Zephyranthes — Zingiher.
koer ing; Dj. loenik. in AIL Boer.; Bi skoetoe
boti , (witte); B, me ha, (roode). In AIL Alin. T. L.:
Taleiulei k e r e t u n ; T. laka; T. pepi s in; T. pisa;
T. soela; T. wanga. In AIL Alin. T. B.: Tande
koelo; r. r aindang. In Bat.: Djagoeng hang-
k c 1 a n g, met oranjegele korrcls ; 1) j. h a t a n i, met witte
korrels; Dj. dolok, vrocg rijpende; Dj. pandak,
laag bij den grond vnichtdrageiuL In AIL Aliu. T. P.;
Ta l ende koelo; T. r a indang. In AIL Alin. T. S.:
Ta i ude poet i ; T. roendang. In AIL Aliu. Bent.:
AV 0 k an m a hamoe; AV. m a w o e r o. — Kruid, de maïs
of zg. Turksche tarwe. Indian corn, maize, e., blé do
'J'urquie, fr., Tiirkisclier AA'cizen, AVclschkorn, d. Gebi’.:
Bekend is dat de maïs iu vele landen een hoogst belangrijk
en rijke oogsten oplevcrend graaiigcwas is. De uitvoer van
djagoeng van Java (Soerahaja) luiar Nederland is tegcu-
woordig aanzienlijk en de cultuur voor dat doel toe-
ncmoud. In vele streken, vooral hooger gelegene, is
mais het hoofdvoedsel der bevolking, hetzij mcn de
jonge vruchtaren (kolveii) kookt, die roostcrt ot póft,
dan wel tot meel stampt en verder toohereidt. Intusschen
is deze op meerdere plaatsen door rijst verdrongen cn
geldt een voediug met maïs in het oog der bevolking
vaak voor een bewijs van armoede; wel het meest
daar, waar het ook tot voedsel van varkens dieut.
riet meest algemeen is maïs wcl in ü. Celebes. Dc schut-
bladen worden gebezigd tot inwikkeling van tabak voor
sigaretten ; ze moeten editor vooraf gekookt worden, daar
anders heeschheid het gevolg zou ziju. Ecu kort tijdsverloop
wordt in het Gorontaleesch aangeduid door;
„Miheolio wamhao ngopoïloetoc lo biute locopa”, d. i.:
„De tijd voldoende om mais in water gaar te doen worden” .
De Javaan neemt den groei der plant als punt van
vergelijking en spreekt van: „Saocmocring djagoeng”,
(1. i.: „De tijd, die maïs noodig heeft om rijp tc worden” .
Als uitdrukking van jeugd en oubedrevenheid zegt de
Alaleier: „Oemoer satahoeu djagoeng, darah satampok
pinang , d. i.: „AUjn leeftijd is eeu djagoeng-jaav
(zijnde + 3 maanden), mijn hloed (niet mecr dau) con
pinaug-bloem kan bevatten” . In het Soendaasch heeft
men eeu spreekwijze: „Alonjet kapalingan djagong”,
d.i.; „Den aap is cen mais-kolf oiitstolen” of zooveel
beteekenende als ons „de bedrieger hedrogcn” ; cn iu
het Balineesch een andere: „Ngcmpoek djagoeng Ba-
joeng kropodau tra mahan angkoeh”, d.i.: „Zwcllcu
als mais uit Bajoeng, zc knettert hard maar kan niet
verzadigen”, eu daar Bajoeng cen dorp is in Bangli,
waar wel groote maar slechte maïs gctceld wordt, zoo
doelt dit op iemand, die steeds het woord a v ì I hebben
doch uiets dau onzin praat. „Ngramboet djagoeng”,
d.i.: „Als inaishaar zijn” is in het Javaansch ecn
uitdrukking voor een soort kuif vau een veiilen, dat
gezegd Avordt een goed kenmerk te ziju; ketoemhohan
djagoeng noemt men in het Alaleisch een soort kinderpokken
ter grootte van maïskorrels. Alaïs is de oplossiug
van vele raadsels; zoo in het Alaleisch van : „Kct-
jil ramhoetnja sampoen, soedah besar ramboet keriting”,
d. i.: „Klein zijnde heeft het lang haar (d. w. z. de
stempel-kwasteu der maïs-bloem), groot geworden krul-
haar” ; in het Alinaugkabaoesch van : „Dl singkok kain
tampak hoeloe, di singkok boeloe takoenjieng isi”, d. i.:
„Als de kain opgelicht woi’dt is er haar zichtbaar,
er ceu geel
346 3551 ~ 3556.
