Homallum — Hopea. 256 1809 - 1825.
Jav.; L i in b a w 0 e t a, Alf. Alin. Eont.; L o e d ali i p ad i,
AlaL; AI a li a n g m akan pel andoek, AlaL; S a ä k e t,
Alf. Alin. T. B.; Sangket , Alf. Alin. T. L., T. P.;
Sangke t in t joentoeng, Alf. Aliu. T. P. — Boom.
Gebr.: liet hout is zacht. l)e looistofrijkc bast dient
wel tot het zwartverven van hladen of rietstcngcls,
welke vooraf iu den modder zijn gcwcekt. Dczc boom
leverde in de Bataklanden vroeger houtskool voor het
inheemsche huskruit.
1809. H om a lium c e le b ic um Koord.* Nat.
fam. der S am y d a c e a e . Ka r iki s mea, xVlf. Aliu.
T. L.; Ka r i ki s makai inak, Alf. Alin. T. L.;
Ka r i ski s makai inak (zie 676), Alf. Alin.; Kar i s kis
mea, Alf. Alin. T. L. — Boom.
1810. H . fo e tid um Benth.* Al iwowos, Alf.
Alin. T. B., T. L., Tonsaw., T. P.; Alocwowos
(zie 373 en 68), Alf. Alin. T. B., T. L., 'L'onsaw., '1'.
P.; Kajoe hesi, Alai. Alcn.; Kajoe w at o e (zie 2514),
Alf. Alin. T. L., 'T. S.; Tohasik, Alf. Aliu. Ponos. —
Boom, 'I'ernataansch ijzerhout levcrcndc. Gebr.: Dit
harde hout is gezocht hij huis- en bruggenhoiiw.
1811. H. g ra n d iflo rum Benth.* Kajoe
batoe, Alai. — Hooge boom. Gebr.: Het hout is
zwaar en kan moeilijk bewerkt worden.
1812. Ï Ï . G riffith ian um Kurz.* Lenggoen-
di laoet , Alai. — Boom.
1813. H, lo n g ifo lium Benth.* Paoeh kidj
a n g d j a n t a n . Alai. — Boom.
1814. Ï Ï . M in ah a ssa e Koord.* Ka r iki s
sela, Alf. Alin. 'f. L.; Ka r i ski s sela, Alf. Alin. —
Boom. Gehr.: Hout bij huisbouw.
1815. H. p ro p in q u um Clarke.* P a n t a t
0 el at oet ih, Alai. — Boom. Gebr.: Hout bij huisbouw.
1816. H. tom e n to sum Benth.* Aboe, Aladoer.;
Dal ingsem, Jav.; Dal i sem, Jav.; Dl ing-
sem, Jav.; Dl i sem, Jav.; D r ings eu, Jav.; Est r i ,
O. Jav.; Kadjoe aboe, Aladoer.; Kajoe est r i , 0,
Jav.; Ki bodas, Soend.; Kl ingsem, Jav. Zeer hooge
boom. Hout als niet duurzaam zelden gehezigd.
1817. H om a lom en a a lb a H assk.* Nat. fam.
der A ra c e a e . Lang ge. Bat.; Langge porhas,
Bat.; T j a r i j a n g hodas, Soend. — Kruid, ecn
aronskolk. Gebr.: De knol is oneethaar; de hladen
worden gehezigd om uit te drinken of van te eten.
1818. H. c a e ru le s c e n s Ju n g h .* Empele-
hoe paja, Atjeh; Kamoemoe, Balin. Kr.; Kaoembang,
Balin.; Kekalek, Sas.; Ke l emba ha ng §),
Alal.; Kemhahang, Alal. Pal.; Kesesi , Balin.;
Koemhahang, Sum. AV. K.; Koembang, Balin.;
Kroembang, 0. Jav.; Oembahang, Bat.; Tj ar
i j ang, Soend. — Gebr.; Na afgekookt te zijn wordt
de knol bij hongersnood wel gegeten ; overigens wordt
die in de Bataklanden als voedsel aan de varkens
gegeven, en is ook bij dc vischvaugst met toeba in
gebruik.
§) Ook Homalomena rostratum Griff.* (zie 1820).
1819. H. c o rd a ta S c h o tt. (=: H. a rom a tic
a Schott.*). Kaloent ai , Alf. Alin. 'f. P.;
Kaloet ai , Alf. Min. Bent., T. L., 'T. S.; Kokom-
baän, Alf. Aiin. T. B.; Sent ing, Jav.; Sesent ing,
Jav.; T j a r i j a n g hedjo, Soeud. — Gebr.: In de
Alinahasa worden de bladen hoven vuur gedroogd eu
met water bevochtigd op wonden gelegd.
1820. H. ro s tr a tum Griff.* Kc l emhahaug
(zie 1818), Alai.; Lem h a paja, Alai.
