Saccharum — Salix. 320
wortelvezels als geneesmiddel tegen blocdigen buikloop.
In het Soendaasch zegt men van iemand, dien men
wat vraagt, maar die zieh van deu doove houdt eu zonder
te antwoorden doorloopt: „Ngembang tiwoe”, d. i.; „Als
de blocmpluim van suikerriet”, want deze is zoo hoog, dat
er geen bijkomeu aan is. Dezelfde hloem wordt iu die
taal overdrachtelijk wel „badaoes” geheeten, zijnde hot
grondwoord van „ngabadaoes”, een verhaalvorm met
de beteekenis van „zieh niet aan het roepeu of de
vraag vau eeu ander stören” . Loden van cenzelfde
familie duidt men in het Javaansch aan met: „Tchoc
saocjoen”, d. i.; „Een stoel suikerriet”; en van iemand,
die een siechte zaak afwijst om er een nog slechtere
voor J u de plaats te krijgen, heet het: „Alilih-milih
tehoe”, d. i.: „Hij zoekt suikerriet uit”, waarvan hij
niet kan weten of het soms van binnen voos is. Ook
is aan het suikerriet de Javaansche spreekwijze ontleend :
„Poetjoek-ane maneh jen anaha rasane, hongkotaue
scpa habe”, d. i.; „Hoe zou de top zoet kunuen zijn,
als het onderste gedeelte smakeloos is”, met de bedoeling
van uit te drukken, dat de zoon onmogelijk iets kan
zijn als de vader niets is. De Balinees heeft een spreekwijze
: „Boeka anake medahar tehoe”, d.i.: Als een
kind dat suikerriet kauwt”, zooveel beteekeuende
3 0 1 2 - 3 0 2 1 .
als „veel werk en ^ ii - - w-,e---i--n^ iOg nut' y Vo*f. toegepast op
iemand, die hard moet werken voor den kost en toch
uauwelijks genoeg heeft om van te leven, evenals er
bij het kauwen van suikerriet veel meer Aveggespuwd
dan gcnotcn wordt. Hieraan denkt nog de Alaleier, als hij
zegt Saperti teboe, ajernja di makan, ampasnja di hoe-
wang”, d. i.: „Als suikerriet, het water wordt ge-
dronkeu, de vezels werpt mcn weg”, slaande op iets,
waarvan men het goede behondt eu het onnutte weg-
wcrpt. Voor alles volgens vaste regels doen, zegt de
Batak : „Alarocwas-roewas songon tohoe, marsihat-sihat
songon pisang”, d. i.: „Geleed als suikerriet, in rijen
als bananen” ; en met de beteekenis van: „Dc tering
naar de nering zetten” : „Partohoe ni si Alandjoeng-
Alandjoeng”, d.i.; „Suikerriet planten als AI.-AI.”,
de laatste een fictief persoon, die het riet dat hij
plantte opat vooTdat het rijp was. In het Alinaugkabaoesch
heeft men een spreekwijze; „Taboe saroeweh
di oelek poelo”, d. i.; „Aan eene geleding suikerriet
knaagde de worm nog”, om te kennen te geven dat
men slechts één kind bezit dat altijd ziek is, of dat men
veel zorg heeft over een geringe bezilting ; en een andere :
„Alaharak tahoe di malieng”, d.i.: „Eeu gestolen stuk
riet overal rondhrengen”, doelende op het te koop
loopen met eigen gebreken ; terwijl: „Saloebang hak
taboe” of: „In één kuil als suikerriet” in die taal
gebezigd wordt voor: „Lieden van denzelfden stand”.