AVordt het haar verwijderd dau komt v,.
hinnenste voor den dag”; in het Bataksch vau : „Dompak
poso oebauon doeng matohaug lomlom ohoekna”,
d. i.: „In zijn jeugd heeft het grijze hareu, oud geworden
zijn ze zwart”, in het Lampongsch van; „Kadjanggoek
kandjak sanak, bookawai kaudjak renik”, d.i.: „Ilet
heeft eeu baard van kindsbeen af, het draagt ecn
baadje van zijn jeugd af”, in het Sangireesch van:
„Taoe magoerang kahiwoene ino”, d.i.: „Een oude
vrouw inet een saroeng van kralen” ; in het Javaansch
van: „Salehcting koelit wonten ramboetipoeu, salebeting
ramboet kadocnoengan oeiitoc, salcbcting ocnloc
wonten baloengipoen, salebetiiig baloeng wonten soeng-
soemipoen”, d. i.: „De huid omsluit het haar, het haar
omsluit de taudcn, de tanden omsluiten het heen, het
been omsluit het merg” ; in het T. S. dialect van het
Alfoei’sdi der Alinahasa van : „Si rera kendis si winoe-
jangan, engkascn ^ oem boejang melek am berasiii,
cndon oem bcrasiu iiielck am bidji-bidji, isoro am
bidji-bidji mclek oeng kajoe”, d. i.; „Een schoone maagd
draagt een kahaai, neemt men die weg dau ziet mcn
haartjes, verwijdert men dc haartjes dan ziet men zaden,
neemt men dc zaden Aveg, dan ziet meu een stengel”!
3551. Z e p h y ra n th e s m e so c h lo a Herb.*
Nat. fam. der A m a ry llid a c e a e . Lauda kele,
Alf. Aiin. T. P. — Bolgcwas. Gebr.: Als sierplant
gekweekt.
3552. Z in g ib e r C a ssum u n a r Roxb.* Nat.
fam. der S c itam in e a e . Gamoi igan, Balin.; Kampoedja,
Bimau.; Lampòdj ang, Aladocr.; Lampod-
j a n g paek, Aladoer.; Lampoe j ang, Boeg., Daj.
/ . 0. Born., Alakas., Alinangk., Soend.; Lampoe j a ng
gadjah,^ Soend.; Lampoewi j ang, Alakas.; Lcka-
leka, lern.; Lempoejang, Jav.; Lémpoe j ang
keho, Jav.; Lcmpoj ang, AIaL; Lipocdjai ig, Boeg.;
Pac-])ae, Alakas. — Kruid, eene soort gember.
Gebr.: De wortelstok dieut als geneesmiddel en tot
bereiding vau zuur. Tot ecn papje bereid wordt de
wortel ook Avel op dc kruin van het hoofd van kleine
kinderen gesmeerd, in de meening aldus ziekte te
voorkomen. Dc jonge bladen worden soms als groente
gegeteu. In de omheining der kAvcekbcddiug voor rijst
steekt de Javaan hier eu daar lenipoejang-hladen, in
de hoop, dat zijn aanplant er later even frisch möge
uitzien als dczc. Lichtgclc pooten van cen haan om-
schrijtt hij als: _„Nglem])oejang akiug” , d. i.: „Als ver-
dyoogdc lempoejang”. A^an iemand, die zieh als cen
kind aanstelt, zogt hij : „Doerocng ilang poepock lem-
poejange”, d. i.: „Hij is ziju lempoejang nog niet kwijt” ;
want de bladcu cn wortels worden kinderen om hot
hoofd gewouden om ze voor ziekten te behoeden”.
3553. Z. g ram in e um ISToronha.* Al i j a
pady Aial.; Djahe l euweung, Soend.; Ha l i j a
padi , AIaL; Lamp ò d j a n g room, Aladoer.; Lampo
c j a u g m 0 n j c t, SoeiicL; Lamp o e j a n g r o e o c in,
Soend.; Lampoe j a ng wangi , Soend.; Lempoej
ang cmpi ’it, Jav.; Lempoe j a ng gadj ah, Jav.;
Lempoe j ang wangi , Jav.; Schi lala, AIL Amb.,
Har., llila, Z. Cer.; Sehi l lalal , AIL N. Laoet, Sap.;
Soent i , Jav.; Soute, Aladoer. — Krnid. Gebr.: Is
als smeersel iu gebruik bij cen vcrmocid gevoel in dc
onderste ledematen. Iroeng soenti is in het Javaansch
een uitdrukking voor „stompneus”, en als jiraAvaii
(resp. dara, rara) soenti worden iu vele talen de aan-
komende maagden aaugeduid, die echter nog geen
menses gekregen hehben.
3554. Z. in fle x um Bl.* Lampoe j a ng goenoeng,
Soend. — Kruid.