1821. H. ru b e s c e n s Kun th ,* Bet e merah,
AIaL Alen.; Bet e ror iha, 'Pern.; Ka l i ng tana,
Sangi ; N a m h h 0 e t a n a, Aladoer.; S e n t e h e u r e u m,
Soeud.; Sente woeloeng, Jav.; 'Taleh gata,
Alinaugk.; T j a r i j a n g beureum, Socnd. — Gebr.;
De knollen worden, in schijfjes gesneden, op wonden
van paarden en rundvee gelegd.
1822. Homo n o ia r ip a r ia Lour.* Nat. fam. der
E u p h o rb ia c e a e . Ba l in eure lompo, Alakas.;
Djocr e (zie 2452), Soend.; Sai igke, Sum. YV. K.;
Sohah, Jav. ^ Heester. Gebr.; Het sap der bladcn
wordt gcbezigd om de tanden zwart te maken, terwijl
de bladen zelve tot de kwade geesten afwerendc
middelen behooren.
1823. H o p e a sp. d iv . §) Nat. fam. der D ip te
ro c a rp a c e a e . Engk a hang. Mal. AV. Born.;
E 11 g k a W'a n g, Alal. AV. Born.; Kakawang, Daj. Ng.;
Kawang, Aial. AV. Born.; Al andi rawan, Alinangk.;
Alelchakan, Alal. PaL; Alengarawan, Lamp.,
Alidd. Sum., Sum. YV. K.; Al enge raw an, Lamp.,
Alidd. Sum., Sum. AAL K.; Aler a wan, AIaL; Ngarawan,
Lamp., Alidd. Sum., Sum. A\L K.; Seraja,
Alal.; Singkawang, Aliuangk.; Tekawang, Alal.
AV. Born.; 'I’cngkawaug, Alai. YV. Born. Varieteiten
in Lamp.: Al cngerawan ar eug; AI. dj anggak;
AI. resak; AI. sepong; Al. t a l ai ; AI. t andj ang.
In Alal. PaL; Alelchakan abang; AL akar. Tn
Alidd. Sum.: Ng a r awa n boewi ; Ng. d j a n g k a n g ;
Ng. l i l in; Ng. t imah. In Alal. AV. Born.; 'i'eng-
k aw a n g go e u t j an g ; 'P. r amh ei ; 'P. t o ei igko el.
— Boomen. Gebr.: Daar het hont gemakkelijk splijt,
worden er wcl planken van gezaagd ; overigens is de
bereiding van minjak tëngkawang het hoofddoel. §§)
In V\''est-Borneo worden daartoe de afgevallen vruchten
in water geweekt, om ze gemakkelijker te kunnen
ontholsteren, hierna dc pitten gedurende een of meer
dagen aan de zouucwarmte blootgesteld cn als ze genoeg
gedroogd zijn gestampt. De gestamptc zaden legt
men in een zecf hoven den damp van kokend water
en deze warme massa wordt dan overgehracht in
mandjes van rotan om tusschen twee blokken hout
door het indrijveii van wiggen te worden uitgeperst.
Het uilstroomende vet stolt spoedig en heeft ecn
gcelgrocne kleur. De inboorlingen gebruiken deze talk
als lampolie ; willen zc die bezigen voor dc spijs-
berciding, dan worden dc vruchten niet geweekt maar
gedroogd voor dc ontholstering, waardoor de kwaliteit
van het vet hetcr is. Uitwendig wordt dit nog als
smeersel aangewend cn inwendig als verzachtend middel
bij spruw, maaglijdcn en chronische dysenterie. Daar
dit het eenige vet is, dat in Indie niet ranzig wordt,
liezigt men het gaarne als zalf voor wonden, ook
voor het invetten van metaal. In Europa dient het
meest voor de kaarscufahricken.
§) Bchalve dc afzonderlijk vermelde, geeft Buiick
voor Borneo cn Sumatra als soorten op : Hopea
Beccariana Bnrck*, H. bracteata Burck*, H. coriacea
Burck*, H. myrtifolia Aliq.*, H. nigra Bnrck* en H.
sericea BL* Of sommige dan wcl alle der tevens opgegeven
inlandsche soortnamen hiervoor gelden, of
misschien voor Shorea sp. in gehruik zijn, is niet
met zekerheid te zeggen.
^^) AVclkc Hopea-soorten hiertoe in ’t bijzonder
dienen, is niet bekend; wcl wordt nog minjak tcug-
kawang verkregen van Diploknema schiferà l^iei're*.
1824. H. d ry o b a la n o id e s Miq.* Oeloe
toepai , Lamp. — Gebr.: Levert een goede damar-
soort; het hout dient voor huis- cn schecpsbouw.
