Nertera — Nympliaea. 290 2453 - 2463. Nymphaea — Oclmum. 291 2464 - 2477.
2453. N e r te r a d e p re s s a Banks.* Nat. fam.
der R u b ia c e a e . K a r o e t in taloen, Alf. Miu.
T. B.; Krem ah goenoeng, Jav. — Kruipende
plant. Gebr.: De bladen dienen wel tot paardenvoeder.
2454. N e u ro p e ltis ra c em o s a W all.* Nat.
fam. der C o n v o lv u la c e a e . A k a r t j i n a p o e t i h,
Alal. — Klimmende heester.
2455. N ic o la ia ( = Amomum*) a n th o -
d io id e s T .e t B. Nat. fam. der Z in g ib e ra c e a e .
l loi idjc hoeoet , Soend.; Toeï s in scudi , Alf.
.Min. T. P.; Toeï s loeloe, Alf. Aliu. T. B.; Toeï s
r int ek, Alf. Alin. T. L., T. S. — Kruid. Gehr.: Dc
vruchten worden soms gegeteu.
2456. N. (— Amomum*) magnifica
K .Sch um . Hondj e hener , Soend. Varieteiten
in Soend.: Hondj e hei i reum; H. bodas; H. leuweung.
— Krnid.
2457. N. so la ris Schixm. ( = E le tta r ia
so la ris Bl.*). Hondj e badak, Soend. — Kruid.
2458. N ic o tia n a T a b a c um L.* Nat. fam.
der S o la n a c e a e . Bachong, Simaloer; Bago,
Nias; Bako, Endeh, Jav. Ng., Sika, Soeud.; Bakong,
Atjeh; Bala, Nias; Bhako, Kang., Aladoer.; Ek-
haäk, Kei; Ttjo, Boeg.; Kabaäk, Kei; Alako, Sas.;
Alhako, Lio; Alodo, Rotin.; Naï , Sawoe; Roc naï,
Sawoe; Sabachai , N. Guin. Humb.; Sabot , Tim.;
Sambako, N. Guin. Noemf.; Santo, Alinangk.;
Sata, Jav. Kr.; Sebot , Tim.; Seseban, Balin. Kr.;
Tabaä, Goront; Tabaga, Aroc; Tabahië, Babar;
Tabaka, N. Giiiu. 4 R.; Tab ako, Alf. Boer., Halm.,
Tom., Bob Along., Tern.; Tabaoe, Gorom; Tam-
bako, Alakas., Soemba; Tam bakoe, Alf. Oel.,
Biman.; Tambhako, Aladoer. S.; Tapakoe, Kisar,
M etar; Tawakoe, Sermata; Tem bakaoe, Loeboe,
Alah; Tembako, Balin., Jav. Ng.; Tembhako,
Kang.; Tigo, AK Tom.; Timbaho, Bat; Timba-
kaoe, Alinangk.; T i m b ak o. Bat; T j a m pako,
Boeg.; Tob akoe, Alf. Alin. Bant.; Toewalcoe,
Sangi; Tow akoe, Alf. Aliu. De variëteiten verschillen
schier voor elk gewest en hijna overal wordt het meest
gewild zijn van tahak bepaald door de plaats van
herkomst, daar inboorlingen zoowel voor him pruim-
als rooktabak in dit opzicht lang niet onverschillig
zijn. In betrouwbare hronneu worden o. a. vermeid:
voor Java : Te mb ako k en ari, ineengedrongcn plant
met lauge, hreede, smal gehaarde, fijne bladen; T.
l ant joer , met dimnen stengel en lange, hreede, spits
toeloopende, gehaarde, grove hladen; T. nal i , met
hooge stengels en hreede, gehaarde, grove hladen;
1 . sempoe, met grove hladen en grove nervcn ;
T. sili , met lange, grove hladen aan" lange stolen;
T. sompok gading, met lange, smalle, ongehaarde
hladen aan korte stelen; T. sompok koel , ineen-
gedrongen plant met kleine, ronde fijne bladen; T.
sompok leuga, met lange, gehaarde, zeer fijne
glanzende bladen. Voor Aladoer.: Bh. papak; Bh.
rokok; Bh. sergoek. Voor Goront.: Taha a daä,
met groote hladen; T. kiki , met kleine hladen; T.
tim am ente. — Kruid, de gewone tabaksplant. Tobacco,
e. Gebr.: Voor de inlandsche markt worden dc
bladen in vele streken na den pink in pisang-bladen
gewikkeld. Geel geworden zijnde worden zij naar keuze
grover of fijner gekorven en daarna ter droging in de
zon gelegd. Vaak bewaart men de tabak in bamboezen
kokers, soms met een weinig honig vermengd. Tot
het maken van sigaretten hezigt men arèn- en uipah-
hladen en het schuthlad van de maïskolf.
