Morinda — Muehlenbeckla. 284
vomì lieeft vau eeu in tic hand gemaakt balletje rijst,
en aau de eìnden der takken groeit. „Een ei” wordt gezegd
de opl. te zijn van het Soendasche raadsel : „Boewah
koedoe beiikah warna”, d. i,: „Een tjangkoedoe-vrucht,
als zij opengaat, is zij veelkleurig” ; want die vrucht
is eirond en uit het ci komen kippen van allerlei kleur.
2344. M. um b e lla ta L.* Areuj kakaut -
j iugau, Soeud.; Ka ka nt j inga n, Socnd.; Aiengkoedoe
ket j i l , Mal. — Klimplaut.
2345. M e rin g à p te ry g o s p e rm a Gaertn,*
Nat. fam.derMoringaceae. Adjoe maroengga,
Sawoe; xVdjoe wona, Sawoe; Ilaoefo, Tim.; Kaï-
fok, lìotiu.; Kawona, Soemha; Kelo, Alf. Halm.,
Mill., Tern.; Kelor, Baliu., Jav., Kang., Alai., Soend.;
Kelor loemoet , Baliu.; Keloro, Boeg., Alakas.;
Kerel , xVlf. Har., Z. Cer.; K e r eie, Alf. Z. Cer.;
Kerelo, Alf. N. Laoet, Sap.; Kero, Alf. Alin. Bant.;
Kerol , xVlf. Boer.; Kero re, Alf. Z. Cer.; Ki lor ,
Lamp.; Alaroengga, AIaL xVmh., Alai. Tim.; Ala-
roeuggai , Aliuangk.; Alarongghi , Aladoer.; Aloe-
rong, xVtjeh; Olio g adi ri , Sermata; Paro ugge,
Bimau.; Rowe, Saleijer; Sajor kelor . Alai. Alen.;
Tjelor , Balin.; AVoua, Sawoe, Soemha. Variëteiten
iu Balin.: K. moenggi of K. maoenggi of
Aloenggi of maoenggi of maroenggi . In Aladoer.:
AI. hoengo; AI. odang; AI. tarom. —
Boom, de behen-hoom of z.g. mosterdboom („horseradish
tree”) naar den reuk der wortels. Ben oleifere,
fr. Gehr.: De vruchten en hladcn worden als groente
toebereid gegeten; van de laatste op Bali alleen die eener
variëteit. De wortel, door inlandsche geueeskundigen
iu het Alaleisch reinoenggai (zie boven de verwante
namen voor den boom) geheeten, dient bij velerlei
ziekten, o. a. uitwendig tegen hoofd])ijn ; wonden of zieke
lichaamsdeelen wordeu ter genezing met een takje met
bladen geklopt. Uit de zaden verkrijgt men een olie,
op Java als lenga beheu wel tot vermenging met
reukwerk gebezigd. Alet den naam van gata keloro of
gom van Aloringa wordt in het Alakasaarsch het witte
vocht bedoeld, dat een vrouw eenigen tijd voor de hevalling
zou kwijt raken. In het Javaansch heeft men een
spreekwijze: „Legon lemar loepoet katiwar” of „Legon
kelor loepoet katiwar”, d. i.: „De uitsin'uitsels van kelor
worden niet verwaarloosd”, eu daar deze als geneesmiddel
dienen, doelt men hiermede op iemand die,
hoezeer tot armoede vervaUen, toch door zijn kennis
in aanzien blijft. In het Balineesch zegt men: „Aoet
kelor”, d.i.: „Het afstroopen van kelor”, met de he-
teekenis van: „Allen zijn er in hetrokken” ; om ze als
groente te gebruiken neemt men toch van dezen hoom
zoowel de jonge als de onde bladeu en zelfs de stengels.
2346. M o ru s in d ic a L.* Nat. fam. der U r tic
a c e a e . Basara, Alakas.; Behesaran§) , Alal.
Batav., Soend.; Besar , Balin.; Besara, Boeg.;Besa-
ran, Jav.; Ger to, Atjeh; Kaka wal anda, Alf.
