ) Julius Gabinius , dat is in het
zeshonderdnegenennegentigfte jaar
naar Romes bouwing, en dus v y f
envyfiig jaar voor Chriftus geboorte,
welke men fteld (3) dat 734.
jaar naa Romes opbouwing is voor-
gevallen, de over den Ryn gekome-
neSuevifche volken zoodaanig ver-
floeg, dat (4) hyze met heele ben-
den, ter plaatfe daar de Maas in
den Ryn v a lt, en waaromtrent
thans te tyd de ftad Bommel ge-
bouwd is , in dien ftroom , gelegen
op deBatavifchegrenzen, joeg,
en voorts nog binnen tien dagen
(s) eene brug over den Ryn bouw-
d e , zoo getuygt (6 ) hy dat de
naaftgelegene volken hunne gezanten
aan hem om het maaken
van vreede zonden. Door welke
gezanten geene anderen dan die
der naaftgelege Batavieren können
verftaan worden , mids alle
andere (7) naaftgelege volken of
zieh reeds aan Cxiar hadden onder-
worpen, of federt tegen hen nog
even vinnig in den oorlog volhard-
den. En het is hierom dat men
den Oudften (8) Rymchronyk/chry-
ver onzes lands van dit met Julius
Ctefar gemaakte verbond te recht
aldus hoort opzingen :
ItattnlBalB bit mtttcit «¡15«/
©an iSomtn 43illiiS (*) eitfit ftepftc/
jlEatcIttt baiiigl) obtt loiibcn/
€iibt gabtii 'et tot tit Banbtii/
*00 nlji 't lantl) gtbltbtn tonrtn/
*onbcc RDot of lot tt gattn/
®ajs gttn anbtt lanb motbt Btuttn/
SDnnt 31 Dcotbtt$i Dttttn fiturtn.
Gclyk zy nu ingevolgen van dit
gemaakte verbond den Romeynen ,
(OSaclon.
in vita C«far.25.
Petav.
rat- temp. tom.Ilib.
IV.
cap. x v ir .
(z) Caif.de Ul.Gall.
lib.I. cap.
(3) Petav.
rat. temp,
tom.11.
lib. IV.
S'cWar
de bell.
Gall. lib.
IV . cap. 7.
(5 ) ibid.
lib. IV .
cap. 9.
(6) ibid.
\\b. IV .
cap. 10.
(7) Ph.
Ciuvenus
de Rheni
alvcis cap.
17- pag- J4Ö.
(8)Klaas:
Kolyn
Rymchr.
^.64.
(•) ^Julius.
S S . '“'' hunne benden , welken als de
« "L (9) dapperften van geheel Duytfch-
land befaamd waaren, moeften ten
dienft ftaan, en dat zy ook ftraks in
den overzeefchen togt, welken (10)
Caefar zoo nog in dat zelve jaar
als het daaraanvolgende in Groot-
brittanje ondernam, toen niet alleen
geene (i i) kleyne glori behaal-
den, maar,federt ook ( 12 ) lyfwach-
ters van Tiberius, van (13 ) Caligula
, en andere Keyzers geweeft ,
midsgaders veele veldflageu door
hen bygewoond en dus in geduuri-
ge beiblding des ryks gebleeven
zyn, zoo hadden zy van den beginnen
a f aan zeer grooten omnie-
gang met de Romeynen , en zal
dit buyten alle twyfel den voet tot
den eerften geldhandel by die buyten
’t land otnzwervende Batavifche
hulpbenden gegeeven , en die
t’ huyskomende, te meet mids zy
door hunne eyge (14) overften be-
ftierd wierden, hunne overige landgenooten
het gebruyk v a n ’t geld
zullen geleerd hebben.
Invoege, ’t geneTacitus(i 3) in
’t algemeen getuygt , van dat de
Romeynen aan de Duytfchers de
behandeling van geld geleerd hebben,
we! byzonderiyk op de Batavieren
toepaifelyk is , te meer dewyl
zelf de naaftgelegene (16) Duytfchers
om ’t gerief der onderhan-
delinge , zelf het goud en zilver
in waarde hidden en eenige form
van geld kenden en uytkoozen, ja
het oude en langbekende geld, te
weeten de tweepaardige en(i7)de
zaagtandige ftukken voor goed
hidden. Van welke eerften wy
hier ( * ) voor reeds een verbeeld
hebben, zynde de laatften alleen
zoodaanig genaamd ter oorzaake
zy in den rand met tanden, bywy-
ze van een rad,omzet zyn, en van
wdke foorc , ik alhier deeze vier
oude geldftukken tot meerder op-
helderiug inlafle.
G Dc
(10) Cm!.
de bello
Gall,
lib. IV .
cap. 1 3.
lib. V . cap»' 6.
( r i)T a c .
Hiííor.
lib. IV .
cap. 12.
■ Tac ;
al.
lib.I. cap;
24.
(13) Suet;
in vita
Caligul»
cap. 43.
(i4 )T a c .
Hift-lib.
IV.cap.iiJ
( i 5)D e
Morib.
Germ,
cap.I S.
( i6)TiC:
de Morib;
Germ.cap.
7.
(í7) ibid;
cap.j.
i 1 ¡ 1
^ > 1
I;
¡I
■-'^1