Bruguiera — Buettneria. 186 514 - 527.
Le 11 do er, Aladoer.; Lindoer , Baliu.; Lolaro, Alal.
Alen., Teru.; AI a k o e r o e n g, Alf. Alin. T.B., T.P., T.S.;
Al auggi -mauggi t j engke, Alal. Alol. (zie 511);
P a il cp a, Saugi; Pçueko, Enggano; Poko tongke,
Alakas.; Sala-sala, Boeg., Alakas.; Tiug, Alf. Aliu.
Bant., T. B., T. S.; Tinga, Baliu.; Tingi , Alf.N.O.
Halm.; Toke, Boeg.; Tongke, Alakas.; iMal. AIoL;
Tongke l aki - laki , AIaL AIoL; Wot , Alakian,
Gebr.: De uitwassen yan den wortel worden als
kurk gebezigd ; het hout is voor heipaleu cn staken
van vischfuiken zeer hruikbaar, en de schors, ook
van enkele andere soorten, dient om netten te tauen
en zwart te vcrven, soms na vooraf gekookt te zijn met
dc schil van Garcinia Alangostana. In Zuid-Celehes
worden de iijngesnedeu vruchten een dag in water
gcweekt tot verwijdering vau de looistof, en daarna
bij de rijst gekookt gegeten ; elders geschiedt dit wel
bij gehrek aau ander voedsel.
§) Bij lliD L EY is dit in Alalaka de Alal. naam voor
Bruguiera caryophyllaeoides BL*, welke soort eveneens
voor de Boeg. cn Alakas. namen wordt opgegeven ;
zie 511. Er moet aan herinnerd worden, dat vele dezer
namen voor allerlei soorten Rhizophora en Sonneratia
gelden (zie 2968 en 3189).
514. B, g ym n o rrh iz a Lam,* Soki, Alf.
Halm., Teru.; Tandj ang, Jav.; Toemoe, Alal.;
Tongke, Alf. Alin. T. L., T. P.; AVaät lopoe, Alf.
Z. Cer.; Wa t a lopoe, Alf.Z.Cer. — Gebr.: Van het
hout worden riemen eu pagaaien vervaardigd, overigens
gelijk aan dat vau de vorige; dient nog veel tot het
branden van houtskool, Bepaaldclijk deze wordt vaak
aangeduid als „mangrove” of „palétuvier des Indes” .
515. B. o x y p h y lla Miq.* Toemoe poet ih,
Aial.
516. B .p a rv iflo raW .e t A.* Langga de, Atjeh;
Laugga de i (zie 2970), Sum. W. K.; Lenggadai ,
Alal.; Lenggadi , Alal. — Gebr.: Het hont wordt voor
huisstijlen en daksparren gehezigd.
517. B ru in sm ia s ty ra c o id e s B .e tK . Nat.
fam. der S ty ra c a c e a e . Ki h oe r ang (zie 2650),
Soeud. (in Bantam). — Boom. Gehr. Het hout bij
huisbouw.
518. B ry o n o p sis la c in io s a jNTaud.*Nat.fam.
der C u c u rb ita c e a e . Areuj pa r i j a djengge,
Soeud.; T j a k a r ajam, Jav.; AValaäii in t j awok
(zie 1726), Alf. Alin. T. P. — Klimplant. Gebr.: De
bladen worden als pap tot rijpmaking van steenpuisten
aangewend.
519. B ry o p h y llum c a ly c in um Salisb.*
Nat. fam. der C ra s su la c e a e . Boent i r i s , Soend.;
Daoen ghamet , Aladoer. B.; Daoen pént jol ap,
Alai. W. Born.; Daoen sedj oek, Vulg. Alal.; Daoen
tebel , Alal. Alen.; Di n g i n - d i ng i n , Bat.; Dj hampe,
Aiadoer. P.; Djoekoe t kawasa, Soend.; Ki t i -
ki t i , Alakas.; Koenambel , Alf. Alin. Tonsaw.;
Pént j ol ap, Mal. AV. Born.; Rarat e, Alf. Alin. Ï . S.;
Sedingin, Alal.; Sidingin, Aliuangk.; Sisidj oek,
Atjeh; Thi thidj oe ék, Atjeh; Toemhoh daoen,
Alal.; Tomhoc daoen, Aladoer. S. — Heesterachtig
kruid, het „wonderhlad” of de „lifeplant” . Gebr.: De
fijngewreven hladen worden op wonden en zweren gelegd
cn soms in afkooksel hij koorts gedronken. In Alidden-
Sumatra worden op de ladang’s, voor men met het
pooten der padie hegint, in het midden van het veld op
een daartoe als günstig aangewezen dag Bryophyllum
calycinum Salish.*, Panicum Alyurus Lam. ( = P.
indicum L.*) en Costus spcciosus Sm.* geplant, in
de meening aldus de kwade geesten te verschalken,
die zouden denken dat men al begonnen is rijst tc
planten. Ook besprenkelt meu aldaar de voor de
kweekbedding bestemde padie met water, waarin vooraf
bladen van dit kruid gelegd zijn, als z.g. verkoelend
of onheilwereud middel. In de Bataklanden plant men
het op de daken als onheilwereud middel.