Suikerriet is de oplossing van vele raadsels; zoo in
het Alaleisch van: „Bertakoek hertakah berkoeliling,
masoek hasah keloewar keriug”, d. i.: „Het is ingekeept
en rondom week geklopt, het gaat er nat in en komt
er droog uit”; in het Alaleisch van Bengkoelen van :
„Kajoe seroempon manis boekoe”, d.i.: „Ecn stoel
(van planten) met zoete geledingen”; in het Alinaugkabaoesch
van; „Alasoeek hasah kaloea kariëng”, d.i.:
„Het is^ eerst nat en later droog (na uitgekauwd te
zijn)’ ; in het Bataksch van : „Dakana hoeloengna
hajoena porhoewena”, d.i.: „Zijne takken zijn zijne
hladen, zijn hout is zijne vrucht” ; in het Sangireesch
van: „Hakondau gagoerang makadalocngkang”, d. i.:
„Takkehossen van ouders, die aan het huilen hrengen”,
doelende _ op het jengelen van kinderen als zij een
stukje suikerriet willen hebben.
3013. S. sp o n ta n e um L.* Araso, Boeg.;
D ip es, Alf. Alin. Tonsaw.; Eu r i h gede, Soend.;
Galagah, Alinangk.; Galoga,Bat . ; Gelagah, Alal.;
Ghalaghas, Aiadoer.; Glagah, Balin., Jav.; Hepoe,
Goront.; Kakano, Alf. N. O. Halm.; Kakanoko,
Alf. N. W. Halm.; Kalagah, Alinangk.; Kano-
kano, Alal. Alcn., Tern.; Kaso, Soend.; Kenoe,
Biman.; Ki fo-ki fo, Enggano; Kipo-kipo, Enggano;
Salab, Alf. Alin. T. P.; Sarab, Alf. Alin,
T. P.; Saraw, Alf. Alin. T. L., T. P.; Taboe
sala, Aiakas.; T a te h o e, Alal. Tim.; Tehoe padang,
Boeg.; Tehi joe, Lamp.; Teboe- teboe, Alal. Amb.;
Tiboe, Goront.; Tiwoho, Alf. Aiin. T. B.; Tiwoö,
Alf. Afin. T. S.; Tl engat , Sas.; T o ï kano, Alf!
N. O. Halm.; Tolong, Bat. Variëteiten in Jav.:
Ge l angga ng of gl anggang; Glonggong. In
Aiadoer: Tebhoe sala of Bhoe- t ebhoewan. In
Soend.: Boeloekboek. In Bat.: Beski . z.g.
Wild suikerriet. Thatch grass, e., Canne à sucre sauvage,
fr. Gebr.: De jouge bladen worden gaarne gegeten door
het vee en soms als groente genuttigd ; de stengels wel aan
touwen bevestigd, dio men in zee werpt om visschen
op te drijven. Tu vroeger tijden was het in de Batak-
lauden gchruikelijk bij een oorlogsverklaring eenige
stukken toloug te voegen, die dan het getal der oorlog-
voerenden aanduidden. Om dezelfde reden als hij Sacch.
off. is opgegeven, spreekt men in het Soendaasch van
iemand die oostindisch doof isals: „Ngemhang kaso”,
d. i.: „Als de hloem van kaso” . Van een onrustig
persoon, die geen zit heeft, zegt de Batak: „Songon
galoga ^ na di topi aëk mompas toe djae monipas toe
djoeloe”, d.i.: „Als een galoga aan den waterkaut,
die heen en weer geslingerd wordt” ; en van iemand,
die hihhcrt van koorts of vrees : „Hoemotar songon galoga
na ni tompoe ni aëk”, d. i.: „Hij heeft als galoga in stroomend
water”, d. i. als riet dat gcdurig wordt opgewipt.
8013. S a c c o la b ium B lum e i L in d i. (=
RH y n c lio sty lis r e tu s a Bl.=^). Nat. fam. der
O rc h id a c e a e . Anggr ek l i l in, Soend. — Gebr.:
Sierlijke boom-orchidee.
3014. S a c c o p e ta lum H o rs fie ld ii Benn.*
Nat. fam. der A n o n a c e a e . Dj anglot , Jav.;
Kal ak gedang, O. Jav.; Kal ak kemhaug, Jav.
