kam vau een tros Alusa-vruchten, onderdeel vau eeu
to e r oej ; zie ook sisir. — Siki, Soend., graan-
korrel, pit, zaad. — S ik o en ro e of tjik o e n ro e ,
Makas., rijstaar. — S ila ra of s ira ra , 0. Jav.,
verdord of afgevallen blad. — S ik s ik , Balin., draad
van het hout. — SilarÒ of so e la rò , Alinangk.,
jonge loot, die ontstaat nadat een oudere is afgevallen.
— S ilir, s ilir b aw an g , Jav., schil van Al l ium.
— Silo, Alf. N. 0. Halm., Tom., hars; k o lan o
m a s ilo is in Alf. N. 0. Halm, hars van Damma r a
alba. — S im b a r, Jav., woekerplant. — Simoe,
Bat., vakje der vrucht van Ar t o c a r p u s i n t eg r i fol
ia, Ci t rus enz. — Sim po en g o i, Bol. Along.,
aar, halni, hloemstengel. — Sinah. of tjin a b , Gajo,
hast van Alusa. — S inan, Alf. Boer., bloemknop. •—
Sin an g , Jav., vrucht van Al imusops E l e n g i .—
S in én ar, Tenimbar, blad van Cocos. ■— Sin g g
an g , Jav., nieuw uitspruitsel van rijststoppels. —■
Sin g g an g an , Balin., nieuw uitspruitsel van rijststoppels.
— S in g k a ra , Soend., hetzelfde als ha r i moemoe.
— Sinom, Jav., jong blad van Tama r
i ndus indica. — S in tjo en g , Soend., hetzelfde
als mant joeng. — SÌÒ, N. Guin. 4 R., hloem.—
Sipa , Sangi, palmwijn. — S ira ra , 0. Jav., hetzelfde
als si lara. — S iro en g , Soend., loot, uitspruitsel;
zie anak. — Sisik, Bat., de ruwe kant van hoomschors.
— Sisir, Mal., hetzelfde als sikat . —
S k ap a , Balin., hetzelfde als sikapa. ~ S lè p a â n ,
Balin., ontwikkeld blad van Cocos. — Sna06,
N. Guin. Noemf., tak. — Soboewon, Bat., rijst-
bolster. •— SÔë, Rotin., klapperdop. — Sooat,
Gorom, Watoeh., meel van Alet roxylon Sagus .—
Soeda-SOeda, Alal., puntig uitspruitsel aan den
voet van sommige Gramineae, hijv. I m p e r a t a
cyl indr i ca . — S o ed jèn , Jav., pennen in het
harig weefsel van Ar enga sacchar i f er a, meer
bepaald de grijze; zie soewa. — S o ed ji, Alal.,
binnenste of inhoud van een korrel graan. — Soedoe ,
Alf. Alin. T. S., loot, spruit; zie séë. — Soeha ,
Bat., vleesch der noot van Cocos. — Soehoe,
Alf. N. O. Halm., pas uitkomend sprietje. — S o e k e t,
Jav. Ng., gras; zie roempoet . — S o e la rô ,
Alinangk., hetzelfde als s i l a r ò. — S o e lig i, Bat.,
pennen in het harig weefsel van Ar enga s a c cha r i fera,
waarmede men op boombast schrijft; zie t aro egi.
— S o e lò , Alai. z. o. Born., loot, spruit. — S o e -
lOGn, Bat., bast van Ex c oe c a r i a Aga l l o c ha . —
S o e lo e r , Jav., fijne rank of wortel. — S o e lo e r ,
Alal., loot, spruit; zie poet joek.«) — S o em i
of s om i, Balin., rijststoppels, stroo; zie sahoemi . —
S o em s o em , AlaL, merg. — S o e n d o e l la n g it ,
Jav., bloem van Canauga odorata. — S o e n g g a ,
Biman., rijststoppels. — S o e n g k o e r a n of t jò n g -
kélan,Aíal.j jonge noot van C o c o s in het vierde stadium
van ontwikkeling, als de kern er uitgeuomen kan
worden; zie t ë l i n ga k ambi ng en s ëm a n t ë n .—
S oG n g o e t, Jav., vruchtsteel der noot van Cocos;
ook haakje, waarmede de ranken van slingerplanten
zieh vasthechten. — SOGngsang, Balin., hloem
van Glor iosa superba. — S oGn ti, Mah, wratachtig
uitwas bij sommige Sci t amineae. — SoG-
r a r , Bat., aderen iu het hout. — SoGri, Alai. Amb.,
palmwijn van Cocos. — SOGrijang, Boeg., pennen
in het harig weefsel van Ar enga sacchar i f er a. —
SoGrOG, Alf. Alin. T. B., T. L., T. P., loot, spruit;
zie séë. — S o g s o g , Alf. N. O. Halm., spruit van
Alet roxylon en Alusa. — SoGSOGda, Alf.AIin.