520. B. sp . Ö Boen tehel - tchcl , Baliu.;
Bo e n t i r i s ko neu g, Soeud.; Hapa l -hapa l , Bat.;
Kajoe oer ip, Baliu.; Kasoewang, Alf. Min. T.S.;
Kemhel (zie Bill), Alf. Alin. T. P.; Kemel (zie
8111), Alf. Alin. T. P.; K i t i - k i t i balanda, Alakas.;
Alaradede, Alakas.; P a t j i - p a t j i , Sas.; Sosor
behek, Jav.; Tawa r a tana, Alakas.; Tj a ka r
hebek, Vulg. Mal.; Tj a k a r i t ik, AIaL; Tj a k a r a
bebe, Alakas.; Tj a k a r a ki t i -ki t i , Alakas.; Tjo-
t j or hebek, Jav.; Tj o t j o r bhihhik, Aladoer.
B., P.; Tj o t j o r ctek, Aladoer. P. S. — Heesterachtig
kruid. Gebr.: De hladen worden gebezigd tot
het rijp maken vau gezwellen en als pap hij hoofdpijn,
vooral als catai>lasmen op het hoofd van kleine kinderen.
§) Wellicht een variëteit van de vorige, of Kalanchoe
sp.
521. B u c h a n a n ia a u r ic u la ta B l. ( =
C am p n o sp e rm a a u r ic u la ta Hook. f.*).
Nat. fam. der A n a c a rd ia c e a e . Ta r a nt aug,
Alal. z. O. Born.; Ta r i u t i n , Bat.; Të r ant ang,
Alai. Pal., Sum. AV. K.; T e r e n t a n g §), Alai. Variëteiten
(of verwante soorten?) in AlaL: Te r e n t a n g
hatoe; T. paja; T. t augan. — Gebr.: Wegens de
taaiheid en lichtheid is het hout veel in gebruik tot
vervaardiging van benoodigdheden in de dagelijksche
huishouding.
§) Ook Campnospenna Griflithii March.*
522. B. flo rid a S ch au er.* Getasan, Jav.;
I nga s manoek, Jav.; K al el a, Alf. Min. T. B.,
T. P.; Al ako e r anga (zie 1217 en 1234), xllf. Alin;
T. L.; Alakoerauga rendai , Alf. Aliu. T. L..
Ot ak hoedang, AIaL; Popohan, Jav.; Renn gas
manoek (zie 2220), Soend. — AVij hooge boom.
Gebr.: Het hout wordt als te weinig duurzaam slechts
zelden gehezigd. Fijngewreven zijn de jonge vruchten
nogal aromatisch riekend en olieachtig vau smaak.
523. B. m a c ro p h y lla B l. (— C am p n o sp
e rm a m a c ro p h y lla Bl.*). Aladang sangkoeïk,
Alinangk.; Alodaug sangkot an. Bat. —
Hooge boom.
524. B. se s s ilifo liaB l.* Paoeh pipi t , AIaL;
Ren gas halang. Lamp.; T ë r a n t a n g ajam, Alal.
PaL — Boom. Gebr.: Het hout hij huisbouw.
525. B. sp le n d e n s Miq.* T ë r a n t a n g boeroeng,
AIaL PaL; T e r e n t a n g boeroeng, AIaL —
Hooge boom.
525«. B u c h n e ra a rg u ta D e c a isn e ( ~ B.
ram o s is s im a R.Br,*). Nat. fam. der S c ro p
h u la r ia c e a e . Kama n dh i n lakek, Aladoer.—
Kruid.
526. B u d d le ia a s ia tic a Lour.* Nat. fam.
der L o g a n ia c e a e . Daoen poet ihan, 0. Jav.;
Emhong lompo, Bonth.; Goedejan§) , Jav.; Ki
hi r i s, Soend.; Ki monj enjon, Soend.; Koekoeroe
in taloen, Alf. Min. T. L.; Alalelema, Alf.AIin.
