(i)In Gafina
aéì. li.
ícen.3.
vi. 40.
In Moñel-
latia a¿l.
IV.fccn.i.
yf. l i li)
trinum-
mo a¿l.
IV.fcen.2.
vf. 110. , ( í)L ib .I.
Epigr.ioo.
Lib X.
Epigr.74.
ken geweefl: zyn, waar van Plautus
(i) en Martialis ( 1 ) gewaagen,
en van welke foort deeze nog in de
penningkasfe van den Hooglee«
raar Sigbert Haverkamp te Ley-
de gevonden worden.
^ r’il
leg. Cornel.
de
Faifo.
(4) Jobert
kennifle
Spl
pag.aS.
(5) Boute-
roue des
Mon.fol.
(6) Alex,
ab Alex.
Dier. lib.
IV . cap.
XV .pag.
1053.
(7) Dc
benefic.
lib .V.
logo
ir y x ia .
(9) Les
Hierogl.
liv.III.
chap.17.
Doch het gebruyk van zoodaanige
geldftukken is door de wet (3) van
L. Kornelius Sulla in ’t jaar zeshon-
derdzesentachtig, naa Romens op-
bouwinge, verbooden. Bydezelfde
volken is te vooren ftaande de re-
geering' van Numa Pompilius twee-
den Koning van Rome ook het y-
zer geld in gebruyk geraakt, naa
dat door hem hetgefchilderdehont,
de (4) gebakke fteen en het gemerkte
ofle leer, ’t gene men tot dien
( j) tyd toe voor geld gebruykt had,
voor altoos was afgefchaft, hoewel
hy zelf van dat leeregeld eertyds
een (6) gefchenk aan zyne onder-
hoorige burgers gedaan had. En
zekerlyk het gebruyk van leere geld
is zeer oud, waarvan (7) Seneka
de uytvinding aan die van Lacede-
monie toefchryft , en Plato (8) wil
dat het by de Kartbaginenzers ter
grootte van eene Stater op deeze
wys gemaakt wierdt: naamelyk zy
hechtten verlcheydene zeer dunne
velletjes met die abelheyd opelkan-
dere, dat niemand, in die konft
niet ervaren,dat konde naamaaken,
welke gevolglyk wierden beftempeld,
voor geld gebruykt, en die
voor de rykfte gefchat, welke het
nootfte getal deezer beftempelde
eere fchyfjes bezat. Zulks de ver-
nuftige Pierius (9), bewuft hoe by
de Kartbaginenzers zulk leere geld
was in gebruyk geweeft, niet zon-
der reden daarom vermeend heeft,dat
de KoninginDido den grond,waat-
op Karthago ftondt gefticht te worden,
met dusdaanig leere geld om-
ringd,' dat is , betaald zoude hebben:
waar van het bekende ver-
dichtfel der ouden zoude herkomftig
zyn ; van dat zy naamelyk zoo veel
gronds als zy met eene oflenhuyd
bedekken kon, zoude verzogt en
verkreegen hebben, doch die aan
zeer fraalle riemtjes fnydende,zoo
groot ftuk lands daar mede omvat
heeft, dat het groot genoeg was om
daarop hetwydberoemde Karthago
te ftichten. Dan wat hier van zy
Willem ( 10 )Rubiques getuygt, dat (lo)iniyii
de Ruteniers ( dat zyn Rulfeu) zeke- Syr?'
re geipikkelde en gryze ftukjes
leer, nog te zyner tyd, voor geld
gebruykten. En dewyl de Gauloi-
zen of oude Franken eertyds ook •
leere geld gebruykt hebben, zoo
vleydt zieh ( 1 1 ) die landaardt dat cniBoa-:
het woord Pecuma , ’t gene zoo ‘d7sMo„;
veel als VeepemimgenheCekent,van
hunne gemerkte leere geldftukken
zonde herkomftig zyn : te meer
om dat Kasfiodorus (.ii) in zyne (ii)Ufc;
fchriften getuygt, dat alle het geld
voorheen van leer zoude geweeft,
en des van hetveezynen naam ont-
leenende door de Gauloizen in metaal
federt veranderd zyn.
TWEET
W E E D E H O O F D S T U K .
F m de Melaalen en der zelver vieeging.
■ : :
(OAuguft.
de doctr.
Chrift.cap.
I.quseft.3.
fi) Jobert
kenn, der
Gedenkp.
pag. I.
kap. IV.