T. S., doorn, stekel. — SoGSOGla, Alf. Alin. T. B.,
T. L., doorn, stekel. — SOGSOh, Alal., groote dooru
«) Volgens sommigen zou het verschil met poet joek
hierin bestaan, dat soeloer een loot of spruit
is, die even hoven den grond aan eenig gewas entspringt.
' van sommige boomen. — SoGWa, Jav., pennen in
het harig weefsel van Ar euga sacchar i f er a, meer
hepaald de zwarte; zie soedjèn. — SoGwala,
Soend., vrucht van Borassus. — SÒfò, Tern.,
vrucht. — S o g a r d ja n tè n , Bat., grootste of dikste
pennen in het harig weefsel vau A r e n g a s a c cha r i fera;
zie t aroegi . — SÒglèn^, Jav., hetzelfde
als sògòlan. — SÒgol of SÒgolan, Jav.,^ loot,
waterloot; zie het voorgaande woord. — SÒka,
A]f. N. O. Halm., hlad. — Sòkè, Mal. Tim., kla])per-
dop. — S o k o p a t, Alf. N. Laoet, bladscheede van
palmen. — SÒlang, Aladoer., uitlooper van Saccharum
of f i cinarum. — SolbhOGk, Madoer., hetzelfde
als sëlhhik. — Solè, Nias, hetzelfde als
òlomhoe. — S o lo r, Jav., uit den wortel opschie-
tende loot. — Somb a, Bat., jong hlad van Ficus.
— Somi, Balin., hetzelfde als soemi . — Song-
k è l, Aladoer., jonge vrucht van Zea Alays. —
So o ra , Alf. N. O. Halm., kaf, zemelen. — SÒpO,
Alf. N. 0. Halm., vrucht. — Soro of tOGmOG,
Biman., loot, spruit. — S o tja , Balin,, oog eener
uitloopende aardvrucht. — S o tja, Balin., Jav., kwast
of spat in hout of bamhoe. — SÒtja, Aladoer.,
oog van een uitloopenden tak van Bambusa. —
Sowôko, Alf. N. W. Halm., vrucht. — Srën g ,
Jav., hetzelfde als sërëng. — S risip , Sas., uitspruitsel
van rijststoppels. — S riw il, Jav., uitwas van
boom of plant. — S rom p o d , Jav., onkruid. —
Swan, N. Guin. Noemf., Wand., palmwijn.
T.
T à a l, Aladoer., vrncht van Boras sus; zie hhë-
rëm. — Tabih., Balin., bultige wortels van boomen,
boven den grond. - - T ab o , Alf. Tom., hetzelfde
als hanga. — T ab ò , Soend., hetzelfde als kapol .
— T a b o k , Midd. Sum., doorn, stekel. — T a -
b o la k . Bat., vlies in Bambusa. — T ab o n , Jav.,
buitenste vezelachtige vruchtwand der noot van Cocos;
afgeschild heet die s ëp ë t eu uitgeplozen ënal . —
T a d a , Soemba, hast, schil, schors. — T ad ji, Balin.,
scheut of uitspruitsel van I m p e r a t a cy l i n d r i c a
en A l p i n i a galanga. — T a è f, Tim., tak. —
TagaOG, Daj. Z. 0 . Born., blad van Nipa f r u t i cans.