Aliu. Bent.; Karataoc, Alakas.; Karatow, Aladoer.;
Ka r èmb a n g kajoe, Alf. Alin. T. L.; Karetaoe,
Boeg.; Kar taoe, Alal. Bengk.; Kere to, Gajo; Ker-
taoe, Alal.; Ketaoe, Alidd. Sum.; Ki taoe, Lamp.;
Ki toe, Lamp.; Krcto, Sas.; AI e r a n g im bal anda,
Alt. Alin. T. L.; AI o e r beug, Alal. Alen.; Po besara,
Boeg.; Poko basara, Alakas.; Ronto, Alf. Alin.
Bant.; Tangka l bebesarau, Soend. — Boom, de
Indische moerhei. Alulherry, e. Gebr.: AVordt als
levende heining vaak geplant. De bladen dienen tot
voeder van de zijdewormen, voor welk doel zij fijn-
gesneden en telkens vernieuwd worden, totdat de rups
in den staat van pop overgaat. Ook laat men ze na
ailoop eener hevalling met sirihbladen kau wen, tot
bevorderiug der afscheiding van onreinheden.
?) Ook Alalaisia tortuosa Blanco.*
2344 - 2355
2347. M. p a n ic u la ta R o x b . «) P ip tu -
ru s v e lu tin u s Wedd.*). Kosi lo, Alf. N. Laoet;
Kosi r, Alf. Har.; Sosilo, Alf. Sap.; Sosir, Alf.
Z. Cer.; To r e r an. Alf. AV. Cer.; Tosi l , Alf. Z. Cer.;
Tosi r , Alf. Z. Cer. — Boom.
j) Een andere soort, Alorns macroura Aliq.*, in
Alinangk. als andaleh, in Sum. AV. K. als andelas
bekend, wordt door B o e k l a g e tot de twijfelachtige
soorten gerekend.
2348. M o scb o sm a p o ly s ta c h y um Benth.*
Nat. fam. der L a b ia ta e . Baj em bal i , Vulg. Alah;
Sangket , Jav.; Soe r awoeng goenoeng, Soend.;
S 0 e r a w 0 e n g I e u w e u n g, Soend.; M'" a n g o u, Jav. —
Kruid. Aliisk basii, e. Gebr.: De hladen worden als
groente bij dc rijst gegeteu cn dienen op Java, onder
den naam van godong songket, ook als geneesmiddel.
2349. M u c u n a B a k e ri Koord.* Nat. fam. der
L eg um in o sa e . Lamboeow, Alf.AIin.T.P.; Lara-
boeow r int ek, Alf.AIin.T.P.; T a t am o el ak, Alf.
Alin. Tousaw. — Klimplaut.
2350. M. c a p ita ta Sweet.* Bengoek, Jav.,
Soend.; Bhengok, Aladoer.; Kala, Atjeh; Kala-
kal a miu jan, Sum. AV. K.; Kar a bengoek, Jav.;
Ka t j an g bengoek, Socnd.; Ka t j an g kowas,
Soend.; Kowas, Soend.; Nipe, Tim. A^ariëteiten in
Soend.: Kowas bodas of b. bodas of k. b. bodas;
K. hedjo of h. hedjo of k. b. hedjo; K. hi deung
of b. hi de ung of k. b. hideung. — Klimplant.
Gebr.: De peulen Avorden gegeten; de zaden zijn als
drogerij in gehruik en dienen als halssnoer hij hinderen
tot voorbehoedmiddel tegen ziekten. Van iemand,
die A'erdriet heeft en het hoofd laat haugen, zegt men
in het Soendaasch: „Ngembang koAvas”, d.i.; „Als de
kowas-hloem”, om reden deze er gedrukt uitziet.
2351. M. g ig a n te a D.O.* Areuj gongs eng
gede, Soend.; Gongseng gede, Soend.; Kara-
ka r a minj 'ak, Sum.W.K. — Klimplant.
2352. M. h ir s u ta W .e tA .* Kowas koedjang,
Soend.; Lepoi , Alf. Aliu. T. P.; Rawe
mat j an, Jav.; Tongaw Icavo, Alf. Alin. T. L. —
Klimplant. Gebr.: De peulen veroorzaken bij aanraking
jeuking en zAvelling, soms zweren, waartegeuAvrijvingniet
Capsicum-vruchten en Alpinia-steugels wordt aangewend.