3555. Z. m a rg in a tum Roxb.* Gor aka
banga, Tern.; G o r a k a oetan, AIaL Aleu.; L a m p o e-
j ang pahi t , Soend.; L c mp o cj ang pai t , Jav.; L ia
in taloen, Alf. ATin. T. L. — Kruid. Gebr.: Bij
krampen in de maagstreek wordt het gekauwde rhizoom
rondom den uavel gelegd.
3556. Z. o fficinale Rose.* Al i ja, Alal., Soemha-;
Djae, Baliu. Semh., Jav.; Djahe, Soend.; Djahi ,
Lamp. Pam.; Dj ahik, Lamp. Ab.; Djahj a, Balin.
Kr.; Djhaï , Aladoer.; Gisoro, AIL N. 0. Halm •
Goraka, AIL N. O. Halm., AIaL Alen., Tern.; IIa-
lija,_ Mal.; Ker i i t , Alf. Min. T. P.; Ladja, Saleijer;
Lahi ja,^ Lamp. B. Ag,; Pah., Nias; Lahja, Balin.;
Lai , Daj. Z. 0. Born.; Laia, Aroe; Lai ï , Gorom;
Zlnglber — Zoysla. 347 3557 - 3563.
Lai ja, Alakas.; Lal i , N. Guiu, 4 R.; Lea, Sika; Lia,
Alf. Alin. Bent., T. B., T. L., Tonsaw., Rotin., Sangi,
Wetar; Lolai , Babar; Lolol , Babar; AI chel i to,
Goront.; Aloj oem an, Alf. Min. Ponos.; Najcl , Tim.;
Pcge, Bat., Loeboe; P eme das, Koetei; Pese, Boeg.;
Pipakan, AIaL Bandj.; Poesoe, AIL AsiL, Z. Cer.;
Reja, Biman.; Ri ja, AIL Alin. Bant.; Sedep, AIL
Alin. T. S.; Sehi , AIL Amb., Har., Hila, Z. Cer.;
Sehi l , Alf. N. Laoet, Sap.; Sekoe, Alf. W. Cer.;
Serep, Alf. Alin. T. S.; Sipadas, Sum. W. K.; Sipa
d e h, Alinangk.; S i p o d e, Bat.; S i p o d e h, Alinangk.;
Siwi , AIL Boer.; Tj ipakan, Balin. Kr. Varieteiten
in Mal. : A1 i j a h a r a of h a 1 i j a h a r a (de roode soort).
In AIL Alin. T. P.: Ke r i ï t koelo; K. r aindang.
In Makas.: Lai j a romang of 1. taoe. In Alf. Alin.
Bent.: L ia mahamoe; L. mawoero. In Boeg.:
Pose ale of p. taoe. In AIL Alin. Bant.: Ri j a nia-
hendcng; R. mahida. In Alf. Alin. Ponos.; Alojoe-
inaii mopoeha; AI. mowoero. In Balin. Scmh.:
Djae pai t . In Socnd.: Dj ahe pai t . In Alf. Alin.
T. B.: L ia koelo; L. r angdang. In Alf. Min. T.
L.: L ia ])oeti ; L. mea. In Alf. Alin. Tousaw.: L ia
meha; L. moboedo. In. Alf. Min. T. S.: Sedep
poet i ; S. roendang. In Mal. Alcn.: Gor aka merah;
G. poet i l i . — Kruid, de gember. Ginger, e.,
gingembi’c, fr., Ingwer, d. Gebr.: Nagenoeg overal
gekweekt ; nei’gens in het wild voorkomendc. De wortelstok
heet iu menig deel van den Archipel dengenc
to bcschormcn, die dezen in eenig kleedingstuk bij
zieh draagt, tegen bctoovcring of nadeeligen invloed van
kwade geesten, wat mcn aan den geur toeschrijft; in
afkooksel wordt gomhorwortel inwendig gegeven tegen
buikpijn en iijiigeraspt als pap tegen hoofdpijn. In Boeroc
heet een stukje van dezen wortel het krachtigste middel
tot opwekking van genegcnheid ; mcn hcgraal't het op
plaatsen, waar de man of vrouw gewoon is te loopen
en, als de betrokkcne hierop trapt, gcvoelt hij of zij
zieh onweerstaanbaar aangetrokken tot den persoon, die
dit middel aanwendde. Voor het eiland Soemba wordt
aangetcekend, dat in de henedcnlanden geen gember
mag geplant worden, daar er anders overstrooming
zou volgen. In Zuid-Celebes begraaft men boven het
hoofd vau ecn afgcstorvene, even hoven den grond,
ecn stukje gemherwortel en laat dit drie dagen liggen
om het daarna op te eten ; dit geschiedt met de hedoe-
liug aldus dc hetrekking tusschen den doode en zijn
nagelaten verwanten te verhreken en derwijze de laatsten
te behoeden voor ontijdige verontrusting. „Gemherwortel”
is de oplossing van het Boegineesche raadsel :
„Tahoe masoelekac rilona”, d.i.: „Spijs, die zieh als
het ware in de aarde met de beenen kriiist”. In het
Balineesch zegt men van kromgegroeide heeuen : „Boeka
impangan djae”, d. i.: „Als de wortelstok van gember” .