1825. H. fa g ifo lia Miq.* Kawang §), O. Jav.;
Tjengal , Socnd. — Gebr.: Vroeger diende de schors
wcl tot omwanding van huizen.
§} Ook Palaquium ( = Dichopsis*) javeuse Burck
(zie 2539).
Hopea - Hydrocotyle.
1 8 2 6 . H.glo b o saB ran d is* § ). Dama r kat ja,
Lamp.; Dama r ma t a koet j ing, Alal.; Dama r
ma t a mie, Atjch; Kajoe dama r ma t a koet j ing,
AIaL — Gebr.: Aldus genoemd naar de in den handel
onder dien naam bekciide harssoort. Deze hars vloeit
van zelf uit den stam en verzamclt zieh aan den voet.
§) Volgens R i d l e y ; andere damar mata koetjing
oplcvercnde boomen worden vermeld onder 3 9 9 en 2 5 3 1 .
1 8 2 7 . H. G riffith ian a D y e r. AI e r an t i poetili,
Alai.
1 8 2 8 . H, M en g a raw an Miq.* Alerawan
k o enj i t §), AIaL — Gebr.: Het lichtgclc hout is zccr
geschikt voor huisbouw, waut het blijft worin vrij ; het
eigcnt zieh ook voor masten van vaartuigen.
§) Ook Hopea intermedia King.*
1 8 2 9 . H o rn s te d tia im p e ria lis R id i. (=
P h a e om e ria im p e ria lis ). Nat. fam. der S c ita -
m in e ao . Kant an, AIaL — Kruid, (deze en vlg.).
Gebr.: De jonge spruiten worden als groente gegeten.
1 8 3 0 . H. L e o n u ru s R e tz . (= Amomum
L e o n u ru s Koen.*). Poewa r hi tam, AIaL
1 8 3 1 . H. (“ Amomum*) m in o r V a l.
Pining, SoeiuL; P i n i n g landak, Socnd.; P i n i n g
lemhoet , Soend. — Gebr.; De eethare vruchten
wordcu wel geconfijt.
^ 1 8 3 2 . H. ( = Amomum*) moHis V a l.
Pi l l ing kisi, Soend.; P i n i n g r anggong, Soend.
Amomum) p a lu d o s a
K. Schum.* P i n i n g bawang, Socnd.
1 8 3 4 . H. ( ~ Amomum*) P in in g a
K. S ch um . P i n i n g raufcjang, Soend.
1 8 3 5 . H o rs fie ld ia a c u le a ta Bl.* Nat. fam.
der A ra lia c e a e . D el cg (zie 2 8 2 6 ) , O. Jav.; Dj angko
rang, Soend.; Goenggrang, Jav.; Gorang
i reng, Jav.; Gor ang l anang, Jav.; Ki dj angkorang,
Soend.; 'Toendjang langi t , Balin. —
ILccster.
1 8 3 6 . H o y a c o ria c e a Bl.* Nat. fam. der
A s c le p ia d a c e a e . Areuj ki kandel lalaki ,
Soend. — Klimplant, van T geslacht der „wasplant”
oi „porseleiuhloem” (II. carnosa).
1 8 3 7 . H. c o ro n a ria Bl.* Aka si taba,
Almangk.; Aka r setebal , Alal.
1 8 3 8 . H. la u r ifo lia Dec.* Areuj ki kandel
sai)rang,^Soend.
1 8 3 9 . H. m a c ro p h y lla B l .* Areuj ki
kande l §) Soend.; Arenj ki kande l hadak, Soeud.;
Daoen pi t is, AIaL AIoL; P i t i s - p i t i sau, AIaL
AIoL; Ma l e t besi, Alf, Z. Cer.
§) Ook Aeschyiianthus-soorten.
1 8 4 0 . H. m u ltifio ra Bl.* Kapal an (zie 8 1 0 ) ,
Jav.; Kocmaloe iu taloen, Alf. Aiin. 'T. P. __
Gebr.: Het sap uit de bladcn als diureticum.
1 8 4 1 . H. o b tu s ifo lia Wig h t.* Aka s i t aba
r imbo, Alinaugk.
1 8 4 2 . H u ra c re p ita n s L.* Nat. fam. der
E u p h o rb ia c e a e . Boet a-boet a, ATaL Batav.;
Daoen gedel , Aladoer.; Koekoe mat j an, Soeud.;
Koekoe mejong, Soeud.; Pohou boct a-boeta,
AIaL Batav. Pokok kosta, AIaL — Boom, de „zaiid-
kokerboom’L Sandbox tree, e. Gebr.: Deze is door Euvope-
aueuUngcvoerd, om reden hot melksap Icpra zou geuczen,
wat zieh echter niet bewaarheid heeft. Het fijngewreven
zaad wordt bij chronische zweren aangewend.
257 1826 - 1852.