2358. M. p ru r ie n s U.C.* Bi ja, Aladoer.;
Daoen gat el ajer, Alal. AIoL; Kal aka t ai , Bat.;
Ka r a - k a r a ale, Boeg.; Kar a - k a r a gatel , Alal.;
Ka r a - k a r a romang, Alakas.; Ka r a r awe j a h,
Soend.; Ka t j an g bahi , Alah; Ka t j an g mi j ang,
Alinangk.; Ka t j an g k a r a - k a r a gatel," Alal.; Koka
r a gatel , Alal. AIoL; Rar awej ah, Soend.; Rawe,
Jav., Aladoer.; S o ehh j a, Balin. — Klimplant. Cowitch,
C. , poil à gratter, fr. Gebr.: De haartjes der peulen
(„jeukpoeder”) veroorzaken prikkeling en jeuking. Op
Sumatra hangt men deze plant ergens in zijn tuin,
als men zijn plantsoen tegen dieven wil beveiligen ;
met de bedoeling het gewas aldus onder de hoede der
hooze geesten te stellen. Van menschen, die kwaad-
spreken en lästeren, zegt mcn in het Alinangkabaoesch :
„Bak katjang mijang di hoeki”, d.i. : „Als mijang-
hoontjes op een heuvel”, daarbij doelende op de fijne
haartjes die jeuking verwekken.
2354. M. r e t i c u l a ta Burck.* LamboeoAv
sela, Alf. Alin. T.P.; Pi nt oe r , Alf. Min.; Pi t o e r
(zie 1114), Alf. Alin. — Klimplant. Gebr.: De zaden
zouden hevige diarrhée veroorzaken.
2355. M u e h le n b e c k ia p la ty c la d o s
Meissn.* Nat. fam. der P o ly g o n a c e a e . Kama,
Alf. Alin. T. L. — Halfheester. Gebr.: Alleen gekweekt
in de hoogvlakte van Tondano. De bladen dienen als
geneesmiddel.
Munronia — Musa. 285 2356 - 2361.
2356. M u n ro n ia ja v a n ic a Benn.* Nat. fam.
der M e lia c e a e . Godong lemah, Jav. — Heester.
2357. M u rra y a e x o tic a L.* Nat. fam. der
R u ta c e a e . Kemoeni ng; Pa t j ar §), Jav., Alal. —
Kleine hoom. Satin wood, e. Gebr.: In tuinen veel als
sierplant gekweekt (zie 2358).
§) Naam twijfelachtig, ook voor Impatiens radicans
Z. etM.*
2358. M .e x o tic a L.* var. sum a tra n a Hook.
Ai kasabar , Soemha; E s e h i, "Wetar; Panasa, Aroe ;
Gar ing, Alf.AIin.; Kadjeni , Balin.; K ai gar ing,
Alf. Alin.T.B.; Kajoe char ing, Alf. Alin. Tonsaw.;
Kajoe gading,Alal.Alen.; Kajoe garing,Alf.Aiin.;
Kajoe war ing, Alf. Alin. T. L.; Kamoeni , Bimau.,
Tern.; Kamoeni ëng, Minangk.; Kamoeuing, Daj.
Z. O. Born., Makas., Socnd.; Kamoueng, Aladoer.;
Kemoening, Balin., Jav., AIaL; Kemoning, Balin.;
Koemoening, Jav.; Palopo, Boeg.; Tajoeman§) ,
Jav.; M^'aring, Alf. Alin. T. L. — Kleine hoom. Gebr.:
Op Java is het gele hout zeer gezocht voor fijn snijwerk,
vooral wapengevesten en wandelstokken. De fraaie witte
bloemen dragen dc vrouwen gaarne iu het haar en om
deze wordt de heester veel nabij de woningen geplant.
§) Ook Cassia laevigata Willd.* (zie 685) en nog
eenige andere planten.
2859. M u sa a c um in a ta Colla.* Nat. fam.
der S c itam in e a e . Awai , Daj. Z.O. Boru.; B e t j i t j i,
Jav.; Gae ’ndroeöe, Nias; Gahe ’ndr oeo e, Nias;
Gajaoe, Lamp.; Gedang bét j i t j i , Jav.; Gedang
sepet , Jav.; Gedang t j i t j i , Jav.; Keueus, Soend.;
Koela roeal , Alf. Asil., Hila; Koel ai roeal , Alf.