— Tagé,^ xilf. N. O. Halm., steel, hlad- of
vruchtsteel. — T à b a , Saleijer, hlad. — T a h a n
lo lo n , Solor, ontbolsterde rijst. — T a h ë n of tarOG,
Balin. Kr;, hout, hoom, — TahoGri, Alf. Z.
Cer., hetzelfde als téhoer i . — T a k è , Boeg., tak;
ta k è m a lô ro n g , rank. — T a k il of ta n g k
il, Bat., S t e e l eener vrucht. — T ak o , Biman.,
bladsteel, — TakOGng, Lamp., bladscheede van
Areca. — TakOGWal, Bat., onrijpe vrucht van
Ar t o c a r p u s i n t e g r i f o l i a of Dur i o zibethinus.
— T ak o i, Alf. Min, T. P., klapperdop.
— TalabOGkan o f t a la b ô k a n , Jav., bladscheede
van palmen; zie oepih en okah-okab. — T a la -
kOGp, Jav., schuthlad, vooral van bamboe. —
T a la k o p , Soend., schutblad, vooral van bamboe.
— T a lam p o e ë n g , Makas., kiem van Cocos. —
T a la n g g id b a n , Madoer. B., steel van vruchten;
zie da l anggidhan. — T a la n g k è d h a n , Madoer.
P., S., steel van vruchten; zie da l anggidhan. —
T a la n g k è ta n , Aladoer. S., steel van vruchten; zie
da l anggidhan. — T a là s a n , Jav., hetzelfde als
ëlas. — TalbOGwan, Bat., stronk van Ananas sa
sat iva, Zea Alays, enz. — T a lé n a , Alf. Min,
T. P., palmiet van Cocos. — T a lë ta n , Jav. Kr.
D., hetzelfde als t e l o e t o eh. — TaliwatOG, Sangi,
kiemhoudende vrucht vau Ar enga sacchar i f er a.
— TalÔdjhOGngan, Madoer., uiteinde van een
Alnsa-blad. — T a lo o d jo k , Alal. Z. O. Born.,
zeer jong blad van Alusa en palmen. — TalOGlïia,
Alakas., vrucht van He r i t i e r a l i t tor a l i s . —
TalOGtis, Daj. Z. O. Born., loot, spruit. — Ta-
lOGtOGb of tëlOGtOGll, Jav., kleverig^ planten;
sap; zie poeloet en t al ët ah. — T a lò tjo r of
tlò tjo r , Jav., bijknollen van Colocas i a a n t i quorum.
— T am b i, Jav,, wortellijst. — T am -
b in g , Sas., hoven den grond uitstekende wortel
vau boomen. — T am b irik , Bat., jonge boom van
AI US a. — T am è lo n g , Makas., vrucht van Rhi zophor
a conjugata. — Tamò m a là k é , Alf.
N. O. Halm., ontbolsterde rijst. — TamoGtat
of tanOGtat, Alf. Z. Cer., pit van Ar t o c a r p u s
i n t e g r i f o l i a en Dur io zibethinus . ■— T am p
a n g , Alai. W. Born., zaailing. — T am p ila i,
Daj. Z. 0. Born., rijststroo. — TampOOëk,
Minangk., kelkbladen, die na de vruchtzetting over-
hlijven. — T am p o ck , Mah, Bat., kelkbladen, die
na de vruchtzetting overblijven ; zie t a m p o k. —
TampOGnik, Bat., vrncht van Ar t o c a r p u s
Blumei . — TampOGroeëng, Minaugk., klapperdop.
— T am p o o ro n g , Alai. Amh., Alen.,
klapperdop. — T am p o k , Alai., hetzelfde als tam-
poek. ~ T am p o ro n g , of tèm p o ro n g , Kang.,
klapperdop. — T àn a , Saleijcr, ti*os vruchten van
Cocos. — T a n a k , Rotin., bloemkelk.— T an a lè ,
Madoer. B., P., rank van een slingerplant; zie tonale.