~ Boomheester. Gebr.: Het hout is hekend wegens
zijn groote elasticiteit; de Maden ziju wel in de
inlandsche geneeskunde in gehruik.
3015. S a g e re tia p a rv iflo ra Don. (— s .
o p p o s itifo lia Brongn.*). Nat. fam. d e rR h am -
n a c e a e . Dj amboe areuj , Soend. — Heester.
3016. S a g itta ria h iru n d in a c e a Bl, S.
s a g ittifq lia L.*). Nat. fam. der A lism a c e a e .
Bi j a-bi j a, Alal.; Bi jo-hi jo, Alinaugk.; Et j e n g
gendj er , Soend. — Waterplant, „pijlkruid” . Gebr.:
AVordt als zeer schadelijk onkruid op de sawah’s aange-
troffeu;de hlaadjeszijn als bloedstelpend middel in gebruik.
3017. S a la c ia c e le b ic a Bl.* Nat. fam. der
C e la s tra c e a e . Darami , Alf. Aliu. Ponos.; Dor a mi
§), Alf. Alin. Pouos. — Klimmende heester.
§) Ook Ormocarpum sennoides D.C.* (zie 3505).
3018. S .g ra n d iflo ra K u rz .*Ampedal ajam,
Alah: Alempedal ajam, AIaL — Boomheester. Gebr.:
Het hout wordt gebezigd voor paalwerk van huizen,
daar het niet van de witte mieren heeft te lijden.
3019. S. m a c ro p h y lla Bl.* Areuj ki gangga
r angan, Soend.; Areuj ma t a peut j ang, Soend.;
K a t j ip o t, Jav.; K e t j ip o e t, Jav.; AI a t a pent j ang,
Soend. — Klimmende heester. Gebr.: De vruchten
worden wel gegeten.
3020. S a lix te tr a s p e rm a Roxb.* var. H o rs-
fie ld ia n a And. Nat. fam. der S a lic a c e a e . Ka-
p e h - k a p e h, Aliuangk. — Boomheester, eene soort wilg.
3021. S. te tr a s p e rm a Roxb.* var .sum a tr
a n a A n d e rs. Daloe-daloe, Bat., Alal.; Dedaloe,
AIaL — Boomheester.
Salix — Sarcocephalus. 321 3 0 2 2 - 30 3 9 .
3022. s . te tr a s p e rm a Roxb.* var. Z o llin -
g e ria n a . An j ang- anj ang, Mal. Batav.; A n j ang,
Jav., Madoer.; Kadjoe anj ang, Madoer.; Kajoe a L
. lang Jav. Madoor. — Boom. Gebr.: De wortels en
oolc de bladen dienen tot geneesiniddel; de laatste
meer byzonder tegen pijnlijke waterloozing, de eerste
in aftreksel tegen kooris.
3023 S a lv ia c o c c in e a Ju ss.* Nat. fam. der
L a b ia ta e . Djoekoe t totongoan, Soend.; Toto
ngoan (zie 2588), Soend. ~ Houtig kruid, de
scharlakenroode salie. Gebr.: Als sierplant gekweekt.
3024. S a lv in ia e le g an s H a ssk . Nat. fam. der
S a lv in ia c e a e . Loekoe t tjaj«), Soeud. — Water-
plant, verwant aan vlotvaren.
§) Ook Azolla decomposita Zoll, en Lemna, zie 2014.
3025. S am a d e ra in d ic a Gaertn .* Nat. fam.
dei S im a ru b a c e a e . B o e w a h a t i - a t i, Alal. Amh •
G at ep p a h i t® Alal. Batav., Soend.; Sahangi , Alf
Alni. Ponos. — Boomheester. Gebr.: De bittere zaden
en bast dienen als geneesmiddel.