Sap.; Koera roeal , Alf. Har.; Kole, Soeud.; Oent i
dare, Alakas.; Oet i dare, Boeg.; P i s an g jaki .
Alai. Alen.; Pi s a ng oetan, Alai. Alen.; P oe n t i im
bolai , Alf. Alin. T. P.; Poent i ne angko, Alf.
Alin. T. S.; P oe n t i ne wale, Alf. Alin. T. B.;
Saoet ne wolai , Alf. Aiin. T. L.; Tj aoe keuëus,
Soend.; Tj aoe kole, Soend.; Tj i t j i , Jav. — Boom-
achtig kruid, soort vau pisang of bauaan (deze en vlg.).
Gebr.: De vruchten zijn oneethaar. De zaden worden
wel aaneengeregen tot halssnoeren.
2360. M. m a la c c e n s is Ridi.* Pi s ang karok,
AIaL — Gehr.: De vruchten zijn oneethaar; wellicht
door teelt te veredelen.
2361. M. s a p ie n tum L .* Awal , Gajo; Bago,
Alentawei; Bi joe, Balin.; Boesa, Alf. Alin. Bant.,
Sangi; Bole, xVlf. N. O. Halm.; Poeat , Alf. Boer.;
h oe a t poen, Alf. Boer.; Poedi , AVatoehela; Gaë,
Nias; Gahe, NiaS; Galoeh, Bat.; Gaol , Bai; Gedang,
Jav.; Ghedhang, Aladoer.; Plari jas, Daj.
Ng.; Hi toe, Goront.; Hoedi , Gorom.; Hoeki , Alf.
Z. Cer.; Hoeni , Rotin.; Hoer ia, Alf. Cer.; Idjo,
Enggauo; Kalo, Biman., Sas.; Kaol , Simaloer;
Kedhang, Madoer. B., S.; Kelo, Soemha; Kelo e,
Soemha; Koela, Alf. Asil., Hila; Koelai , Alf. Sap.;
Koera, Alf. Har.; Koi, Tern.; L ambi , Goront.;
Loeboe to, Goront.; Loka, Alf. Tom., Boeg., Boeton,,
Alakian, Saleijer; ’Alhef, N. Guin. Noemf.; Aloeiï,
Vietar; AI oek, Aroe; Atoeko, Solor; Aloekoe,
Endeh, Lio ; AI o e ö e, Kei, Kisar, Sawoe, Sika ; AI o e-
toe, Alanggarai; Nembo, N. Guin. Sekar; Oedi ,
Leti; Oeki , Alf. Z. Cer., Tim.; Oent i , Makas.;
Oeöet , Bahar; Oeri , Alf. Cer.; Oet amne, Bahar;
Oet i , Boeg.; Oet j i , Alf. W. Cer.; Pesang, Kaug.;
Pet i , Daj, Z. O. Born.; P i n g i kelo e, Soemba;
Pi sang, Jav. Kr., AIaL, Alinangk.; Pi thang, Atjeh;
Poent i , Alf. Alin,, Tom., Lamp., B. Ag., Pah., Alai.,
Tid. Born.; Poent ik, AIaL, Sas.; Poer ia, Alf. Cer.;
Poet i , Lamp. Ah.; Rahi jas, Daj. Z. O. Born.;
Sagin, Alf. Tom.; Saoet , Alf. Aiin. T. L.; See,
Âlf. Alili. Tonsaw.; Tagin, BoL Along.; Tala, N.Guin.