T. P.; Alonjenjeu, Soend.; Poe t i han, 0. Jav.;
Semhoeng l a na ng (zie 464), Jav. — Heester. Gebr.:
De takjes worden in het water gelegd, waarmede hij hij-
zondere gelegenheden de priesters der Tenggereezen de
omgeving tot in- en uitwendige reiniging hesprenkelen.
§) Zie voor dezen naam in 0. Jav. bij 2023.
527. B u e ttn e r ia a n g u la ta Hassk.* Nat.
fam. der SterCUliaceae. Areuj ki -kadal ,
Soend. — Klimplant.
Buettneria — Cajanus. 187 528 - 538.
528. B. M a in g ay i Mast.* Aka r batoe. Mal.,
Aka r ket joehoeug, AIaL; Aka r pe roe t gagak;
MaL; Pe r o e t gagak, AIaL — Klimplant. Gebr.:
Van dc rauken worden buikhanden gemaakt, die men
tegen lendeupijii draagt.
529. B u rm a n n ia c o e le s tis Don.* Nat. fam.
der B u rm a n n ia c e a e . Roempoe t si sik naga,
Mal.; Si sik naga§), Bat. AIaL — Kruid.
§) Zie voor dezen naam, verbonden met akar, ook
bij 1072.
530. B. s um a tr a n a Miq. B. d is tic h a
L.*). Si angi k mant j ik, Alinangk.; Si ani k mant
j ik, Miuangk. — Kruid.
531. B u te a fro n d o s a Roxb.* Nat. fam. der
L e g um in o s a e . Palasa, Madoer., Soend.; Plasa,
Balin., Jav.; Sekar djalak, Jav. Variëteiten in
Jav.: Pl a s a ah ang, met roode bloemen ; P. koening,
met gele bloemen. — Lage boom („dhak tree”). Gebr.:
Schors met purper sap, tot „kino” opdrogend. In Br.-
ludië wordt van eene schildluis, die op de takken
leeft, stoklak en schellak verkregen. Op Java is het
nuttig gehruik van dezen boom gering. De bladen
worden gehezigd om gekookte rijst of andere eetwaren,
die men tc koop heeft, op te leggen of in te wikkelen.
De bloemen beeten in het Javaansch kemhaDg djalak.
Alen gebruikt die tot het vangen van krekels, door
er een drujipeltje sap uit de knol van Dioscorea
hirsuta in te doen. De mandjes, waarin men het
rijstzaad naar de kweekbedding draagt, zijn vaak hedekt
met Butea-hladen, iu de hoop dat het plantsoen er
even groen en frisch möge uit zien als deze.
C.
532. C a e s a lp in ia B o n d u c e lla Fleming.*
Nat. fam. der L e g um in o s a e . Aka r kel i t j i ,
AIaL; Areuj ma t ahi j ang, Soend.; Aroek, Soembawa;
Bagore, Alakas.; Bal ekoro, Sas.; Boewa
goro, Boeg.; Dodot enge, Alf. N.O. Halm.; Gal i t j i ,
Alal. Alen.; Kadara, Biman.; K al e t ja, Aladoer.;
Kal i t i , Rotin.; Kal i t j i , Batav. AIaL, Mal. Amh.,
AIaL Tim.; Kaniker , AIaL Alen.; Kat e-kat e, Alf.
N.O. Halm., Tern.; Kemroenggi , Jav.; Ketket ,
Balin.; Langgem, Sas.; Alat ahi jaug, Socnd.; Raroendoe,
Alf. Alin. T. S.; Roeroendoe, Alf. Aliu.
T. B.; Sampini t , Alf. Alin.T.L.; Semp ini , Sangi;
Sompini , Alf. Alin. Bent., Tom.; Tampoenono,
Boeg.; Tcnglor , Aladoer.; Tingloer , 0. Jav.; Toewoeng,
Sika; Tompingi s , AU. Alin. T.P.; Tompini
s, Alf.AIin.T.P. Variëteiten in Balin.: K. got,
met hreede hladen en lange doornen; K. lengis, de
kleinere. — Klimmende heester. Gebr.: Alen maakt
er wel heiningen van. De jonge hladen bevatten eene
bittcrstof, en worden aangewend tegen koorts en
ingewandswormen ; ook hesmeert hiermede een moeder
haar tepels, als het kind moet gcspeend worden en
wrijft men er hij pijncu in den rüg dozen mêe iu.
De gestamptc zaden worden in koud aftreksel hij
duizcligheid tijdens zwangcrschap gedronken en als
afwerend middel tegen muskieten gebruikt. In de
Alolukken knikkert de jeugd met die zaden cn op Java
dienen ze bij proppenschieters. In H Engclsch beeten
die op knikkers gelijkende zaden „nickor (nicker) nuts” .