3557. Z. Z e rum b e t Rose.* Bangal ai , Daj.
Z. 0. Born.; Bangel ei , Alf. Alin. T. L.; Ban g e r ei,
AIL Alin. Bant.; Banggoel aé (zie 2298), Biman.;
Bangl aj, Alf. Alin. L.; Beugle, Jav.; Boenglai ,
Alal.; Boenglc, Bat. Aland.; Bocr lc, Bat. Aland.;
Kekoeni r an, Alf. Aliu. T. L.; AI au gl ai, AIL Min.
Bent.; Alan goelai , Alf. Alin. Bcnt.; Aloeglc, Atjeh;
P a c - p a e, Alakas.; P a u d h i j a n g, Aladoer.; Pangl a j ,
Soend.; Wagclci , AIL Aliu. T. P.; Wangelei , Alf.
Alin. T. L.; Woengl i , Balin. — Kruid. Gebr.: De
ñjngckauwde wortelstok wordt tegen de deur, in de
vier hoeken cn tegen den zolder gespuwd om, als er
ecn zieke in huis is, de kwade geesten huiten te houden.
In de Alinahasa wordt de wortelstok als thee gezet
en dit aftreksel gedronken tegen lichaamszwakte cn
buikziekten.
3558. Z iz y p h u s c a lo p h y lla W a ll.* Nat.
fam. der Rhamnacca©. Akai* dj amboe kelawar,
AIaL; Aka r koekoe l aug het ina, AIaL;
Akar koekoe l ang r imba, Aial.; Akar oenak,
AIaL; Dawai -dawai , AIaL; Dedawai , AIaL; Koekoe
l ang bet ina, AIaL; Koekoe l ang r imba,
AIaL — Klimmende heester. Gebr.: Dc vruchten worden
gegeten.
8559. Z, J u ju b a Lam.* Bidara, Boeg., Alakas.,
MaL, Soend.; Bi da r a t j ina, Mal.; Bi daro
(zie 3539), Alinangk.; Boekol , Madoer.; Dara, Jav.;
Kahoeka, Tim.; Kisan, Tim.; Kok, Rotin.; Kom,
AIaL Tim.; Lawarang, Alakas.; Lawareng, Boeg.;
Loewar ang, Alakas.; Po h on kom, Alal. Tim.;
Rangga, Bimau.; Widara, Jav., Alah, Soend. —
Lage hoom, de „jujuhenhoom”. Jujubier, fr. Gebr.:
De vruchten worden gegeten. Op Aladoera legt men
de iijngckorvcn bladen met afschraapscl vau sandelhout
in het kleed, waarin men het lijk wikkclt.
3560. Z. O en o p lia Mill.* Aka r koekoe halam,
Alal.; Aka r koekoe lang (zic 2946), Aial.;
Aka r koekoe toc])ai, AIaL; Band il, Jav.; Koekoe
halam, AIaL; Koekoe l ang (zie 2946), AIaL;
Koekoe toepai , AIaL — Klimmende heester.
3561. Z. q u in q u e n e rv ia Miq. Akar toepai ,
AIaL; Areuj koekoe heul ang, Soend.; Koekoe
heul ang, Soend. — Klimmende heester. Gebr.; Alet
de hladen worden in enkele streken lijken gewasschen.
3562. Z. r u fu la Miq. Z. O en o p lia
Mill.*). A r c u j k 0 e k 0 e h e u 1 a n g g e d e §), Soend.;
Bi da r a leut ik, Soend.; Djha r ihoek, Aladoer.;
Koekoe heul ang gede«), Soend. — Klimmende
heester. Gebr.; De vruchtjes ziju eethaar.
«) Ook Z. Horsfieldii Aliq. (— Z. rugosa Lam.*).
3563. Z o y sia p u n g e n s W illd .* Nat. fam. der
G ram in e a e . Djoekoe t hedjo (?), Soend.; Doehoet
r i j a - r i j a , Bat.; Ri j a- r i j a, Bat. ■— Kruid.
Gebr.: Dit gras wordt iu dc Bataklanden als zegeteekeu
in het haar gedragen.