(4) Hubn.
geflachtk.
taf. J .
( j) Mofes
I boek
kap. X III.
,Vf. 2.
(<5)Jofeph.
Hift. Jud.
lib. I. cap.
En hoewel aldus, volgens de (1)
getuygenis van den Hyponi-
fchen Kerkvoogd,a//ej wat de menfch
op de aarde bezit en alles waar van
hy eygenaaris, als een fla a f, va t,
boom, hoef, het vee en wat hy dies
meer heeft op den voorigenvaet geld
genaamd wordt, om dat alle rykdom
der ouden,. dien zy bezaten in vee
beßondt, zoo zyn by de meefte be-
fchaafdere volken echter op laateren
tyd de metaalen , te weeten
goud , silver en koper, daar voor
aangenomen, als zynde vry beftan-
diger, minder bederving onderwor-
pen, en, om iet van te maaken en
gieten, aan ieder ten nutte. Want
hoewel het veehoeden en de land-
bouw ter koftwinninge by de eerfte
menfchen ftraks is by de hand ge-
nomen, zoo zyn nogthans de metaalen
door hen ook eerlang (2)
ontdekt en bewerkt geworden , als
zonder welken het bebouwen van
het land niet wel kon verricht
worden. Aldus vindc (3) men by
den oudften Hiftorifchryver aangetekend
dat Tubalkain , die in
de zevende voorteeling (4 ) van
Adam afftamt, een werkmeeßer was
van allerhande koper- en yzerwerk.
Invoegede zoodaanigen al vroegryk
genaamd wierden, welke veelen
van die metaalen bezaten. En dns
vindt men van Abram (j) aangetekend,
dat hy ryk was in goud enzil-
ver. Welke metaalen, hoewel aldus
vroegtyds ontdekt, echter niet
aanftonds tot geldftukken gemunt,
maar volgens het in zwang zynde
gewigt, waar van zeker (6) Joodfch
fchryver, wil dat Kain de eerfte uyt-
vinder zoude geweeft zyn, aan den
verkooper ter voldoeninge der gekochte
zaaken ter hand gefteld zyn
geworden. Dus getuygenonsde hey-
lige bladen (7) dat Abrdm luyßerende
naar Ephron hem toewoog het geld,
daar hy van gefproken had voor de
ooren der zoonen van Hets, vierhon-
derd Sikelen zilvers onder den koop-
man gangbaar. Van welk gewigt,
naa by de Hebreeuwen hetgeldmun-
ten in zwang geraakt was, zekere
hunne geldftukken , ter zwaarte
van dat gewigt, zelfs Sikels genaamd
zyn. Even gelyk door de Gricken,
die in ’t begin zieh ook van ge-
wooge metaalbrokken bediend hebben
, een hunner geldftukken een
Drachma (8) genaamd is , omdat,
naa het metaal weegen ophieldt, het
de zwaarte van een Attifch (9) pond
had, ’t gene zy een Drachma noem-
den. Dat de Romeynen in den beginne
zieh van toegewooge kopere
brokken, {die zy om hunneruuw-
heyJ (10) /íes rude noemdep) in ’t
handelen bediend hebben, is buy-
ten tegenfpraak 1 en hoe zou anders
dees dichtregel (11) van den Romeynfchen
Lierzanger können ver-
ftaan worden ?
Si proprium eß , quod quis libra
mercatus & aere eß,
Indien't hem eygen is,’t gene iemand
by áe/chaaUn’t koper gekogt heeñ.
Dus wierden de Romeynfche krygs-
knechten, die op eene bepaalde
foldy áiecsáen,pipendiarii ( t i ) en de
foldy ßipendiumgts\OLZmA,zy'[s&o zoo
veel als waaggelders en waaggeld,
ter oorzaake (13) zy met toegewoo-
;e metaalbrokken in den beginne
jetaald wierden. Ja het is van dit
metaal weegen dat door de Romey-
B J nen,
(7) Mo fa
I boek
k ap .xxiu.
Yf. l i .
(8)MietiS
BiíTch.
munten
vanUytrecht
fol»
10.
(pjLamy,
apparat.
Bibl. cap»
X IV . pag»
lió .
(lo) Bou-
teroue des
Mon. de
Franc, fol» 7i.
)ift. lib.
II.ep 1 . f.isS»
( f i ) Liv .
iib. xxviita
cap. ly .
(13) Pim:
lib.xxxiU;
cap, 3,
i||i 1'
'h' I,
t. '