—■ T an d a n , Bat., AiaL, Alinangk., tros van bloemen
of vruchten ; soms bloemsteel van Musa en vele
palmen. — T a n d a n a n , Mal. Batav., tros van
vruchten van Cocos en Alusa. — T an d in g , Bat.,
jonge loot. —• TandoGk, AiaL, onderste deel der
bladscheede van Ar eca Catechn, waarmede deze
aan den stam vastzit. — TandOGr, Jav., jong rijst-
plantje. — T an g a , Bol. Along., tak, twijg. —
T a n g k a i, Mal., Minangk., steel, stengel. — T an g -
k a j, Daj. Z. 0. Born., Soend., rank met hlad van
P i p e r Bet l e; zie bangkang. —■ T a n g k a l,
Soend., boom, stam. — T an g k è , Alakas., takje ; zie
pangkè ; — T an g k è , Mal. Batav., steel, stengel.
— T a n g k i l , Bat., hetzelfde als taki l . — T a n g ò ,
Alf. Alin. T. P., aar, halm. — T a n g ò , Goront.,
tak, twijg. — T a nO G ta t, Alf. Z. Cer., hetzelfde als
t amoet a t . — T a n ò m ò , Nias, hetzelfde als f ama soea.
— TaOG, Tim., boom, stam. — TaOGgé
of tOGkOGlan, Jav., uitspruitsel van Vigna Cat-
jang. —■ TaOGn, Tid. Born., boom, stam. — T a p
a s , Jav., Soend., harig hekleedsel der bladscheede
van Cocos; in Soend. ook bastvezels der noot van
idem. — T a p é , Aladoer. P., bladscheede van Bambusa;
zie t j a lompr èng. — T a p e s , Atjeh, harig
hekleedsel der bladscheede van Cocos. — T a p è s ,
Madoer., harig hekleedsel der bladscheede van C o c o s.
— T a p is , Balin., harig bekleedsel der bladscheede
van Cocos. — T a p o , Daj. Z. 0. Born., vrucht
van Nipa f rut i cans . — TapOGan, Alf. W. Cer.,
gras, onkruid. — TapOGÖng, Minangk., meel. —
TapOGk, Balin., kelkbladen, die na de vruchtzetting
overblijven. — TapOGng, Saleijer, meel. —
T a p o k , Soend., kelkbladen, die na de vruchtzetting
overblijven, — T a p o n é , Kisar, meel. — T a r a s ,
Alal. Bandj., hart van hoomen, kernhout. — T a r è h ,
Minangk., hart van hoomen, kernhout. — T a r i
batOG, Alf. Min. Bant., vrucht van Ar enga
s a ccha r i f er a. —• T a r in d i, Biman., jong blad,
vooral van Tamar i n du s indica. — TarOG,
Balin. Kr., hetzelfde als ta h en. — T a roG ëk ,
Minangk., knop, uithotseL — TarOGgi, Bat., pennen
in het harig weefsel van Ar enga s a c cha r i f e r a ;
zie soel igi en sogar dj aut ën. — TarOGk, MaL,
knop, uithotseL — TarOGpak, Bat., pas uit den
grond geschoten rijststengel. — T a r o n g to n g , Soend.,
bloem van S on ne r a t i a acida. — T a ro p a l, xVlf.,
N. Laoet, Sap., bladscheede van palmen ; zie a h a o e n o
en oeno. — T à s à of tin o , Makas., rijp van
vruchten. — T a s a k , Balin., Lamp., hetzelfde als
nasak en mësak. — T a s ë , Boeg., rijp van vruchten.
— T aw an g , Alf. Alin. Tonsaw., meel van Al etro-
xylon Sagus. — T aw à rô , Boeg., Alakas., meel
van Me t r oxyl on Sagus. — T aw à së n of të -
w à sën , Alf. Alin., meel vau Me t r oxyl on Sagus.