4 R.; Telcwal , Alf. N. Laoet; Tema, Alf. Z. Cer.;
Tjaoe, Soend.; W it gedang, Jav.; W it pi sang,
Jav. Kr.; Woesa, Sangi; "Woesak, Alf. Min. Bent.;
AV 0 c s e k, Alf. Alin. Bent. Het aantal variëteiten is zeer
groot. — Gehr.: De pisang of hanaan s.s., soms wel als
„Adams vijgeuhoom” hetiteld. In Suriname : hakove. De
vruchten hebben een veelsoortig gehruik; in de eerste
plaats dienen sommige veel tot voedsel, dan andere
tot ofi’eraude, weer andere voor geneesmiddel of tot
het hereiden van versnaperingen eu soms tot iudustrieele
doeleinden. Op de eilanden van de Banda-zee en ook in
Atjeh bezigt men de jonge bladen voor het maken van
sigaretten, elders voor mondtrompetjes als kinderspeel-
goed ; op vele ¡fiaatsen vervangt het blad schalen vooi*
spijzen en moeten zieken er wel op rusten. Vooral iu de
Alinahasa worden de jonge bloemen en het binnenste van
den schijnstam als groente gekookt gegeten. Ilet sap uit
den stam dient tot zuivering van het hoofdhaar en
de huitenhast voor vlechtwerk of als bindmateriaal;
terwijl men met het sap uit de hloem nieuw potwerk
inwrijft om het uitzweeten tegen te gaan. Zoolang
de Alusa geen hloesem heeft, zijn de hladen vrij gaa"f
en weinig ingescheurd; van daar wordt het lemmet
van zwaarden in oude verbalen wel met deze vergeleken.
In het Soendaasch heeft men een spreekwijze :
„Tjaoe asak toeroen djantoeng, kalapa kolot doewegan”,
d. i.: „(Bij) rijpe pisang huigt de hloem zieh naar
heneden, (van) oude klapper is het vleezige gedeelte
zacht”; daar de hloemtros van Alusa zieh reeds dadelijk
omlaag buigt en het vleesch van een rijpe kokosnoot
al hard is, zoo wil men hiermede zeggen : beide
is onwaar. In het Alaleisch van Bengkoelen wordt
gehuichelde vriendschap uitgedrukt door: „Aloelot
di soewap dongan pisang, hoentot di kait dongan
oenak”, d. i.: „In den moud wordt pisang gestopt,
aan de stuit -worden doornen gehangen” §). De Alakasaar
zegt: „Kama oenti tabangana memang tomi”,
d.i.: „Het is al lang tijd hem evenals een hanaan om
te houwen”; doelende op ouden van dagen, wier tijd
het wordt dat ze sterven, daar men na de vruchtgeving
Alusa-boomen ook omkapt. Vi^ijl een hanaan, waaraan
een hloem (Boeg. oeso) zit, geen jonge hladen meer
krijgt, zoo zegt de Boeginees van een vrouw, wier
menses en daarmede het kinderen krijgen zijn op-
gehoiiden: „Oeso ni makoenräije” . Alooie vingers, die
gelijkmatig en spits nitloopen, noemt de Boeginees:
„Djari mapongoeti”, d. i.: „Vingers, die overeenkomst
hehben met een pisaug-stam”. In Zuid-Celehes wordt
beweerd, dat de uitbottende bladen van de banaan beurte-
lings van het mannehjk en vrouwelijk geslacht zijn
(onder de eerste verstaat men de aanvankelijk puntige,
onder de laatste de dadelijk platte hladen); als gevolg
daarvan noemt men, in het Makasaarsch het oin
beurten ter wereld brengen van een jongen en een
meisje: „Mana alapisi leko oenti”, d. i.: „Baren als
opvolgende pisang-bladen”. Iets dat erg koud is, b.v.
iemands huid op het aanvoelen, vergelijkt de Makasaar
met den hast dezer plant; terwijl de Alinaugkahaoer
er van zegt: „Dingin hak hatang pisang”, d. i.: „Koud
als cen pisang-stani” . Ook zegt de laatste van iemand,
die een huitenkansje heeft: „Boelieh pisang hakoehak”,
d. i.: „Hij krijgt geschilde ]>isaug”, en aan iemand
die overladen is met goud en zilver: „Bak pisang
masak saparak”, d. i.: „Als een tuin voi rijpe pisang”.
Herhaaldelijk wordt een zachte gele huid van vrouwen
met de schil van sommige pisaugs vergeleken. Iemand,
die aan een ongunstig uiterlijk een siecht karakter paart,
wordt in het Javaansch aangeduid met: „Anggadebog
hosok”, d.i.: „Als een rotte pisang-stam” ; en iets dat
buitengewoon vreemd is met: „Gedang apoepoes tjinde”,
d. i.: „Een pisang-hoom, waaruit tjinde (een gehloemdc
zijden stof) uitbot” ; terwijl een onhetrouwbare bediende