2459. N ig e lla sativaL.*Nat. fam. der R a n u n c
u la c e a e . Dj eur a i ta m, Atjeh ; Dj h i n t e n
ereng, Aladoer.; D j i u t a n hi t am, ALü.; D j i n t a n g
leleng, Alakas.; D j i n t a u g lotong, Boeg.; D ji u t e n
hidenng, Soend.; D ji u t e n i r eng, Jav.; G in ta n g
i tam, Alal. Amh. — Kruid, de nigelle. Schwarzkümmel,
d. Gebr.: Hier en daar om de geurige zaadjes gekweekt.
2460. N ip a f ru tic a n s Thunb.* Nat. fam.
der P a lm a e . Bhoenjok, Aladoer.; Bobo, Alal.
Alen., 'Pern.; Boboro, Alf. N. 0. Halm.; B oej o e k,
Balin., Jav.; Daon, Jav. Teg., Soend.; Dimor , N.
Guin. Sekar; Emai , Alidd. Snm.; Gamoe, Gorom;
Hapong, Daj. Z. O. Born.; Ipa, Daj. Kat, Samp.;
Kokok-kokok, Enggano; Lataf , N. Guin. 4 R.;
Nipa, Bat, Biman.; Boeg., Alakas.; Nipah, Alal.;
Poenei , Alt Z. Cer.; Poengpoeng, Tid. Born.;
Poeren, Alf. Har., Z. Cer.; Sanenem, N. Guin.
Noemt; Sasa, AK Aliu. Baut; Sesa, Alt Alin.,
Saugi. — Boom, de nipa-palm. Gebr.: De bladen ziju eeu
zeer gewild dek- en omwandingsmateriaal van huizen
eu vaartuigen, voor het eerste doel vaak na voorafge-
gane weekiug in modder. Ook vlecht men er matten,
hoeden, deksels cn mandjes vau, terwijl een aftreksel
der jonge hladcn in gehruik is tegen bloeddiarrhee.
In het biuncnlaud van Zuid-Sumatra dienden ze vroeger
(en misschien nog wel) om cr minuehrieven op te
griffen en overal op Sumatra, benevens Borneo en
vele streken van Java, Aladoera eu Bali, wordt in het
jonge hlad tabak gerold voor inlandsche sigaretten.
De dikke hladstelen hezigt men als hrandhout, de
dimne hladnerven tot hezems; de onrijpe zadeu worden
gegeteu, soms met suiker geconfijt; in meerdere deelen
van Nieuw-Guinea tapt mea er op de gebruikelijke
wijze palmwijn uit. In Zuid-Oost-Borneo hangt men
hij sommige feesten een hos nipa-hladen hoveu de
huisdeur, met de bedoeling, dat de aangeroepen geest
den weg derwaarts gemakkelijk kunne vinden. In het
Sangireesch is deze boom de oplossing van het raadsel :
„Tawe niolong hisie, kai molong pilange”, d. i.; „Het
doorwaadt het water niet met zijn kuiten, maar met
zijn dijen” ; en een hlad van: „Pilikang temhahc,
mekaese ene, metaming dapela, wiwihe oease”, d.i.;
„Bij het afhouwen is het een spies, gaat het uit elkaar
dan is het als zand, sluit het zieh dan is het een rots,
zijn lippen zijn van ijzer” .
2461. N o ta p h o e b e ( ~ Alseodapline*)
um b e llifio ra B l. Nat. fam. der L a u ra c e a e .
K i t a l eus m e r a u g, Soend. ; AI e d a n g k c t a u a h a n,
Alal.; Alodang ka t anohan, Bat. — Boom. Gehr.:
Het hout is geschikt voor huishouw.
2462. N y c ta n th e s A rb o r - tr is tis L.* Nat.
fam. der O le a c e a e . Ka t r angan, Balin.; Kemhang
pengant en, Alal. Batav.; S r i gadi ng (zie
1924), Balin., Jav. — Boomheester of heester. Gehr.:
Wordt als sierplant om de geurige hloemen gekweekt.