— T é a s , Rotin., kernhout. — T e b o n , Jav., hetzelfde
als kat ëbon. — T ë g h a n , Aladoer. S., het-
zelfdë als dhoebighan. — T é h o G r i, Alf. Z. Cer.,
jonge loot van Bambusa. — T è k è l , Jav., spruitje
van een uitgeloopen noot van Cocos. — T ë l a b i k a n ,
Jav., bet onderste deel van een tak van Ar enga
sacchar i f er a, waar die aan den boom zit. —
T ë l a d j a r , Jav., hetzelfde als t ë l ë ndj ë r . —^ T ë l
a t j a r , Jav., hetzelfde als klat j ar; ook wortel hoven
den grond van Colocas ia ant iquorum. — T g-
l ë n d j ë r of l a d j ë r en t ë l a d j a r , Jav., penwortel
van hoomeu. — T ë l i n g a k a m b i n g , Mal., jonge
noot van Cocos in het derde stadium van ontwikkeling,
als de kern verhardt; zie k ë l ongkong en
soengkoeran. — TëloGdjOGrOG, Jav., vrucht
van Al eur i t e s mol uc c ana met drie pitten. —
T ë lO G to e h , Jav., hetzelfde als t aloetoeh. —
T em b a tO G , Alal., vrucht van Nipa f rut i cans .
— T ëm b ë l é l é , Balin., gekruide rank van Lagena
r i a en Alom or die a. — T ëm ë n g , Atjeh, schors
van Bambusa Wrayi . — T ëm ô l a t è , Aladoer.,
moederknol van Ka empf e r i a rotunda. — T ë -
mOG-tëmOGan, Balin., algem. benaming van spe-
cerijachtige wortels en aardvruchten. — TëmpOG-
roGng, MaL, klapperdop; tëm p oG i’OGng d ja n ta
n , de hovenste helft, waarin de drie indruksels;
t , bG tin a , de onderste helft. — T èm p ò r o n g ,
Kaug., hetzelfde als t amporong. — T è n - a t è n ,
t è n - a t é n a p ë r è n g , Aladoer., van de schil ontdane
hast van Bambusa. — T ë n g a l, Balin., halfrijp
van vruchten. — T ë n g a p , Daj. Z. 0. Born., weefsel
tusschen bast en eigenlijke houtlaag. — T è n g g è r ,
Sas., hloemscheede van Cocos. — TënggOGl, Jav.,
pit der vrucht van Ar t o c a r p u s inci sa. — T è n g -
k a lo k , MaL, jonge pit van Mangi fera. — T e n g -
k o e la k , Balin., klapperdop met vezelbast. — T ë n g -
k o k , ATaL, steeltje van een rijstkorrel, — T é p è n -
g a n , Balin., hetzelfde als ka t èpèngan. — T ë -
pOGng, Balin., AiaL, meel. — T ë p o n g , Atjeh,
Aladoer., meel; zie te up ong. ■— T ë r a s , AiaL, hart
van een boom, kernhout. — T é r a s , Daj., hart van
een hoom, kernhout. — T è r è l è k , Soend., bloemkolf
van Ar enga saccha r i f er a, waaruit het sap voor
de vierde maal getapt wordt; zie l eungeun. —
T ë r ija n g of tOGrijang, Lamp., uitlooper van
gesneden rijst. — T ë r ik of d jaloG, Jav., joug spruitje
van Ipomoe a Bat atas . — T è s , Tim., kernhont. —
T ë ta n d a n , Sas., klim- of slingerplant. — T ë ta n g -
k è l , Sas., hout van een klapperdop. — T ë t ëw a , Alf.
Min. T. P., binneuhast van Bambus a longinodi s .
~ T è t è n g k ô r ë n , Alf. Min. T. P., één geleding
van Bambusa. — T o u p o n g , Atjeh, hetzelfde als
tëpong. — T èw à s ë n , Alf. Min., hetzelfde als
t awàsën. — T ëw ë r , Banda, gom, hars. — T ëw i,
Alf. Alin. T. B., T. P., ontbolsterde rijst. — T h a n -
ta n , Atjeh, hetzelfde als het Mal. santan. — TllGU-
loG d a n g , Atjeh, hloemscheede van palmen. —
ThGUlOGmpOGëk, Atjeh, stam van Alusa.
ThGUtOGëk, Atjeh, hetzelfde als sëtoek. — T ib i,
Alf. Min. Bant., ontbolsterde rijst. — TigÒ, Alf.
N. 0. Halm., gora, melksap. — T ija s of d ja t i,
Lamp., kern of hart van een boom. — TijOGl, Alf.
Min. Ponos., bloemstengel, vooral van Zea Alays. —
TikârOGng of tjapijoG, Alakas., bladnerf van