Gossypium — Grewia. 250
die nu voor het weven geschikt zijn. In deu oostelijken
Archipel worden dc uitgeperste hladen hij huikaandoo-
niugen op den buik gelegd. liier en daar legt mcn
wcl katoenpluis op het gelaat van cen doode. In het
Boegineesch heeft mcn ccn spreekwijze : „ A-pi na ape”
(in het Alakasaarsch: „Pepe na kapasa”), d.i.: „Vuur
en katoen”, gcbezigd oni dc snelle working vau eenig
geneesmiddel aan te dnidcn, daar katoenpluis door vuur
spoedig in brand vliegt. Kapas is de oplossing van het
Soendasche raadsel: „Hoeïs di djerona hoeloe, lamoen
ka pasar kapanggih”, d. i.: „Grijze baren binnen in
het hoofd, als meu naar de markt gaat komt mcn zc
tegen”; dat de oplossing in dc uitdrukking „ka pasar”
verborgen is, moet de aardighcid verhoogen. Evenzoo
op Sumatra’s westkust van dit raadsel ; „Katakan kajoe
bockan kajoe, katakan akar bockan akar, di tocnggoe
boedjang helantan”, d. i.: „Het wordt cen hoom genoemd
en is er geen, het wordt ecn slingerplaut genoemd en
is er geen, het wordt bewaakt door blanke jongelingen”.
1687- G. in d ic um L am . (= G. lie rb a c e um
L.* var.). Kapas djawa, Alal.; Kapas lemboet ,
Soend. — Heester. Gebr.: Levert sterk doch grof katoen.
1688. G. m ic ra n th um Cav. ( = G. h e rb a -
c eum L.* var.). Kapas gendj ah, Jav.; Kapas
mor i , Soend.; Kapas nori , Jav. — Heester. Geb]’.:
Levert sterk en fijn katoen.
1689. G. p u rp u r a s c e n s P o ir. ( ~ G. a rb o re
um L.* var.). Kapas beureum, Soend.; Kapas
merah, AMlg. Mal. — Heester.
1690. G. r e lig io s um L . G .h e rb a c e um
L.* var.), Kapas bal andha, Aladoer.; Kapas
hideung, Soeud. ; K a a s londa, Jav. ; Kapas
welonda, Jav. — Heester. Gebr.: Levert het z.g.
Nieuw-Orleans-katoen. AVaar heschikhaar, worden er
voornamelijk de pitten der inlandsche lampen van
gemaakt.
1691. G. v itifo lium L am . (=: G. b a rb a d
e n se L.*), Kapas banggaia, Soend.; Kapas
inggr i s, Vnlg. Alal.; Kapas taoen, Jav.; Kapeh
taoeu, Alinangk. — Heester. Gebr.: Levert het Fer-
nambuc-katoen. Het schijnt dat de vezels in de inlandsche
samenleving onder den naam van hoeloe koetjing
1687 1700.
of „kattenharen” bekend zijn.
1692. G o u an ia fe rru g in e a R e inw . Nat.
fam. der R b am n a c e a e . Areuj sahagi , Socnd.;
Sahagi , Soend. — Klimmende heester.
1693. G .m a c ro c a rp aD .C . Akar sihoeAveh,
AlaL; Sihoeweh (zie 1745), Alai. — Klimmende
heester.
1694. G ra c ila ria lic h e n o id e s Ag. §) Nat.
klasse der F lo rid e a e . Aga-agara, Boeg., Alakas.;
Agar -agar , Jav., Alal., Socnd.; Ager -ager , Jav.,
Soend.; Boeloeng, Balin., Aladoer.; Emboeloeng,
Sas.; Gar -agar , Aladoer. S.; Lotoe- lotoe, Alf. Amb.,
Oel. Varieteiten in Alai.: Dj anggoe t doejoeng,
(eetbare s.); Sangoe, (fijne s.). In Vulg. AIaL: Dj anggoet
monjet . Tn Boeg. en Alakas.: Donge -dongc ;
Gose; S ang 0- sa ngo. — Zeewier. Ceylon moss, c.
Gebi’:. Dient voor agar-agar. AA'ordt van denbodcm dei’ zee
gehaald op een diepte van hoogstens 3 vademen of hij
eb van 1 tot 1 vadem ; het wordt eerst in zee- en dan
in zoet water uitgewasschen eu, na in de zon gedroogd
te zijn, in den handel gebracht en o.a. veel naar China
uitgevoerd. Op Java houdt zieh hiermede de bevolking
der Djapara- en Dnizend-eilanden bezig, buiten Java
vooral de Sekah vau Bangka eu Billtion. AA^cgens het
slijm gebruikt men het veel tot bereiding van gehak.