2463. N ym p h a e a L o tu s L.* Nat. fam. der
N ym p h a e a c e a e . Koemoeda, Baliu.; Toendjoeng,
Balin., Jav., Alal., Soend.; Toendj oeng
t a l oe t oe r §), Jav.; Toendj oeng toetoer , Soend.;
Toent joeng, Boeg.; Tondjong, Alakas. Varieteiten
in Jav.: Toe ndj o e ng ahang; T. poet ih. In
Soend.: Toendj oeng beur eum; T. hodas. In
Alal.: Tondj oeng me r ah; T, poet ih. In Baliu.:
Toendj oeng ui l awat i of -ni lawat i , ook t. soedama
l a of soedama l a; T. d a d o e. — AVatcrplant, de
Egyptische waterlelie. Egyptian lotus, e. Gebr.: Dehloc-
meu worden soms in het haar gedragen. Zaad cn rhizoom
houden zetmeel. De gekookte hladen zijn, met wat zout
gemengd, een middel tegen dunne outlasting hij het
vee. Van iets dat onmogelijkis, zegt de Javaan : „Toendjoeng
toewoeh ing sela” , d.i.: „Als een lotosbloeni,
die op steenachtigen grond groeit” ; en de Balinees
van eeu gemoed, dat door verliefdheid als ’t ware
verzengd is: „Kadi toendjoeng tanpa toja”, d.i.: „Als
een lotusbloem zonder water” .
§) Volgens anderen is t. taloetoer, Jav. (t. toetoer,
Balm., Soeud.) een op Lotus gelijkend jjlantje, dat niet in
water groeit; elders worden deze heschreven als een
lotos-soort met dubhele hloem.
2464. N. s te lla ta W illd .* I r im- i r im, Jav.;
Lotpala, Balin.; Ni lotpal a, Baliu.; Padma, Balin.;
Serodj a hi ime, Alai.; Ta r a t e bi roe, Soend.; Ter
a t a i ket j i l , Alal.; Toendj oeng bi roe, Balin.,
Soend. AVaterplant. Gebr.: Inlanders weten te ver-
halen, dat de hloem vau deze soort zieh eerst opent,
als de zon hegint te rijzen, om zieh tegen den avond
te sluiten ; na drie dagen gebloeid te hebben, daalt zij
onder water.
2465. N. sp . A li aije, Alinangk. — Waterplant.
2466. N y s s a se ss iliflo ra H o o k .f. e t Th.*
Nat. fam. der C o rn a c e a e . Hi roeng, Soend.; Ki
h 1 r 0 e n g, Soend.; AV o e r o e g a d i ng (?), Jav. — Boom.
Gehr.: Het hout is voor den huisbouw bruikhaar,
maar niet duurzaam.
o.
2467. O b e ro n ia a n c e p s L in d i.* Nat. fam
der O rc h id a c e a e . Sakat l idah hoewaja, Alal.
2468. O c h a n o s ta c h y s am e n ta c e a Mast,*
Nat fam. der O la c a c e a e . P e t a l i n g® Alal. —
Boom. Gehr.: Het hout is geschikt voor kleine balken
en ook yoor meuhels ; tegen weersinvloeden is het
echter niet bestand. De vruchten worden gegeten.
f) Ook Strombosia sp.
2469. O c h la n d ra R id le y i G-amble.* Nat
fam. der G-ramineae. Boeloeëh kasok (zie 407),
Alinangk.; Boeloh kasap, Alal. — Bamboesoort
Gebr.: Is uitwendig ruw en wordt daarom gebruikt om
houthorcn fijn te schureu, ook door goudwerkers tot
reiniging van het goud. In het Alaleisch heeft men
een spreekwijze: „Alenijaga boeloh kasap, oedjoeng
ilang pangkal lesap, d.i.: „Als meu handel drijft in
boeloh_ kasap, gaat de top verloren en verdwijnt het
ondereiude” ; met de beteekenis van door een dwaze
speculatie alle vroegere winst te verliezen.
2470. O c h ro c a rp u s o v a lifo liu s A nders.*
N at fam. der G u ttife ra e . Nj amploeng lalaki ,
Soend. — Boom.
2471. Oe liro sia a c um in a ta V a le t. Nat.
fam. der A p o c y n a c e a e . Sambejan, Alf. Min.
T. P.; Sangkongan, Alf. Min. T. B., T. L., T. S-
Sa s angkongan rendai , Alf. Min. T. L.; Sasang!
kongan r int ek, Alf. Min. T. L. — Boom. Gebr.:
Het hout wel voor planken.
s a lu b ris B l. ( = O. b o rb o n ic a
J .T .G m e l.* ) . Oepas l aki - l aki , Alal. Alo].;
Songga l a n g i t® Jav.; Tampa hadak laoeïk,
Alinangk. — Lage boom.
§) Ook Cassyta filiformis L. (zie 692).
2473. O c h to c h a ris ja v a n ic a Bl.* Nat. fam.
der M e la s tom a c e a e . Aler lokan, Alah; Si lokan,
Alal. — Heester.