§) Ook S. brevipetala Scheff.*
3026. S am b u c u s ja v a n ic a Reinw.* Nat
fam. der C a p rifo lia c e a e . Abeba, Bonth.; Boe!
boekoean §), Soend.; Ki tambleg, Soend;; Tata-
Idii- m f Ì — Heester, de Javaansche
vhei. (Aldus wordt ook wel ten onrechte Eupatorium
aangeduid) De namen voor het geslacht Samhuciis
(vher)zijn: Eider, e,. Sureau, fr., Holunder, d.
§) Ook Justicia Adhatoda L. ( = Adhatoda Vasica
Nees.*).
3 0 ^ . S a n d o ric um in d ic um Cav.* Nat. fam.
der M e lia c e a e Bak setoel , Atjeh; Hasapi ,
dTh v ' Santoel . Mal.
Batav.; Satoeloe Makas.; Sen toel , Balin., Jav.,
Mal., Soey,; Sen toi, Madoer.; Setoel , Atjeh; Se-
l l T T Wasoeöe, Alf.
¡I ;• b T dient
l n planken en grof liuisraad ; de
VIlichten worden gegeten; de schors is in de inlandsche
geneeskunde in gehruik.
§) Volgens Riduey is ketjapi de Mal. naam van
Sandoricum radiatum King* en heet Sandoricum dasy-
neiiron Bail . m die taal ketjapi hoetan. (Zie ook cle
m l namen bij 2831).
3028. S a n ic u la m o n ta n a R e inw . ( '= S
e n ro p a e a L .* ) Nat. fam. der U m b e llife ra e !
Doe l ang soutak§), Soend.; Soempel woewoe,
U. Jav. ;Soei idoek weloet . Jav. ; Toomha ran idjo,
«(“■'’rTT Sanicle, e., Heilknecke', d.
$) üok Hydrocotyle rotundifolia Roxb.* (zie 1856).
3029, S a n ta lum a lb um L .* Nat. fam. der
A i l ^ saroen, Alf. Amh., Har.;
A ll saleen, Alf. N. Laoet, Sap.; A il saroen, Alf.
N. Laoet, Sap ; A t a, Endeh ; D a r o e - d a r o e «), Mal ;
D e r d a ro e. Mal.; D e w a n d a r o e, Balin., Mal; Haoe
meni lim.; Aadjoe ata, Endeh; Kameni r , Wetar :
D .• " / 1 ° Sindana, Tid. Born.; T i n d a n a!
Dap Kat.; Tj andana, Balin., Boeg., Jav., Lamp..
Makas., Soend.; Tj andani , Jav. Kr. D.; Tj andano!
Minangk.; Tj andh a na, Madoer.; Tj end ana. Mal.-
T j e n r a n a haoe, Boeg.; Tj indana , Lamp.; Tj im
rana, Makas. Variëteiten (?) in Mal: Tj endana-
dj anggi (met rood hont); Tj. koeni ng (met geel
hont). In Jav.: T j . djei iggi of tj. djenggl i . _
Boom, het sandelhout. Sandalwood, e., Santal hlanc,
ü . Gebr.: Bekend als reukhout. Dit hout is ook voor
wapengevesten en krisscheeden gezocht. De grootste
handel in het hont wordt gedreven met China, alwaar
het gehruik zieh schijnt te bopalen tot offerstokjes voor
het branden van wierook in de tempels. Om liet te
verkrijgen worden de hoomen dicht bij den wortel
p k ap t en daarna van de buitenste witacMige geurlooze
houtdeelen (spint) ontdaan ; de lichter gekleurde soorten
zijn van jougere boomen afkomstig. Op Soemha mag
de boom met geveld worden, daar dit onheil zou
eweeghrengen. In het Maleisch noemt men ajer tjendana
het met fijngewreven sandelhout vermengde water dat
na een hegrafenis op het graf gegoten wordt; en is
tjendana kering of „droog sandellionf' een scheldwoord
waarmede iemand wordt aangeduid, die voor niets deugt!