§) Ook Sphaerococcns lichenoides Ag.
1695. G ram m a to p h y llum s c rip tum Bl.
(— G. sp e c io sum BL*), Nat. fam. der O rc
h id a c e a e . Saja hake, Tern.
1696. G. sp e c io sum Bl.* Anggr ek g a r i n g sing,
Balin.; Anggr ek tehoe, Jav.; Boenga
bidadar i , Mal.; Boenga poet r i , Alal. — Gebr.:
A^ooral de Baliueezen versieren zieh gaarne licthaar met
deze hloemen, die echter niet gemakkelijk te bekomen
zijn, daar de plant o]) dat eiland alleen in het gcbergte
gevonden wordt. Aldaar heeft men een spreekwijze :
„Boeka anggrek garing-singc ; djahaning akatih di
dja milike”, d.i.: „Als de anggrek garingsing; buiten
dat ééne wat is baar geur?”, met dc beteekenis van
een geheele familie of dcsa niet naar één persoon te
mögen hcoordeclcn; en ook van „die zijn neus schendt,
schendt zijn aangezicht”.
1697. G r a p to p h y llum h o rte n s e Nees.*
Nat. fam. der A c a n th a c e a e . Andong §), Balin.;
Ate-ate, Sas.; Daoen poeding, Alai.; Daoen
poet r i , Alai. Amh.; Di nging, Alf. Alin. Bant.,
Bent., Tonsaw.; Handeul eum, Soend.; Kabi -kabi ,
Alai. Aleu., Tern.; Karotou, Aladoer.; Karotong,
Aladoer.; Loloweng, Alf. Alin. T. P.; Poedi ing,
Alinangk.; Poeding, AlaL; Po e d i n g perada, AlaL;
I^oering, Balin., Batav. AlaL, Jav.; Ra r angdang,
Alf. Alin. T. B.; Ré r a i ndam, Alf. Alin. T. L., Reram
dam, Alf. Alin. T. S.; Si l ant am, Bat. Dair.;
Sorba sala. Bat.; Ta b a l i j a n g langi , Boeg.,
Alakas.; Temen, Balin. Variëteiten (album, riibrum
en viride) in Soend.: Handeul eum beur eum; H.
bodas; H. hedjo. In Alakas.: Lel eng banowa.
In Alai. Alen.: Kabi -kabi ínerah; K.-k. poet ih.
In ¿Tern.: Kahi -kahi hoboedo; K.-k. ror iha.
In Boeg.: Lelemhaj iowa. In Alf. Alin. Bant.:
Di n g i n g mabida; D. mahendeng. In Alf. Alin.
Bent.: Di n g i n g Inahamoe; D. mawoero. In Alf.
Alin. Tonsaw.: D i n g i n g he r e t an; D. i toba; D.
l ika; D. meha. In Alf. Aliu. T. P.: Loloweng
koelo; L. r aindang. In Alf. Alin. T. B.: R ar a n g dang
koelo; R. rangdang. In Alf. Alin T. L.:
Ré r a i n d am mea; R. poet i . In Alf. Alin. T. S.:
R e l’a m d a m poet i ; R. roendang. — Heester.
Gebr.: Door geheel Indie verspreid als sierplant (i=
Justicia pietà) en voor omheiningen. De ondcrschors-
laag dient wel als pap voor het rijpmakcn van puisten.
De hladen speien hij vele feestclijkheden een groote
rol, wellicht om reden hieraan vroeger (en somwijlen
nog) cen onhcilwerende kracht werd toegekend.
§) Ook Codiaenm-soorten (zìe 831 cn 884).
1698. G re e n e a J a c k ii W . e t A.* Nat. fam.
der R u b ia c e a e . Sckam hoelan, Alal. — Heester.
1699. G rew ia a c um in a ta Ju s s . (— G.
s c a b r id a Wall.*). Nat. fam. der T ilia c e a e .
Aka r kepi jaloe. Mal.; Aka r t j ende r a i , AIaL;
Andi l aoe roeso, Alinangk.; Andi lo oersa, Bat.;
Arenj darowak, Soend. — Klimplant.
1699a. G. a c um in a ta Ju s s . (= G . s c a b rid a
Wall.*), var. o d o ra ta H o ch r. Areuj ki-
lalaki , Soend. — Klimplant.
1700. G. c e ltid ifo lia Juss.* Talok §), Balin.,
Jav.; Tangl ok §§), Aladoer. — Lage hoom. Gebr.:
Het hout dient tot hrandhout cn wordt ook wel voor
buitenpalen van een huis gebruikt; is zeer gezocht
voor stelen van bijlen cn karreboomen.
j) Dezelfde naam wordt gegeven aan Grewia erio-
carpa Juss.* en is dan voor dezen tevens de Socnd. naam.