533. C. N u g a Ait.* Ka t e - ka t e ket j i l , Alal.
AIoL; Ka t e - ka t e oetan. Mal. AIoL; Ka t e -ka t e
pante, Alal. AIoL; Rambcga pante, Alal. Aleu.;
S amp i n i t r int ek, Alf. Alin T.L.; Tj amha djawa,
Alakas.; T j e m p a d j a w a, Boeg. — Klimmende heester.
Gebr.: Het saj) wel hij oogziekten in gehruik.
534. C .p u l c l i e r r im a S w .* B o e n g a djanggo,
Alakas.; Boenga kat j ang, AIaL Alen.; Boenga
me r a h, AIaL Tim.; Boenga merak, AIaL; Boenga
t j akal el e, AIaL Alen.; Boenga t j i na §), AIaL;
Boenga t r a n g doeni ja. Mal. AIoL; Kembang
abang, O. Jav.; Kembang me r a k a n §§), Jav.;
K e m r a k a n, Balin. ; Al a r k e g e 1, Madoer. S.; Mer a k,
Balin. Semb.; Alerak kegel , Madoer. B. P.; Alerak
egei , Madoer. B. P.; Al er ak-mcr akan, Jav.; Aler
a k ngegel , Aladoer. B. P.; Me r ak ngigel , Jav.;
P a r a k kegel , Madoer. S.; Pa t r a komba l a , Soend.;
P a t r a m é n g g a l a §§), Jav.; P ep i t p i t, Alf. Alin. T.S.;
Saja t j ina, Tern.; S ep ampo el i j o, Boeg.; Sepang
poel i jo, Boeg.; Tem er akan, Balin. — Heester,
„Barbados pride” (e.), „Fleur de paridis” (fr.). Gebr.:
Om de fraaie bloempluimen veel aangeplant.
§) Deze naam schijnt ook aan in tuinen gekweekte
Gardenia’s en Ixora’s te worden gegeven.
§§) Ook Cytisus Laburnum L. (zie 1009).
585. C. S ap p an L.* Ajoe loehi , Goront.
Ha t e sonj iha, Tern.; Ll ipang, Daj. Z.O. Born.
Kadjoe sct jai ig, Aladoer.; Kajoe laka, Alal. Pal.
Lolang, Alal. AIoL; Sapang, Alakas., Alinangk.
Sepang, Boeg., AlaL, Sas.; Sepe, Rotin.; Sët j ang
Aladocr.; Sët jang, Jav., Soend., Alal. Batav.; Sen
peno n g, Atjeh ; Siniha, Alf. N. 0. Halm.; Soepang
üf Soepa, Bimau.; Soga djawa, Jav.; Sonj iha,
Tern.; Sopaug, Bat.; Tjang, Balin.; Tj at j ang,
Alinangk. — Boomheester. Gebr.: "Wordt vooral in de
lagere streken vanAVest-Java veel tot omheining gehezigd.
Ilot kernhout („sappan wood”, e.) dient tot rood verven,
is'in den handel hekend als kajoe sampang ; dat van Bima
wordt voor het beste gehouden. In Ambon kleurt men er
sagoeweer mede. In Atjeh vermengt men het uitkooksel
met gomlak, ter voorkoming van het verschieten der
kleur bij het verven van weefsels en garens. Een aftreksel
vau het hout wordt (op Sumatra) als wasch-
middcl hij oogontsteking aanbevolen ; inwendig hij
blocddiarrhee. Fijne stukjes worden wel gehezigd om
gateu in de oorlellen te hören. Alet andere ingrediënten
als wierook gehrand. Het afgeven van kleuren, vooral
van rood, heet in het Javaansch: setjangan (Balin.:
tjangan) ; en om die kleur aan te geven zegt men in
die taal: „Kaja di setjang”,
d. i.: „Alsof het door
setjang geverfd is” .
536. VC/.. s e p ia ria R o x b . XA1.Xr cuj ma t a h i j a n g
goenoeng, Soend.; Ai at ahi j ang goenoeng,
Socnd.; [Set jang lemboet , Soend. — Klimmende
heester. Gebr.: Dient wel tot omheining.
537. C a e siilia a x illa r is Roxb.* Nat. fam.
der C om p o sitae . Kangkoeng kerhaoe, Aial. —
Kruid.
538. Ca jan u s in d ic u s Spreng.* Nat. fam. der
L eg um in o s a e , Bint a toeng, Alakas.; Kant je,
Boeg.; Ka t j an g bal i , Jav.; Ka t j an g goede, Jav.;
Ka t j an g hi r i s, Soend.; Ka t j an g iris, Vulg. AIaL;
iiù i
Ü!