2474. Oc imum B a s ilic um L.* Nat. fam. der
L a b ia ta e . Afi, Tim.; Baäla, Goront.; Hoelasi ,
Bat; Koelasi , Alf. Alin.; Lasi , Alf. Alin.; ’Ndake-
boeoe, Rotin.; Salase, Aladoer.; Salasih, Soeud.;
Selaseh, Alal; Sciasi , Alah; Sela sih, Jav.; Slasih,
Balm.; Soelaket , Balin. Kr.; So el asi, Alf. Alin.,'
Alal. Amh.; Soelasi koehoer , Alal. Amb.; Soelasiëh,
Aliuangk.; Soelasih, Balin., Jav.; Solasi
AIaL Alen., Tern.; Sol asili, Soend.; Tel as i h, Jav.,
Soend.; Thei i lateh, Vtjeh; Toelasih, Jav.; Tolasi ,
Boeg., Alakas,; Woo neue, Leti. Varieteiten in Balin.:
Slas ih t j emeng of Soel as ih t jemeng. In Soend.:
S. bodas of t. hodas. In Jav.: S. i r eng of t
i reng. In Mal.: S. doel ang; S. poet ih. In Makas.:
Tol as i djat ing. — Kruidachtige plant, het gewoon
hasiliciim. Sweet basil, basil, e., basilic, fr., Basilieu-
kmut, d. Gehr.: Aromatisch kruid tot specerij en medicijn.
De paarse bloemen worden gebruikt om op de graven
of bij offeranden te leggen. De pitjes worden in dranken
gemengd. Daar de variëteit tolasi djating spoedig haar
bladen verliest, wordt datzelfde woord in het Alakasaarsch
wel gebruikt van iemand, die veranderlijk en
weinig te vertrouwen is. Wegens de zwarte pit spreekt
men in het Boegineesch van een geheel zwarten haan
als „Manoe lotong tolasi”, (Alakasaarsch: „Djangang
leleng tolasi). In het Javaansch heet een tweeliug van
verschillend geslacht: Kemhar selasih, wellicht omdat
de selasih veel heeft van de kemangi en alleen in
kleur verschilt. Een kip met paarsachtig vleesch,
waaraan de Maleiers geneeskracht toeschrijven, duidt
men in die taal aan als : Ajam selaseh; terwijl „Alabok
selaseh” beteekent „Eenigszins bedwelmd”.
2475. O. B a s ilic um L.* var. g la b r a tum
B e n th . Amping, Alf. Alin. Bent.; Piki t , Alf.
Min. Ponos. — Kruid. Gehr.: De hladen dienen als
geneesmiddel.
2476. O. g ratissÌm um L .*K en ian g i oetau,
Alal. Batav. — Heesterachtig kruid. Shrubby basil, e.
Gebr.: Zeer welriekend. Wordt in tuinen gekweekt.
2477. O. s a n c tum L .* Bal akama, Alal. Alen.;
B 0 e s 0 e - h 0 e s 0 e, Alakas.; K a m a n g e, Kang., Aladoer.
B., P.; Kelampes, Alal. Batav.; Kem auge, Bat.;
K e m a n g i, J av., Alai. Batav., Sas.; K e n d o e n g, Soemba;
K e n t j a r 0 e m, Balin.; K o - r o k o, Aladoer.; Koekoeroe,
Alf. Alin. T. L., T. P.; Koemangi , Jav., Sas.;
K 0 e r a s i, Alf. Aiin. Bant.; K o e r o e - k o e r o e, Alf. Alin.
T. P.; Koko e r oe, Alf. Alin. Bent.; Kom ange, Aladoer.
P., S.; Lampes, Jav., Soend.; Lengid, Alf. Aliu.
Tonsaw.; Loefe- loefe, Tern.; Oekadjoe tja-
mangi , Boeg.; Oekoe-oekoe, Balin.; Piki t , Alf.
Alin. Ponos.; Pongpong, Alf. Alin. T. B., T. S.;
R e r o e k 0 e, Sas.; Roehoe -roehoe, Bat.; Roekoe-
roekoe, Boeg., Alakas., Alal.; Sal as ih woengoe,
Soend.; Selas ih kemangi , AlaL; Sini - s ini , Nias;
Slas ih mehik, Balin. Semh.; Slas ih mi ïk, Balin.;
Soelas ih mi ïk, Balin.; Soerawoeng, Soend.; Tja-
mangi , Boeg.; Tj amani , Alakas. Variëteiten §) in
Alf. Alin. T. P.: Koekoeroe koelo; K. r aindang.
In AIL Aliu. T. L.: Koekoeroe mea; K. poet i . In
AIL Aliu. Bent.: Kokoeroe amping; K. mahamoe.
In AIL Alin. Bant.: K oeras i mabida; K. mähende
ng. In Alal.: Roekoe- roekoe me rah; R.-r.
poet ih. In Aladoer.; K o - ro ko e re ng. In AIL ¡\lin.