ü) Ook Grewia excelsa Vahl.*
Grewia — Gynandropsls. 251 1701 - 1723.
1701. G. e x c e ls a Vahl.* Talok kapoer ,
Jav.; Talok wingka, Jav. — Lage boom, Gebr.:
Ilct liout is wegens de elasticiteit gezocht, maar slechts
in korte afmetingen te krijgen.
1702. G. fib ro c a rp a Mast.* Tj e nde r a i
hoetan, Alal.; Tj e n d e r a i r imha, Alal. — Lage
boom.
1703. G. la e v ig a ta Vahl.* Boenoe t (zie
1534), Alf. Alin. T. L.; Bosi, Alf. Alin. Tonsaw.;
DaroM’ak, Soend.; Dadj a -dadj a , Boeg.; I r i s -
i r i san, Jav.; Kakeni , Alf. Alin. Bent., T. B., T. L.,
T. S.; Kakini , Alf. Alin. Bent., T. B., T. L., T. S.;
Mawoenoe t (zie 1534), Alf. Min. T. E., T. L., T. S.;
Oeroes -oeroesan, Jav.; AV o en o c t (zie 1534), Alf!
Min. T. B., T. L. Variëteiten in Alf. Alin. Bent.:
K. baha; K. kagoer angcn. In Alf. Alin. T. B.:
K. koelo; K. r angdang. In Alf. Alin. T. L.: K.
poet i ; K. mea. Tn Alf. Alin. T. S.: K. poet i ; K.
roendang. — Lage hoom. Gebr.: Van deu zeer taaicn
bast vervaardigen de Javanen wel touw of gebruiken
dien als bindsel b.v. van rijstbossen. Het hout is wel
hij den huishouw in gehruik.
1704. G. M ic ro co s L.* Darowak, Soend.;
Doloewak, Jav.; Tj ende r a i §), Aial. — Lage boom.
§) Ook Grewia paniculata Roxb.*
1705. G. M iq u e lia n a K u rz . Alcleboe, Alal.
AV. Born.; Tj en d e r a i paja, Alal. — Boom. Gebr.:
Het hout is een goed timmerhout.
_ 1706. G .p a n i c u la t a R o x b .* H a r c n o ,S o e n d .;
Kl inoe, Jav. — Boom.
1707. G. su b c o rd a ta Miq.* Kelotom
nangka, AIaL PaL — Heester.
1708. G u a zum a tom e n to s a K u n th
G. u lm ifo lia Lam.*). Nat. fam. der s t e r c u lia
c e a e . Dj a t i lo n da, Jav. Ng.; Dj a t i walanda,
Soend.; Dj atos landi , Jav. Kr. — Boom. Bastard
cedar, e., Orme d’Amérique, fr. Gebr.: Deze boom,
ingevoerd uit tropisch-Amerika, wordt op de hoofd-
plaatsen als snelgroeiende schaduwhoom längs de wegen
aangeplant.
1709. G u e tta rd a sp e c io s a L.* §) N at fam.
der R u b ia c e a e . Ke t a p a n g ketek, Jav.; Alelat i
kosta, Jav.; Ri jo i l awanan, Alf. ATin. T. P. —
Boom. Gebr.: De welriekende bloemen, grooter dau
die van melati.
§} A^oJgens R i d l e y zou men dezen boom in het
Alal. wel aandniden als haroe laoet, een naam die ten
rechte aan Thespesia iiopulnea Soland.* toekoint
(zie 3334).
1710. Gu io a d ip lo p e ta la R a d lk . ( = Cupa-
m a re g u la risB l.* ),N a t fam. derSapindaceae.
K l howe (zìe 2322), Soend.; Pendj al in an §) Jav.;
A\Ulik el ar (zie 18), Jav. — Boom. Gebr.: Het
hout bij huisbouw.
§) Deze naam wordt ook vermeld voor ecn grassoort,
Eriochloa polystachya H. B.etK.* (zie 1294).
1711. G. p le u ro p te r is R a d lk . ( = C u p an ia
p le u ro p te r is Bl.*). Simpa j an oelar, Alal.
— Boom.
1712. G. sp . (= Cu pania*). Kajoe
oe-
roem, Lamp. — Boom.
1713. G u n n e ra m a c ro p h y lla Bl.*
Nat.
fam. der H a lo ra g id a c e a e . Soekma di loewih,
Jav.; T a r a te goenoeng, Soend. — Groote over-
blijvende plant, op rhabarher gelijkend. Gebr.: Bij
inlanders eoms als wormdi’ijvend middel.