In het Balineesch duidt men met kelaoe tjandana hruin-
wit gevlekte kippen aan. Hier en daar strooit men
chraapsel van he hont op de oogleden van een ovei-
Icdene. De uit sandelhoutverkregen vluchtige olie is ook
m Europa belangrijk als geneesmiddel en parfum,
^) Eene Sapotacea (?).
3030. S a n tiria fa s c ic u la ta 'B e n n .* (zie 3376).
Nat. fam der B u r s e r a c e a e . K e d o n d o n g b o e-
la n poet i l i Mal. — Boom. Gebr.: Het hout wordt
gebruikt by den huisbouw, doch is niet duurzaam.
3031 S a p in d u s R a r a k D.C. (= D itte la sm a
R a r a k H ook. f.*). Nat. fam. der S a p in d a c e a e .
Bboei igkana lerek, Madoer.; Boewah saboen,
Vulg Mal; Derog, Lamp.; Kelerek, O. Jav.; Le-
r a k §) Jav., Mal.; Lerek, Madoer.; Pohon saboen.
Mal. Amh ; Rerak, Mal.; Rerek, Balin., Socnd.;
I ampa r boera. Bat.; Tandi ki je, Minangk,; Ta pa r
boera, Bat. — Boom, de zeepnootboom. Gebr - De
vruchten (zeepnoten) worden bij het wasschen als zeep
phruikt, daar zieh in ’t vruchtvleesch een stof (saponiue)
bevindt, die sterk schuimende in water oplost. De bast
dient tot zuivering van het hoofdhaar.
§) Ook Phrynium Griffithii Bak.* en P parvi-
florum Roxb.* ^
30^. S a p ium b a c c a tum Roxb.* Nat. fam.
der E u p h o rb ia c e a e . Loedahi pel andoek,
Alal. — Boomheester. Gebr.: De hladen worden ^ehe-
zigd om dwergherten in een valstrik te lokken.
3033^ S. in d ic um W illd .* Goerah, Alal. —
Boom Gebr.: De vruchten worden gebruikt om visschen
te bedwelmen en zijn als toeba goerah hekend. Hout
wit, sponzig.
3034. S. s e b ife rum Roxb.* Ka r eumbi sabrang,
Soend. - Boom. Gebr.: Uit China ingevoerd
en hier en daar gekweekt.
3035. S. sp . D aw01 ang, Soend.; Rawan, Jav .—
Boom. Gebr.: Van het hout maakt men gambang’s.
1 Sapi’o sm a a rb o re um Bl.* Nat. fam.
der R u b ia c e a e . Alemboeloh paja, iMaJ.jAIer-
boeloh paj a (zie 1999), Alai. — Heester.
3037. S a ra c a in d ic a L.* Nat. fam. derLeffu-
m in o s a e . Boenga dedese, Aiakas.; Kembang
dedes, Soend.; Soka, Jav.; Soka dedes ®Ja'v.—
geTweekt^^* geurige oranje hloemen veel
ß Ook Saraca declinata Aliq.*; volgens sommigen
echter ziet de hijvoeging dedes op een soort met niet-
welriekende hloemen; enkele namen zijn ontleend aan
Ixora of Pavetta sp.
3038. S a rc a n th u s s e c u n d u s Griff.* Nat.
tarn, der O rc h id a c e a e . Sakat oelar, Alal.
8039. S a rc o c e p h a lu s c o rd a tu s Miq.* Nat.
fam. der R u b ia c e a e . Dj abon (zie 2414), Balin,
0. Jav., Soend.; Gempol , Jav., Alal. Batav.; Tiang-
koedoe lalaki , Soend. — Boom. Gebr.: Het hout
wordt henut voor lansstelen en handvatten van rijst-
mesjes; de vruchten zijn een inlandsch gcneesmitldel.
21
Í üf