1843. H y d n o c a rp u s c a s ta n e a Hook.f.*
JNat. fam. der B ix a c e a e . Alai batoe, Aial. —
Boom.
1844. H. la e v is Miq.* Kajoe goela, Lamp.
— Boom. ^
1845. H. sp . Aka r ke r andj i , AIaL — Heester.
1846. HydnophytumformicarumJack.*
Nat. fam. der R u b ia c e a e . Bi f i mafala, 'fern.;
Ima h si reum, Socnd.; Kapa l a heroek, AIaL;
K l t angkoer ak, Soend.; Lal apeng, Alf. Alin.
T. B., 'T. L.; Oer ek oerck polo, Jav.; Oewoe,
Ali. Ahn. Ponos.; Peda l i t ik, AIaL; Roemah
semoet , Vulg. AIaL; Roemoeng kaloewara,
Makas.; Tahoeroe, Bat.; Tangkoer ak, Soend. —
Epiphytische halfheester. Gebr.: De ter grootte van
cen hoofd verdikte stengel dient als mierennest. §)
§) 'Tot een gelijk doel bezigen de mieren ook het
geslacht Myrmecodia, dat derhalve dezelfde inlandsche
namen heeft (zie 2404).
1847. H y d ra n g e a o b lo n g ifo lia BL* Nat.
fam. der S a x ifra g a c e a e . Ka t o emp a n g hodas,
Soend.; Kembang l i nt angan, O. Jav.; Ki ka-
t oempaug bodas, Soend.; Li nt angan, O. Jav.;
Semboeng djago, Jav. Ng.; Semboeng koewoek
poet ih, 0. Jav.; Semboeng sawoeng, Jav.
Kr. — Boomheester, van ’t geslacht der „hortensia” .
1848. H y d r illa n a ja d ifo lia Z. e t M. (=: H.
v e r tic illa ta Presi.*). Nat. fam. der H y d ro c
h a rid a c e a e . Gagang, Jav.; Ganggang, Jav.;
Gangggeng, Jav., Soend.; Ganggeng t jaj , Soeud.;
Ghanggheng, Aladoer.; Gonggeng, Alal.Batav.—
M^aterplant, verwant aan duitblad (1851).
1849. H. v e r tic illa ta P re si.* var. lo n g ifo
lia Gasp. Ar akan ne kasidi , Alf. Alin. T. S.;
Ar akan ne kasi l i , Alf. Ahn.'T. L. — Wateiqilant.
1850. H y d ro c e ra trifio ra W .e t A. (— H.
a n g u s tifo lia Bl.*). Nat fam. der G e ra n ia c
e a e . I na i ajer, AIaL; I na i paja, AIaL —
Kruid. Gebr.: Schijnt somwijlen voor het roodverven
der nagels te worden gebruikt.
1851. H y d ro c h a ris a s ia tic a Miq. (— H.
M o rsu s -ra n a e L .* ). Nat. fam. der H y d ro c
h a rid a c e a e . Et j e u g lalaki , Soeud. — Water-
plaut, „duitblad” . Echter Froschbiss, d.
1852. H y d ro c o ty le a s ia tic a L .* Nat. fam.
der U m b e llife ra e . Ant anan, Soend.; Ant a na n
hener , Soend.; Bebele, Sas.; Daoe toengke-
toeugke, Boeg.; Daoen kaki koeda, Vulg. AIaL;
Daoen penggaga, AIaL; Daroe-daroe, Alf.AIin.
Bant.; Gagan-gagan (zie 1065), 0. Jav.; Ghau-
ghagan, Madoer. S.; Hi soe-hi soe, Saleijer; Kaki
koeda, Vnlg. Aial.; Kelai lere, Sawoe; Kol o t idi
magofoe, 'fern.; Pagaga, Alakas.; Pagago, Alinangk.;
P a i d 0eh, Balin.; Panggaga, Balin. Kr.;
Panegowang, Jav.; P at j o e l gowang, Soeud.;
Pcgaga, Atjeh; Pegagan, AIaL Batav.; Penggaga,
AIaL; P in ago wang, Jav.; Po eg ago, Aliuangk.;
Roempoe t kaki koeda, Alal. Amh.; Roempoet
kolot idi , AIaL Alen.; Sorowai , Alf. N. O. Halm.;
Tj ipoe halawo, Boeg.; Tj owe t gompeng, Soend.;
Wi soe-wi soe, Alakas. — Kruid, eeue soort „water-
navel”, [(deze en vlg.). Gebr.: De bladeu worden ge-
stoofd gegeten en ook als medicijn o. a. op wonden
gebruikt, terwijl het sap een middel tegen koorts moet
zijn. Alen plant dit kruid op dijkjes van rijstveldeu
en hellingen van tuinen om het afspoelen van den
grond tegen te gaan.
17
li