1714. G ym n a c ra n th e ra F o rb e s ii W arb.*
Nat. fam. der M y ris tic a c e a e . Ri la, Alf. Alin.
Bent. — Boom. Gebr.: Het hout dient tot vervaardi-
gmg van huisraad.
1715. G ym n a n th e ra p a lu d o s a Sch um.
(= D ic e ro le p is p a lu d o s a Bl.*). Nat. fam.
der A s c le p ia d a c e a e , Tandoek méndj angan,
Jav. — Klimmende heester. Gebr.; De iijngekneusde
bladen worden, met azijn vermengd, bij gedeeltelijke
verlamming op dc onderste ledematen gelegd.
1716. Gymnartocarpus venenosa Boeri.*
Nat. fam. der U r tic a c e a e . Boeloe ongka, 0. Jav.;
Kedjate§) , Daj. W. Born.; Na ngka oetoe, Balin.;
Oetoe, Balin.; Pedj a t e i f t , AIaL AV. Born.; Poeroet
, Soend. — Boom. Gebr.: De zuurachtige vruchten
worden soms gegeteu (?). Aan het melksap schrijft men
zeer giftige eigenschappen toe. Op Java worden hiermede
hesineerd de ijzeren pimten der lansen, die in gehruik
zijn hij de jacht op wilde varkens; in A\^est-Borneo
is het als rattenvergift in gehruik. Naar de overeen-
komst met de knobbels der vruchten heet hoofdzeer
in het Balineesch; oetoenan.
ö Ook Gerbera Odollam Gaertn*. (zie 720).
1717. G ym n em a a c um in a tum W all.* Nat.
fam. der A s c le p ia d a c e a e , Aka r s e r apa t koening,_
Alal.; Akar s iboeweh api, Alal.; Se r apa t
koening. Mal.; Siboeweh api, Alal. — Klimplant.
1718. G. sy rin g a e fo lium B o e ri. Oeta
mata, Alf. Cer., Oel. — Klimplant. Gebr.: AVordt als
groente gegeten.
1719. G ym n o p e ta lum co ch in ch in en s e
Kurz.* Nat. fam. der C u c u rb ita c e a e . Areuj
b o b ont e nga n §), Socnd.; Areuj lopaug, Soend.;
Lopang§§), Soend. — Klimplant.
§) Ook Alclothria leucocarpa Cogn. ( = AI. odorata
Hook.f.*) (zie 2255b
§§) Ook Alelothria maderaspatana Cogn.* (zie 2256).
1720. G. leu co stic tumM iq .*K em a ro g an ,
Jav. — Klimplant. Gebr.: De bittere vruchten worden
geconfljt; de hladen zijn als stoudendrijvend middel
in gebruik en worden geknensd bij spierpijnen op de
pijnlijke deelen gelegd.
1721. G ym n o sp o ria m o n ta n a Benth.*
Nat. fam. der C e la s tra c e a e . Kal i jage laoet ,
Soend. — Heester.
1722. G ym n o trix e le g an s Büse (= iP e n -
n is e tum e le g an s Nees.*). Nat. fam. der G ra m
in e a e . Benrong-benrong, Alakas.; Boenga
w a r a u g, Alakas.; Boent oe t andj ing, Soend.;
Boent oe t moujet , Soend.; Sima r ih o e r - i h o e r
ni asoe (zie 3406), Bat.; Talasa, Alakas.; Tele,
Boeg. — Kruid. Gebr.: In het Alakas. zegt men „boe-
koeleng benrong-benrong” voor ecu „huidskleur, zoo
mooi als lichtgeel benroug-henronggras” .
1723. G y n a n d ro p sis p e n ta p h y lla B.C.*
Nat. fam. der C a p p a rid a c e a e . Bhoebhoewan
(zie 2795), Aladoer.; Bobowan, Jav.; En t j c n g -
ent jeng, Jav.; Galagangsa, AIaL Amb.; Kal eng-
lengan, Jav.; Langs ana merah, Vulg. Alai.; Lenglen
g a n, Jav.; AI a in a n g, AIaL Batav. ; Sasawi
H u w e u n g, Soend.; T j o r o p a p o e a, Tern. Variëteiten
in MaL Batav.: Alamang hesar en AL ket j i l . —
Kruid. Gehr.: De hladen worden somwijlen, met andere
groenten gemengd, gegeten. De fqngestampte stengels
legt men in warm water en geeft dit aan kraamvrouAven
te drinken.
fi,;
: i.
j! "3
I
1 IM
i. i